Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2015:308

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2015:308

Datum uitspraak: 19-11-2015

Datum publicatie: 19-11-2015

Zaaknummer(s): c2014.498

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts: klager heeft de gemeente verzocht om verlenging van de geldigheidsduur van zijn De aangeklaagde arts heeft negatief geadviseerd omtrent de aanvraag van klager. Klager verwijt de arts: 1. valse ondertekening door de arts; 2. het niet anticiperen op wat klager bericht en in de toelichting een verkeerde voorstelling van zaken geven; 3. in verband met de behandeling van het bezwaarschrift van klager bij de gemeente tegen de afwijzing van de gehandicaptenparkeerkaart onjuiste informatie heeft verstrekt; 4. dat de arts zonder uitleg is voorbijgegaan aan de toekenning van de gehandicapten- parkeerkaarten in 2001 en 2007; 5. dat de twee directeuren de informatie van de arts niet op juistheid hebben onderzocht; 6. dat de arts een onjuist (negatief) advies heeft gegeven door niet alle hem ter beschikking staande medische informatie bij zijn oordeel te betrekken (onvolledige oordeelsvorming) en onvoldoende dossierkennis; 7. dat de arts in een 47-tal email berichten onjuiste informatie heeft verschaft. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.498 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., arts, voorheen werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. W.J. Boer, werkzaam te Rotterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 22 juli 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te

`s-Gravenhage tegen C. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van 30 september 2014, onder nummer 2013-160, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerder heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 29 september 2015, waar verweerder is verschenen, bijgestaan door

mr. W.J. Boer voornoemd. Klager is niet verschenen. Mr. Boer heeft de standpunten van verweerder toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2 De feiten

2.1 Klager heeft de gemeente B. verzocht om verlenging van de geldigheidsduur van zijn gehandicaptenparkeerkaart. De gemeente B. heeft het daarvoor vereiste geneeskundige onderzoek laten verrichten door GGD E.

2.2 Verweerder, als arts verbonden aan GGD E., met als taakgebied onder meer Sociaal Medische Advisering (SMA), heeft geoordeeld die vervolgaanvraag niet op dossierstudie te kunnen afdoen en heeft klager op zijn spreekuur uitgenodigd. Op 9 mei 2012 heeft klager bij verweerder een herkeuring ondergaan. Klager was ten tijde van die keuring 74 jaar.

2.3 Verweerder heeft op 8 juni 2012 de gemeente B. negatief geadviseerd omtrent de aanvraag van klager.

3 De klacht

De klacht luidt - zakelijk weergegeven - als volgt:

1. Valse ondertekening door verweerder met C.

2. Het niet anticiperen op wat klager bericht en in de toelichting een verkeerde voorstelling van zaken geven

3. In verband met de behandeling van het bezwaarschrift van klager bij de gemeente B. tegen de afwijzing van de gehandicaptenparkeerkaart heeft verweerder onjuiste informatie verstrekt

4. Verweerder is zonder uitleg voorbijgaan aan de toekenning van de gehandicaptenparkeerkaarten in 2001 en 2007

5. De twee directeuren hebben de informatie van verweerder niet op juistheid onderzocht

6. Verweerder heeft een onjuist (negatief) advies gegeven door niet alle hem ter beschikking staande medische informatie bij zijn oordeel te betrekken (onvolledige oordeelsvorming) en onvoldoende dossierkennis

7. Verweerder heeft in een 47-tal emailberichten onjuiste informatie verschaft.

4 Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5 De beoordeling

5.1 Op de beoordeling van de vraag of iemand in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart is de Regeling gehandicaptenparkeerkaart van toepassing, die is gebaseerd op de Wegenverkeerswet en het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer. Een dergelijke kaart wordt toegekend aan onder meer de persoon die een aantoonbare belemmering of handicap heeft van langdurige aard waardoor hij in het geheel niet of minder dan honderd meter zelfstandig kan lopen.

