Tuchtrecht | Overige klachten | ECLI:NL:TGZCTG:2015:315

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:315

Datum uitspraak: 17-11-2015

Datum publicatie: 19-11-2015

Zaaknummer(s): c2015.069

Onderwerp: Overige klachten

Beroepsgroep: Tandarts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht van een tandarts tegen een tandarts. Klager verwijt de tandarts dat hij 1) het ministerie van VWS onjuist heeft geinformeerd over zijn antecedenten en de hem opgelegde schorsing in Florida heeft verzwegen 2) in Nederland is gaan werken, wetende dat hem een maatregel was opgelegd wegens malpraxis, waarvoor hij ook onder de Nederlandse wet gevolgen had kunnen ondervinden, waarmee hij de gehele beroepsgroep, maar in het bijzonder die in Nederland in diskrediet brengt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geconcludeerd dat klager geen eigen rechtstreeks belang heeft en niet kan worden ontvangen in zijn klacht.De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot nader onderzoek naar en/of de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen (betreffende de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht) dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.069 van:

A., tandarts, wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, werkzaam te D. (E.), verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 19 augustus 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

28 oktober 2014, onder nummer 14/281T heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

De tandarts heeft geen verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 13 oktober 2015, waar is verschenen klager. De tandarts is niet in persoon verschenen.

Klager heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Aangeklaagde was in het verleden als tandarts werkzaam in F. (C.) en houdt thans praktijk in D..

2.2 In een print van het register van Medical Quality Assurance Services van F. Health, door klager overgelegd als bijlage 1, zijn vier resultaten te zien van `Discipline Cases'. Onder het kopje `Action Taken' staat bij een van de resultaten `Suspension-Penalty Stayed'. Bij de overige 3 resultaten staat `Suspension-Other Penalty Imposed'.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. Het ministerie van VWS onjuist heeft geinformeerd over zijn antecedenten en

de hem opgelegde schorsing in F. heeft verzwegen;

2. In Nederland is gaan werken, wetende dat hem een maatregel was opgelegd

wegens malpraxis, waarvoor hij ook onder de Nederlandse wet gevolgen had kunnen ondervinden, waarmee hij de gehele beroepsgroep, maar in het bijzonder die in Nederland in diskrediet brengt.

4. Het verweer

Tegen de klacht is geen verweer gevoerd.

5. De overwegingen van het college.

5.1 Het college zal eerst beoordelen of klager een belanghebbende is die gerechtigd is tot het instellen van een tuchtklacht jegens aangeklaagde.

5.2 Sinds de wijziging van de Wet BIG per 1 juli 2012 kan de inschrijving van een beroepsbeoefenaar aan wie in het buitenland verstrekkende bevoegdheidsbeperkingen zijn opgelegd eventueel worden doorgehaald. Of daarvan in het onderhavige geval sprake is blijkt niet uit de stukken. Onduidelijk is wanneer, voor welke duur en welke soort maatregel aan aangeklaagde is opgelegd in F..

Daar komt bij dat tussen partijen geen behandelrelatie (arts-patient relatie) heeft bestaan en ook van het verlenen van bijstand is geen sprake, zodat verweerder niet op grond van het eerste lid onder a van artikel 47 Wet BIG tuchtrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden. Daarmee ligt de vraag voor of klager dat kan op grond van de tuchtnorm zoals vervat in sub b van voormeld wetsartikel.

5.3 Om aangemerkt te worden als klachtgerechtigd, dient er aan de zijde van klager sprake te zijn van een belang dat kan worden geplaatst in het kader van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg. Klager heeft daartoe gesteld dat een patient zich na behandeling door aangeklaagde bij klager in de praktijk heeft gemeld en dat hij daarbij heeft kunnen constateren dat `sprake was van ernstig onethisch handelen en tevens niet conform de protocollen en richtlijnen gewerkt en gedeclareerd is'. Tevens heeft klager gesteld dat aangeklaagde de gehele beroepsgroep in Nederland in diskrediet brengt, zodat hij ook daarom een rechtstreeks belang heeft.

5.4 De vraag is echter of klager daarvan ook schade ondervindt. Dat is naar het oordeel van het college gesteld noch gebleken. Het praktijkadres van aangeklaagde is immers in D. en niet gebleken is dat aangeklaagde (ook) in Nederland praktijk houdt. Wat betreft de patient van aangeklaagde, die zich na behandeling door hem bij klager zou hebben gemeld overweegt het college dat klager zijn stelling onvoldoende heeft geconcretiseerd, en dat voor zover al sprake is van handelen in strijd met de Wet BIG ten aanzien van deze patient dit geen rechtstreeks belang voor klager oplevert.

5.5 De conclusie is dat klager geen eigen rechtstreeks belang heeft en niet kan worden ontvangen in zijn klacht."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot nader onderzoek naar en/of de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen (betreffende de ontvankelijkheid van klager in zijn klacht) dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en prof. mr. Legemaate, leden-juristen en drs. M. Fokke en prof. dr. A. Vissink, leden- beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

17 november 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.