Openbaar Ministerie door Raad van State in gelijkgesteld voor niet d..


19 november 2015

Het Openbaar Ministerie is tevreden met de uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over het niet doorzenden van een WOB-verzoek. Het gaat om een principiele zaak, die het OM veel geld had kunnen kosten en daarnaast veel werk bespaart.

Een bedrijf gespecialiseerd in WOB verzoeken heeft sinds 2012 meer dan 100 WOB-verzoeken ingediend. In die WOB-verzoeken werd gevraagd om alle documenten die te maken hadden met verkeersboetes. Het ging daarbij niet alleen om documenten die het OM in bezit had, maar ook om documenten van de
politie, zoals de foto's van de overtreding of de beedigingsakte van de verbalisant.

Doorzendplicht
Normaliter is de overheid verplicht om het WOB-verzoek waarin informatie is opgevraagd die het niet zelf in het bezit heeft, door te zenden naar het overheidsorgaan dat deze informatie wel heeft. Deze doorzendplicht is bedoeld om burgers te beschermen die door het woud van bestuursorganen de
weg niet meer weten. In deze zaak heeft de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State toch anders besloten.

Herhaaldelijk aangegeven
Het Hoger Beroep was aangespannen door Parket CVOM, bij het Openbaar Ministerie belast met verkeerszaken. Parket CVOM had de aanvrager van de WOB-verzoeken herhaaldelijk aangegeven dat de documenten waar hij om vroeg, eigendom waren van de Politie. Het parket was daarom gestopt met het
doorzenden van de vele WOB-verzoeken omdat dit een grote werkbelasting met zich meebracht. De WOB-vrager ging daartegen in beroep, en kreeg in eerste instantie gelijk van de rechtbank Zeeland-West-Brabant.

De Raad van State heeft deze week geoordeeld dat Parket CVOM het WOB verzoek terecht niet heeft doorgezonden. In de uitspraak stelt de hoogste bestuursrechter: `Nu [gemachtigde], ondanks deze kennis, toch de CVOM blijft verzoeken om de overige stukken betreffende de verkeersboete naast het
zaakoverzicht openbaar te maken in plaats van zich tot de opsporingsinstantie te wenden, is het kennelijk onredelijk dat hij zich vervolgens beroept op de in artikel 4 van de Wob neergelegde doorzendplicht. De minister heeft dan ook van doorzending van het verzoek mogen afzien.'

Uitspraak: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=85818&summary_only=&q

Deel dit op

*