Uitspraak 201502945/1/R1

Tegen: de raad van de gemeente Schermer

Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Noord-Holland

ECLI: ECLI:NL:RVS:2015:3944

201502945/1/R1.

Datum uitspraak: 23 december 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Stompetoren, gemeente Schermer,

2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Stompetoren, gemeente Schermer,

3. [appellant sub 3], wonend te Stompetoren, gemeente Schermer,

4. [appellant sub 4] en anderen, wonend te Stompetoren, gemeente Schermer,

5. [appellant sub 5] en anderen, wonend te Stompetoren, gemeente Schermer,

6. [appellant sub 6A] en [appellante sub 6B] (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant sub 6]), wonend te Stompetoren, gemeente Schermer,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Schermer (thans: de gemeente Alkmaar),

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Dorpshart Stompetoren" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1], [appellant sub 3], [appellant sub 2], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2015, waar [appellanten sub 1], vertegenwoordigd door mr. G.J.F. Voss, advocaat te Zaandam, [appellant sub 2] en [appellant sub 3], beiden vertegenwoordigd door mr. A. Koop, werkzaam bij Unive Rechtshulp, [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.A. Wols, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, [appellant sub 6] en de raad, vertegenwoordigd door mr. L.F. de Boer, drs. A.L. Jonker, ing. N. Klijn, allen werkzaam bij de gemeente, en drs. M. Mosterman, werkzaam bij BuegelHajema Adviseurs, zijn verschenen.

Overwegingen

Het plan

1. Het plan voorziet in bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een dorpsplein met daarop een supermarkt, een woonblok met 33 woningen, een parkeerterrein en drie grondgebonden woningen op de gemeentewerf in het centrum van het dorp Stompetoren in de voormalige gemeente Schermer. Daarnaast voorziet het plan in een gedeeltelijke verplaatsing en herinrichting van het naastgelegen bestaande sportcomplex. Het nabijgelegen restaurant Het Schermerwapen en de school aan de Oterlekerweg zijn anders dan in het ontwerpplan buiten het plan gelaten. Op 1 januari 2015 is de gemeente Schermer gefuseerd met de gemeente Alkmaar.

Het geschil

2. Appellanten zijn allen omwonenden. Zij richten zich tegen diverse onderdelen van de mogelijk gemaakte ontwikkeling. Hun bezwaren hebben onder meer betrekking op geluid- en lichthinder, verkeersveiligheid, parkeeroverlast, uitzicht, privacy en uitvoerbaarheid. Volgens de raad is het plan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

De beroepsgronden

Watertoets

4. [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen betogen dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) omdat in de plantoelichting niet wordt omschreven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Volgens [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen is verder niet inzichtelijk gemaakt hoe zal worden voorzien in de benodigde watercompensatie zodat de uitvoerbaarheid van het plan in zoverre niet is verzekerd. Ter zitting hebben [appellanten sub 1] aangevoerd dat onvoldoende ruimte bestaat voor de benodigde watercompensatie.

4.1. Ingevolge artikel 3.1.6, eerste, lid, onder b, van het Bro gaat een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor vergezeld van een toelichting, waarin een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding is neergelegd.

4.2. In de plantoelichting is een waterparagraaf opgenomen. Daarin staat dat het plan is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: het HHNK). De reactie van het HHNK is integraal opgenomen in de plantoelichting. Daarin staat dat in de huidige situatie een groot deel van het plangebied is aan te merken als niet bebouwd gebied, met name de aanwezige sportvelden. Door de bouw van de woningen, de supermarkt en aanpassing aan de buitenruimte zal een hoeveelheid onverhard gebied verdwijnen. De toename van verharding zal een negatief effect hebben op het lokale watersysteem. Om de gevolgen van de verhardingstoename te compenseren dient extra waterberging te worden gerealiseerd. Voor de ontwikkeling van het plan bedraagt de benodigde watercompensatie 12% van het extra oppervlak aan verharding dat versneld tot afvoer in het oppervlaktewater komt. Het HHNK kan nog niet bepalen wat dit concreet betekent voor dit plan aangezien het geen inzicht heeft in de verhardingstoename. Het HHNK wil er wel op aandringen in de planvorming reeds rekening te houden met deze mogelijk benodigde ruimte. Het HHNK concludeert dat het plan wat betreft het aspect water uitvoerbaar mag worden geacht, aldus de plantoelichting.

