Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

ECLI:NL:TGZCTG:2015:352

Datum uitspraak: 03-12-2015

Datum publicatie: 04-12-2015

Zaaknummer(s): c2015.037

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een kno-arts. Klager verwijt de kno-arts onder meer dat hij zonder werkende monitor onderzoek heeft verricht. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

-------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.037 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., keel-, neus- en oorarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 1 september 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna de kno-arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 9 januari 2015, onder nummer 167/2014 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De kno-arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2015.064, C2015.066, C2015.067, C2015.086, C2015.087, C2015.088, C2015.089, C2015.090, C2015.091, C2015.092, C2015.110, C2015.112 en C2015.113 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 oktober 2015, waar verweerder is verschenen. Klager is, zonder kennisgeving vooraf, niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is op 1 november 2012 door zijn huisarts per faxbericht doorverwezen naar verweerder. De huisarts heeft in het bericht vermeld:

"Patient heeft een corpus alienumgevoel in de keel.

In het verleden is bij hem een psychotische stoornis vastgesteld.

Patient verkeert in de veronderstelling dat er een corpus alienum in zijn keel is gestopt door een chirurg tegen wie hij nu een rechtszaak wil aanspannen.

De bedoeling is dat u het corpus alienum als bewijsmateriaal voor hem tevoorschijn haalt.

Hoewel ik een verwijzing in het kader van een waan natuurlijk kan negeren, is het natuurlijk ook nooit uit te sluiten dat er sprake is van onderliggende somatische problematiek.

Derhalve het verzoek aan u om onderzoek van het KNO-gebied en eventueel een foto van de slokdarm (hoewel ik dat in een later stadium eventueel ook zelf kan aanvragen).

Wellicht kunt u hem geruststellen door uitleg over het globusgevoel.

Wilt u hem oproepen?"

Verweerder zag klager poliklinisch voor het eerst op 24 januari 2013. Ter uitsluiting van pathologie is toen een anamnese afgenomen en keel-, neus- en oorheelkundig onderzoek gedaan. Bij endoscopisch onderzoek zijn geen afwijkingen gevonden. Aanvullend werd een CT-scan van de hals aangevraagd. Deze scan werd op 31 januari 2013 gemaakt. Klager heeft desgevraagd dezelfde dag een DVD van de scan meegekregen. De CT-scan liet afwijkingen zien passend bij het Eagle syndroom. Daarmee zou het corpus alienum gevoel bij klager verklaard kunnen worden. Verweerder heeft op 20 februari 2013 met klager telefonisch de uitslag besproken en hem geprobeerd gerust te stellen.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij zonder werkende monitor onderzoek heeft verricht, dat hij niet op de dag van de CT-scan aan klager heeft verteld wat hij heeft waargenomen en klager meldde dat hij hem (verweerder) niet moest uitschelden, anders zou hij hetzelfde doen.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij het onderzoek met een flexibele fiberscoop heeft uitgevoerd, waarbij tijdens het onderzoek direct door het oculair van de fiberscoop is gekeken.

Het verslag van de CT-scan heeft verweerder pas besproken met klager toen hij het verslag van de radioloog had ontvangen.

Verweerder weerspreekt dat hij klager met wat dan ook heeft gedreigd en heeft geen valse informatie aan klager verstrekt.

Samengevat stelt verweerder zich op het standpunt dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Bij de beoordeling van de klacht is het college uitgegaan van de onder rubriek 2 van deze uitspraak als vaststaand aangenomen feiten, die berusten op de stukken, waarvan met name de als productie bij het verweerschrift overgelegde keel-, neus- en oorheelkundige dossier van klager waarbij de DVD van de CT-scan.

5.3

Het college is op basis van het dossier van klager van oordeel dat verweerder klager zorgvuldig en uitgebreid heeft onderzocht.

Inderdaad is er bij het endoscopieonderzoek geen monitor gebruikt. Tijdens het onderzoek is direct door het oculair van de fiberscoop gekeken. Deze procedure is evengoed als de procedure waarbij wel een monitor wordt gebruikt. Dat verweerder geen monitor heeft gebruikt is dan ook niet (tuchtrechtelijk) verwijtbaar.

5.4

Evenmin kan verweerder worden verweten dat hij het verslag van de radioloog heeft afgewacht voordat hij klager de uitslag van de CT-scan heeft gegeven. Integendeel, dat getuigt slechts van zorgvuldigheid.

5.5

De verwijten dat verweerder klager met iets heeft gedreigd of valse informatie heeft verstrekt heeft klager verder niet onderbouwd. Deze kunnen daarom dan ook niet slagen.

5.6

Gelet op het voorgaande is de klacht in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 In hoger beroep heeft klager, zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege, zijn klacht herhaald.

4.2 De kno-arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het hoger beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat de kno-arts klager zorgvuldig en uitgebreid heeft onderzocht en dat de door hem gehanteerde onderzoeksmethode (endoscopisch onderzoek met een flexibele endoscoop waarbij de kno-arts direct in het oculair heeft gekeken) juist was. Ook voor het overige heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. W.P. Bruinsma en mr. J.P. Fokker, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof. dr. P.P.G. Hodiamont, leden- beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

3 december 2015. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.


Zie ook: http://www.parodontologie-utrecht.nl/media/kenniscentrum/publ-eaglesyndroom.pdf