5.2 eerste klachtonderdeel

Het College is van oordeel dat er geen enkele aanwijzing is om te concluderen dat de ondertekening door verweerder met C. kan worden aangemerkt als een poging van hem om als arts niet traceerbaar te zijn.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3 tweede en derde klachtonderdeel

Over het verwijt van klager aan verweerder dat hij onjuiste informatie heeft verstrekt in de toelichting en in de bezwaarschriftenprocedure, merkt het College op dat de discrepantie is gebaseerd op verschil van inzicht en interpretatie van hetgeen tijdens de medische keuring naar voren is gekomen. Hiervan kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.4 vierde en zesde klachtonderdeel

Onder meer indien de keurende instantie van oordeel is dat de betrokkene die eerder over een dergelijke kaart beschikte, niet meer aan de criteria voor toekenning voldoet, vindt een geneeskundig onderzoek plaats. Volgens het Protocol Gehandicaptenparkeervoorzieningen van november 2008 gaat het bij de medische beoordeling om het vaststellen van de oorzaak, aard, ernst en prognose van een fysieke loopbeperking. Verweerder heeft aangegeven dat op het moment dat hij het verzoek voor het toekennen van een gehandicaptenparkeerkaart moest beoordelen, hij dit niet door dossierstudie kon afdoen en dat klager mogelijk niet aan de criteria voor de kaart voldeed. Klager had als aandoening myasthenia gravis op de aanvraag vermeld. Dit bevreemdde verweerder aangezien klager een bestuurderskaart had aangevraagd, terwijl deze aandoening een aanvraag voor een passagierskaart zou kunnen rechtvaardigen. Naast het feit dat gebleken is dat die diagnose niet bij klager is gesteld, heeft verweerder onvoldoende aanwijzingen gevonden op grond waarvan hij de parkeerkaart wel zou moeten toekennen. Dit blijkt uit het advies dat verweerder daarover op 8 juni 2012 heeft uitgebracht. Het College is van oordeel dat verweerder in zijn advies voldoende heeft gemotiveerd waarom hij, in tegenstelling tot de artsen in 2001 en 2007, tot een afwijzing van het verzoek is gekomen. Verweerder heeft onder meer geconcludeerd: "er zijn momenteel geen medische redenen aantoonbaar voor een positief advies c.q. op grond van de huidige medische gegevens kan geen eensluidende onomstotelijke samenhang tussen oorzaak en gevolg vastgesteld worden leidende tot de claim c.q. een ernstige loopbeperking". Voorts heeft verweerder geconcludeerd dat er geen medische diagnose is vermeld als indicatie voor de door klager ervaren loopbeperkingen. Niet is gebleken dat verweerder over onvoldoende dossierkennis beschikte. Dat klager het niet eens was met het oordeel van verweerder doet daaraan niet af. Het College heeft geen aanwijzingen dat verweerder zich niet aan het Protocol of enige andere regeling zou hebben gehouden.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.5 vijfde klachtonderdeel

Dit klachtonderdeel is gericht op een handelen of nalaten van twee directeuren van verweerder en betreft dus niet enig handelen of nalaten van verweerder zelf.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.6 zevende klachtonderdeel

Klager verwijt verweerder dat hij per mail aan de bezwaarschriftencommissie van de gemeente onjuiste informatie heeft verschaft. Op dit punt verschillen klager en verweerder van mening over 47 punten zoals klager in de bijlagen bij zijn klachtbrief heeft aangegeven. Deze verschillen zijn gebaseerd op verschil van inzicht en interpretatie over hetgeen in het kader van de beoordeling van de parkeerkaart naar voren is gekomen. Hiervan kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen. "

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Ter terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege heeft verweerder toegelicht op welke informatie hij zijn advisering met betrekking tot de aanvraag van klager voor een verlenging van een gehandicaptenparkeerkaart heeft gebaseerd. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep van klager moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, mr. W.P. Bruinsma en

mr. A. Smeeing-van Hees, leden juristen en drs. H.S. Boersma en mr. drs. W.A. Faas, leden beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 19 november 2015.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.