4.3. Naast hetgeen hiervoor onder 4.2 is weergegeven gaat de waterparagraaf in de plantoelichting in op de gevolgen van het plan voor het onderhoud van de aanwezige en eventuele nieuwe sloten, het aanwezige rioleringsstelsel, de toename van afvalwater en de aanleg van nieuwe leidingen. In hetgeen [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat in strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van het Bro in de plantoelichting onvoldoende is weergegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het betoog faalt.

4.4. Wat de uitvoerbaarheid van het plan betreft is van belang dat in de plantoelichting staat dat het plan zal leiden tot een toename aan oppervlakteverharding en dat hierom dient te worden voorzien in watercompensatie. Volgens het HHNK - en door [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen niet bestreden - bedraagt de benodigde watercompensatie 12% van het verharde oppervlak. De raad heeft er op gewezen dan het HHNK in het kader van het verlenen van de benodigde watervergunning op grond van de Waterwet nadere eisen kan stellen. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de watercompensatie onder meer kan plaatsvinden door het graven van een nieuwe watergang tussen het dorpsplein en het sportcomplex. [appellanten sub 1] hebben weliswaar ter zitting gesteld dat geen nieuwe watergang kan worden gegraven omdat daartoe onvoldoende ruimte zou bestaan, maar dit hebben zij niet aannemelijk gemaakt. Hetgeen is aangevoerd biedt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan wat het aspect water betreft niet uitvoerbaar is. Het betoog faalt.

Alternatieven

5. [appellanten sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat bij de voorbereiding van het plan onvoldoende onderzoek is verricht naar alternatieven voor de inrichting van het dorpsplein. Zij wijzen er op dat de raad ten tijde van de vaststelling van het plan het college van burgemeester en wethouders heeft verzocht te onderzoeken of een alternatieve inrichting van het dorpsplein mogelijk is en dat daarvoor thans een plan wordt voorbereid.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de inrichting van het dorpsplein in het voorliggende plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar dat hij naar aanleiding van bezwaren van omwonenden heeft willen kijken of een betere inrichting mogelijk is. Hiermee wordt beoogd tot een optimale invulling van dit deel van het plangebied te komen, aldus de raad.

5.2. De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

Gelijktijdig met de vaststelling van het plan heeft de raad een motie aangenomen. Daarin wordt het college van burgemeester en wethouders verzocht bij de uitwerking ten behoeve van de supermarkt en appartementen en bij de uitwerking van de openbare ruimte ten behoeve van het dorpsplein en het parkeren nader onderzoek te doen naar de mogelijkheid om de supermarkt een zodanige locatie en orientatie toe te wijzen dat het parkeren plaatsvindt op het huidige handbalveld en de ingang van de supermarkt wordt georienteerd op het thans beoogde parkeerterrein. Uit de besluitvorming door de raad bij de vaststelling van het plan blijkt dat de raad, in het licht van de bezwaren van omwonenden tegen diverse planonderdelen, tegelijk met de vaststelling van het plan nader onderzoek nodig achtte naar een alternatieve invulling van het plan die zou voldoen aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij is gewezen op het ontbreken van voldoende tijd om dit alternatief te onderzoeken en zo mogelijk in het plan op te nemen. Dit tijdsgebrek werd, zo komt uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren, mede ingegeven door de wens van de raad van de voormalige gemeente Schermer om, na een lange voorgeschiedenis, daarover nog als zelfstandige gemeente een besluit te nemen.

