Politiek debat over kindermishandeling slaat de plank mis

Als huisarts ben ik geregeld in actie gekomen bij signalen van kindermishandeling die ik zag in mijn praktijk. Maar ik heb ook geaarzeld, en ik heb signalen gemist. Dat doet pijn. Als huisarts maar ook als moeder. Als buurtgenoot. Ze zijn patient, ze zitten in de klas bij onze kinderen, we zien ze op straat, en toch weten we het vaak niet. En als we al vermoedens hebben van kindermishandeling, dan is in actie komen vaak moeilijk. We ervaren gene, angst, twijfels.

Zorgverleners en leerkrachten hebben zich te houden aan de Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze meldcode is nu ruim twee jaar in werking en er zijn goede stappen gezet. Scholing van professionals, protocollen in ziekenhuizen, campagnes als 'Het houdt niet op, niet vanzelf'. Maar dat is niet genoeg. Zo weet nog een te groot deel van de zorgverleners niet wat de meldcode inhoudt. En het ontbreekt vaak nog aan richtlijnen over hoe te handelen.

Dat zijn overzichtelijke verbeterpunten, zou je zeggen. Maar zodra dat nieuws politiek Den Haag bereikt, pakken partijen hun kans en beginnen als in een wedstrijdje verplassen te kibbelen over de vraag wie het meest tegen kindermishandeling is. De meldcode wordt doodverklaard en een meldplicht is plots de enige oplossing. Of de meldcode wordt heilig verklaard en is er geen ruimte meer voor noodzakelijke verbeterpunten. De discussie wordt vernauwd tot de vraag of je voor of tegen een meldplicht bent. Voor nuance is geen enkele plaats meer. Daarmee slaan we de plank volledig mis.

Naar schattig worden jaarlijks 119.000 kinderen mishandeld in Nederland. Zij zijn gebaat bij een aanpak die werkt. Daarvoor is niets meer nodig dan het verbeteren van het bestaande systeem. Door te zorgen dat iedere betrokkene verantwoordelijkheid gaat voelen voor het helpen van deze kinderen. Om dat te bereiken moeten we eerst erkennen dat we signalen van mishandeling vaak niet (durven) zien. Want als je vermoedens hebt, wat dan? Stel dat het mis hebt, hoeveel schade doe je de personen die je verdenkt dan aan? Om die twijfel weg te nemen moeten zorgverleners elkaar eerder in vertrouwen durven nemen, vermoedens bespreken en samen nadenken over de volgende stap.

Vanuit de sector zelf zijn inmiddels initiatieven ontstaan die precies dat doen. In het Team Kindermishandeling in het AMC worden alle kinderen besproken die in het AMC bekend zijn en waarbij een vermoeden van kindermishandeling bestaat. Hierbij zijn naast artsen en verpleegkundigen ook vertegenwoordigers van Veilig Thuis en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. Er wordt (geanonimiseerd) over de kinderen in kwestie overlegd, en een keuze gemaakt: melding doen van mishandeling, zelf handelen, of het dossier sluiten. Een ander initiatief is het benoemen van huisartsen-ambassadeurs: speciaal getrainde huisartsen die voor hun collega's aanspreekpunt en vraagbaak zijn bij vermoedens van kindermishandeling. Beide initiatieven dragen al veel meer bij aan een werkelijke oplossing dan het platgeslagen Haagse debat.

Wat ons betreft wordt aan deze initiatieven de ruimte gegeven, en helpen we de zorgverleners en leerkrachten aan een verbeterd stelsel van signalering, registratie en handelen, zonder dat hun professionele autonomie wordt ingeperkt. Een mishandeld kind heeft geen baat bij een politieke verplas-wedstrijd over symbolen. Een mishandeld kind heeft baat bij een aanpak die hem of haar helpt. Deze week is de Week tegen Kindermishandeling. Geen beter moment om het gesteggel achterwege te laten en kinderen eensgezind te beschermen.

Marith Volp