Bijdrage begroting Binnenlandse Zaken - Onafhankelijke Fractie Klein

De Vrijzinnige Partij heeft de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken aangegrepen om een aantal vraagstukken rond het binnenlands bestuur aan de orde te stellen. Gemeenten staan dicht bij de burger en geven mensen de kans om invloed uit te oefenen op hun eigen leefomgeving. Dit is een belangrijk vrijzinnig politiek uitgangspunt.

Kamerlid Klein roerde in dit debat allereerst de penibele financiele situatie van veel gemeenten aan. De oorzaken hiervoor zijn veelzijdig. Ten eerste hebben gemeenten te maken met ongewenste stapelingen en kortingen. Die kortingen zijn onder andere het gevolg van de 3D's - de drie grote decentralisaties die sinds januari van dit op het bordje van de gemeenten liggen. Deze overheveling van taken ging gepaard met stevige bezuinigingen. Voor 2015 betekende dit een korting op het totale budget van 2,4 miljard euro. Met andere woorden, gemeenten moesten dezelfde taken voor beduidend minder geld gaan uitvoeren.

Aanvankelijk hebben de gemeenten deze handschoen enthousiast opgepakt. Gemeenten juichen de aan hen toegekende beleidsvrijheid toe. Ze beamen ook dat zij de aangewezen bestuurslaag zijn om deze taken uit te voeren. En lokale partijen hebben als veruit de grootste politieke partij in gemeenteland de kracht en het draagvlak om aan de slag te gaan en maatwerk te leveren.

Echter, vanuit het Rijk wordt er steeds een hoger bezuinigingstempo opgelegd. De budgetten voor de verschillende gedecentraliseerde taken worden voortdurend verder naar beneden bijgesteld. En dat terwijl gemeenten bij de uitvoering van deze taken eigenlijk niet mogen verzaken. Immers, ze zijn wettelijk verplicht om deze taken uit te voeren. De Vrijzinnige Partij kan zich door dergelijke praktijken niet aan de indruk onttrekken dat verantwoordelijk minister Plasterk met de decentralisaties in toenemende mate een hoop financiele problemen van het Rijk bij de gemeenten over de schutting kiepert, ondanks dat hij herhaaldelijk publiekelijk het tegendeel heeft beweerd.

Bovendien zien gemeenten zich vanwege bepaalde ongunstige herverdeeleffecten ook nog eens regelmatig geconfronteerd met aanvullende budgetkortingen. Als gevolg van zogenaamde `objectieve verdeelmodellen', die geen rekening houden met de realiteit in veel gemeenten, kunnen deze kortingen wel oplopen tot maar liefst 30 procent. Het gevolg hiervan is dat veel gemeenten in een negatieve spiraal dreigen terecht te komen. Bij gemeenten die het al moeilijk hebben, worden de duimschroeven nog wat harder aangedraaid, zo constateert de Vrijzinnige Partij.

Minister Plasterk is overigens van mening dat het allemaal wel meevalt. Immers, in de begrotingsstaat van het Gemeentefonds voor 2016 koketteert hij met een laag aantal `artikel 12-gemeenten' dat er momenteel zou zijn. Echter, dat aantal zal volgens de VNG en de provinciale toezichthouders weleens snel kunnen veranderen.

Het zou namelijk wel eens extra druk kunnen worden op dit strafbankje door de weigering van het huidige kabinet om de opschalingskorting te schrappen; een korting die uitermate onrechtvaardige is omdat gemeenten voorlopig ueberhaupt niet opgeschaald worden. Dat is nog eens gemakkelijk scoren: op deze manier eigent het Rijk zich de komende jaren bijna 1 miljard euro toe; geld dat eigenlijk ten goede had moeten komen aan de gemeenten. Kamerlid Klein heeft dan ook een motie ingediend om deze onzinnige korting van tafel te krijgen.

Deze cumulatie van kortingen moet een halt worden toegeroepen. Simpelweg omdat door deze opstapeling van bezuinigingen niet zozeer de gemeenten, maar vooral de burgers in die gemeenten de dupe dreigen te worden. Gemeentebesturen zien zich genoodzaakt evidente maatregelen te nemen met als gevolg: uitgeklede voorzieningen, minder huishoudelijke hulp en hogere lokale belastingen waar niemand op zit te wachten.

De grenzen zijn bereikt, zo getuige ook de brandbrief van 238 gemeenten die Kamerlid Klein vorige week in ontvangst heeft mogen nemen. Het wordt tijd dat het Rijk zijn verantwoordelijkheid gaat nemen in dezen in plaats dat men taken afschuift zonder er een fatsoenlijk budget aan vast te koppelen.

De Vrijzinnige Partij is van mening dat het niet zo mag zijn dat het kabinet gemeenten laat opdraaien voor het eigen onvermogen om de rijksfinancien op orde te krijgen. Plundering van de provincies is evenzeer geen optie. Het kabinet moet niet met begerige ogen kijken naar het Provinciefonds, loerend op een kans om daar wat van af te snoepen en dat dan als aalmoes naar de gemeenten te werpen. Volgens de Vrijzinnige Partij dient het kabinet zijn eigen boontjes te doppen.

Dat kan overigens prima want het kabinet heeft sinds september 5 miljard extra beschikbaar. Het zou fair zijn om ook de gemeenten, en dus de inwoners van die gemeenten, te laten meeprofiteren van deze meevaller. De Vrijzinnige Partij verzet zich hevig tegen het idee dat gemeenten gedwongen worden om dit gat in de begroting te gaan opvullen met behulp van het verhogen van de gemeentebelastingen. Zo wordt de door het kabinet beloofde lastenverlichting voor de burger een losse flodder. Immers, het kabinet kan mooi weer spelen, terwijl de mensen via de gemeente toch de kosten voor hun kiezen krijgen door hogere gemeentelijke belastingen.