De Afdeling overweegt dat de raad blijkens het verzoek in de motie om nader onderzoek te verrichten de mogelijkheid van een reele alternatieve inrichting van het dorpsplein bij de vaststelling van het plan niet uitsloot. Dat een reeel alternatief mogelijk was is na de vaststelling van het plan ook gebleken. De raad heeft ter zitting namelijk toegelicht dat een voorontwerpbestemmingsplan in voorbereiding is dat voorziet in een planologische regeling voor het nieuwe dorpsplein. In dit voorontwerp wordt de locatie van de supermarkt en het woonblok van 33 woningen gewijzigd. De supermarkt zal in oostelijke richting worden verschoven, ter plaatse van de gronden waar thans het woonblok van 33 woningen is voorzien. Het woonblok zal een kwartslag draaien. Ter plaatse van de gronden waar thans de supermarkt is voorzien zijn in het voorontwerp parkeervoorzieningen beoogd. Het plangebied zal anders dan in het voorliggende plan niet via de Noordervaart, maar via de Oterlekerweg worden ontsloten. Tot slot zullen de gronden ter plaatse van de gemeentewerf niet langer bestemd zijn voor wonen, maar voor verkeersdoeleinden, aldus de raad ter zitting. Vaststaat dat deze alternatieve inrichting van het dorpsplein niet mogelijk is binnen het voorliggende plan. Voorts heeft de raad ter zitting aangegeven dat hij nader onderzoek ook wenselijk heeft geacht gelet op de bezwaren van omwonenden tegen de inrichting van het dorpsplein zoals die in het voorliggende plan is voorzien. Die bezwaren waren reeds voor de vaststelling van het plan kenbaar voor de raad. Verschillende omwonenden hebben immers zienswijzen naar voren gebracht tegen het ontwerpplan, waarin ook de inrichting van het plein en de ontsluiting aan de orde zijn gesteld en in de zienswijzen zijn bovendien voorstellen gedaan voor een andere inrichting van het plein. Niet valt in te zien dat het onderzoek waartoe de raad in de motie heeft verzocht niet voor de vaststelling van het plan had kunnen plaatsvinden zodat de raad de voor- en nadelen van het alternatief, dat in het in voorbereiding zijnde voorontwerp is opgenomen, in de afweging kon meenemen. Dat de raad van de gemeente Schermer het plan wenste vast te stellen voor de herindeling met de gemeente Alkmaar, is geen omstandigheid die het achterwege laten van onderzoek naar alternatieven rechtvaardigt.

Gelet op het voorgaande is het plan, wat betreft de bestemmingen "Gemengd", "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Wonen", die zijn toegekend aan de gronden behorende tot het beoogde dorpsplein, vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.

6. De beroepsgronden over parkeren, verkeer, geluid, uitzicht, privacy en financiele uitvoerbaarheid, voor zover die betrekking hebben op het dorpsplein en de verschillende functies daarbinnen, hoeven gelet op het voorgaande niet meer te worden besproken. Voor zover deze beroepsgronden ook zijn aangevoerd met betrekking tot het sportcomplex worden die hieronder besproken.

Parkeren

7. [appellanten sub 1], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] vrezen voor parkeeroverlast als gevolg van het sportcomplex. [appellant sub 6] betoogt dat het beoogde aantal parkeerplaatsen voor het sportcomplex onvoldoende is om in de parkeerbehoefte van het sportcomplex te voorzien. [appellanten sub 1], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 6] betogen verder dat de benodigde parkeerplaatsen voor het sportcomplex niet zullen worden gerealiseerd. [appellanten sub 1] en [appellant sub 4] en anderen voeren daartoe aan dat de beoogde locatie voor een parkeerterrein bij het sportcomplex alleen te bereiken is via een brug die ongeschikt is voor autoverkeer.

7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het sportcomplex geen nieuwe ontwikkeling betreft zodat strikt genomen geen nieuwe parkeerplaatsen hoeven te worden gerealiseerd. Omdat echter is gebleken dat op sommige momenten, met name op wedstrijddagen, in de omgeving een parkeertekort ontstaat vanwege het sportcomplex, heeft de raad extra parkeerplaatsen mogelijk willen maken. Op het sportcomplex zal naast de bestaande volkstuintjes een parkeerterrein met 45 plaatsen worden aangelegd, aldus de raad.

7.2. Ten behoeve van het sportcomplex is de bestemming "Sport" toegekend. Aan een deel van de gronden is de aanduiding "volkstuin" toegekend. Rondom het sportcomplex is voorzien in een strook met de bestemming "Groen".

Ingevolge artikel 1, lid 1.40 van de planregels wordt onder nutsvoorzieningen onder meer een duiker verstaan.

Ingevolge artikel 4, lid 4.1, onder b, zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor nutsvoorzieningen.

Ingevolge artikel 5, lid 5.1, zijn de voor "Sport" aangewezen gronden bestemd voor:

a. veldsport;

b. volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";

c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

7.3. In de plantoelichting staat dat naast de volkstuintjes een parkeerterrein wordt gerealiseerd. In de plantoelichting staat verder dat toepassing is gegeven aan de "Nota Parkeernormering Schermer 2008" (hierna: de parkeernota). De normen zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers uit publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" uit 2012 en de "Aanbevelingen Stedelijke Verkeersvoorzieningen 2004" van het CROW. Uit tabel 1 in de plantoelichting volgt dat de parkeerbehoefte van het sportcomplex 45 parkeerplaatsen bedraagt.

7.4. De raad heeft de parkeerbehoefte bepaald aan de hand van de parkeernota. De Afdeling overweegt dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad bij het bepalen van de parkeerbehoefte van het sportcomplex de normen in de parkeernota niet heeft mogen toepassen. Voorts is niet gemotiveerd bestreden dat de parkeerbehoefte van het sportcomplex op basis van de parkeernota 45 plaatsen bedraagt. Verder zijn binnen de hele bestemming "Sport" parkeervoorzieningen toegestaan. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat binnen de gronden met die bestemming onvoldoende ruimte beschikbaar zou zijn om de benodigde parkeerplaatsen aan te leggen. De raad heeft verder ter zitting toegelicht dat naast de bestaande fietsbrug naar de gronden bij de volkstuintjes binnen de bestemming "Sport" een duiker zal worden aangelegd, zodat het parkeerterrein bereikbaar is voor autoverkeer. De Afdeling stelt vast dat een duiker ter plaatse planologisch is toegestaan, nu binnen de bestemmingen "Sport" en "Groen" nutsvoorzieningen, waaronder ook duikers, mogelijk worden gemaakt.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet leidt tot ernstige parkeeroverlast in de omgeving van het plangebied. Het betoog faalt.

Verkeer

8. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] betogen dat het plan leidt tot verkeersonveilige situaties op de Noordervaart nabij hun woningen als gevolg van het extra verkeer richting het sportcomplex. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voeren daartoe aan dat de Noordervaart te smal is om het verkeer naar het sportcomplex af te wikkelen. Zij voeren verder aan dat onvoldoende scheiding is aangebracht tussen auto- en fietsverkeer. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] betogen ook dat het extra verkeer zal leiden tot geluidhinder bij hun woningen. Volgens [appellant sub 2] en [appellant sub 3] is op dit punt ten onrechte geen akoestisch onderzoek verricht. [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen tot slot dat de verkeerstoename zal leiden tot trillinghinder met als gevolg schade aan hun woningen door de verkeerstoename.

8.1. In de plantoelichting staat dat de verkeerseffecten in het plangebied en de directe omgeving in beeld zijn gebracht met behulp van de vuistregels en kengetallen in publicatie nr. 317 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (2012) van CROW. In de plantoelichting staat verder dat de bestaande verkeersintensiteit op de Noordervaart 200 verkeersbewegingen per dag bedraagt.

8.2. De Noordervaart is een 30 km/uur-weg waar auto- en fietsverkeer zijn toegestaan. Voor autoverkeer is de Noordervaart een doodlopende weg. De entree en het parkeerterrein van het sportcomplex zijn beoogd aan het einde van de weg. Vanaf daar gaat de weg over in een fietspad.