Los van deze onrechtvaardige cumulatie van kortingen worden gemeenten ook nog eens om de haverklap geconfronteerd met onverwachte tussentijdse bijstellingen. Die bijstellingen hebben overigens de neiging om eerder negatief dan positief uit te pakken. Het is geen uitzondering dat gemeenten drie maal per jaar gevraagd worden hun begroting aan te passen aan de grillen van het kabinet. Van lokale overheden wordt zonder meer verwacht dat zij de schommelingen opvangen, zowel qua tijd als qua geld. Deze fluctuaties leiden tot een hoge mate van onvoorspelbaarheid en tot instabiliteit van de gemeentenbegrotingen. Dat is de gemeenten - en de Vrijzinnige Partij - een doorn in het oog. Het wordt hoog tijd dat het kabinet hier rust en stabiliteit gaat verzorgen.

Een volgend punt waar de Vrijzinnige Partij al geruime tijd aandacht aan besteedt, is de precariobelasting op nutsbedrijven. Het gaat hier om verborgen belastingen die de gemeenten heffen op de elektriciteits- en waterleidingnetwerken die door hun grondgebied lopen. Het is een heffing die tot aanzienlijke lastenverzwaring leidt bij de burgers, daar de nutsbedrijven zich genoodzaakt zien deze belasting aan hun klanten door te berekenen. In het verleden heeft Kamerlid Klein al regelmatig voorgesteld om werk te maken van de afschaffing van deze ridicule belasting. Als reactie heeft de heer Klein al vele malen slappe beloftes gehoord, in de trant: `wij gaan hier binnenkort wel eens met de VNG over praten'. Vervolgens was het echter elke keer heel lang akelig stil.

Echter, de tijd dringt want gemeenten zijn in toenemende mate voornemens om deze belastingen te gaan heffen, zo blijkt. Het probleem wordt, hoe langer we wachten, alleen maar groter. Immers, men kan zich voorstellen dat hoe meer gemeenten een dergelijke belasting gaan heffen, hoe lastiger het wordt om die belasting weer af te schaffen en te compenseren. Daar komt bij dat niet alleen het aantal gemeenten dat precariobelasting heft, toeneemt, maar dat ook de mate waarin gemeenten dat doen, drastisch toeneemt. Een blik op de begroting van het Gemeentefonds laat zien dat deze heffing in het afgelopen jaar gemiddeld met maar liefst 22 procent is gestegen. Het wordt rap tijd dat hier iets aan gedaan wordt.

Een ander punt dat de Vrijzinnige Partij bij de begrotingsbehandeling naar voren heeft geschoven betreft de constitutionele toetsing op grond van artikel 120 van de Grondwet. Een uitermate belangrijk onderwerp! In maart van dit jaar is in de Kamer het initiatiefvoorstel van GroenLinks behandeld waarin wordt voorgesteld dat naast de wetgevende macht ook de rechterlijke macht aan de Grondwet mag toetsen. De Vrijzinnige Partij heeft altijd positief ten opzichte van dit voorstel gestaan. Vrijzinnige politiek hanteert het basisprincipe van de trias politica. Vanuit dat perspectief zijn wij voorstander van constitutionele toetsing door de rechter. Dit redelijke voorstel van GroenLinks lijkt evenwel getorpedeerd te worden door de VVD. De tegenwerping is dat de Kamer, de wetgever, zelf moet toetsen en dat men deze taak dus niet aan de rechtelijke macht moet overlaten. De praktijk laat echter zien dat de Kamer dat helemaal niet doet! Een voorbeeld hiervan is de gewijzigde Mediawet; een wet die conflicteert met artikel 7.2 van de Grondwet -- het artikel over de vrijheid van meningsuiting -- waardoor censuur op radio en tv kan plaatsvinden. Niemand in deze Kamer die destijds bij de behandeling van deze wet iets gezegd heeft; noch vanuit de Kamer, noch vanuit het kabinet. Iedereen zat kennelijk te slapen. Niemand hielt zich toen bezig met die belangrijke taak - het constitutioneel toetsen van wetsvoorstellen. Kamerlid Klein heeft in dit kader dan ook een motie ingediend die pleit voor de invoering van een constitutionele toets in het wetgevingsproces, in de Memorie van Toelichting.

Een laatste punt dat tijdens het debat rondom de begrotingsstaten van Binnenlandse Zaken aan de orde is gekomen, is de Kieswet - een wet die wel wat aanpassingen kan gebruiken. De Vrijzinnige Partij heeft hier bijzonder zinnige ideeen over. Een daarvan heeft betrekking op het opnieuw innemen van een Kamerzetel nadat men eerder gedurende dezelfde zittingsperiode uit eigen beweging de Kamer heeft verlaten. Met uitzondering van een switch naar een bewindspositie is de Vrijzinnige Partij van mening dat het volkomen onzinnig is dat ex-Kamerleden, terwijl zij zelf aanvankelijk de deur achter zich dichtgetrokken hebben, binnen dezelfde zittingsperiode de Kamer doodleuk weer binnen kunnen komen lopen. Het Kamerlidmaatschap is een serieuze aangelegenheid. Kamerleden nemen plaats op de blauwe stoeltjes, omdat zij daartoe verkozen zijn. Onder het motto 'opgestaan is plaats vergaan' zouden vertrekkende Kamerleden niet zomaar moeten kunnen terugkeren. Zij moeten gewoon weer `achteraan aansluiten' zogezegd. Met andere woorden: zij dienen bij de volgende verkiezingen, net als ieder ander, hun kansen opnieuw te beproeven.