8.3. De raad heeft voor de vraag of het plan wat betreft het aspect verkeer aanvaardbaar is aansluiting gezocht bij de aanbevelingen van het CROW. Volgens het CROW is de maximale verkeersintensiteit van een erftoegangsweg met een maximale snelheid van 30 km/uur 5.000 `a 6.000 verkeersbewegingen per dag. De raad heeft onweersproken gesteld dat de verkeerstoename als gevolg van het sportcomplex 350 verkeersbewegingen per dag bedraagt. Verder is niet bestreden dat de bestaande verkeersintensiteit op de Noordervaart 200 verkeersbewegingen per dag bedraagt. De totale verkeersintensiteit op de Noordervaart zal na realisering van het plan derhalve 550 verkeersbewegingen per dag bedragen. Daarmee blijft de verkeersintensiteit in ruime mate onder de waarde van maximaal 5.000 `a 6.000 verkeersbewegingen per dag die door het CROW wordt aanbevolen. De raad heeft verder toegelicht dat de Noordervaart een breedte van 5,40 m heeft. Door het CROW wordt voor dit type weg een breedte van tenminste 4,90 m aanbevolen. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de Noordervaart breed genoeg is om het verkeer af te wikkelen. Voor het aanbrengen van een scheiding tussen autoverkeer en fietsers heeft de raad gelet hierop geen aanleiding hoeven zien.

Wat eventuele geluidhinder van de verkeerstoename betreft heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen ernstige geluidhinder is te verwachten. Hierbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat de verkeerstoename op de Noordervaart als gevolg van het sportcomplex beperkt is en de toegestane verkeerssnelheid laag is. Verder heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat de geluidstoename gelet op het bestaande verkeersgeluid van de N243 parallel aan de Noordervaart en van de Oterlekerweg in geringe mate merkbaar zal zijn. [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 6] hebben geen concrete omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven voor het oordeel dat de raad desondanks akoestisch onderzoek had moeten verrichten.

De raad heeft zich verder in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet aannemelijk is dat de verkeerstoename zal leiden tot ernstige trillinghinder of schade aan hun woningen, gelet op de beperkte verkeerstoename en de lage toegestane verkeersnelheid. Daarbij heeft de raad ook in aanmerking mogen nemen dat geen toename van zwaar verkeer op de Noordervaart als gevolg van het sportcomplex is te verwachten.

Het betoog faalt.

Geluidhinder

9. [appellant sub 3] en [appellant sub 6] vrezen geluidoverlast van het gebruik van het sportcomplex. [appellant sub 6] voert aan dat het sportcomplex als gevolg van het plan dichterbij zijn woning komt te liggen waardoor de geluidbelasting op zijn woning zal toenemen. Daarnaast wordt de entree van het sportcomplex nabij zijn woning gerealiseerd waardoor hij overlast zal ervaren van het halen en brengen van kinderen en jongeren en van rondhangende bezoekers bij het sportcomplex. [appellant sub 3] voert aan dat onduidelijk is waar het nieuwe handbalveld zal komen te liggen. Hij vreest dat het handbalveld op korte afstand van zijn woning wordt gerealiseerd.

9.1. De raad heeft bij het beoordelen van de aanvaardbaarheid van de gevolgen van de geluidbelasting van het sportcomplex toepassing gegeven aan het toetsingskader in paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure. Dit toetsingskader kan worden toegepast bij een ontwikkeling die in een bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt en waarbij beoordeeld dient te worden of ter plaatse van een geluidgevoelig object sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De toetsingssystematiek bestaat uit vier stappen, waarbij per stap een hogere geluidbelasting aanvaardbaar wordt geacht, maar per stap tevens hogere eisen worden gesteld aan het benodigde onderzoek en de motivering van het besluit om planologische medewerking. Indien wordt voldaan aan de toepasselijke richtafstand uit de VNG-brochure, is ingevolge de toetsingssystematiek in beginsel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat (stap 1). In geval niet wordt voldaan aan de aanbevolen richtafstand dient met akoestisch onderzoek te worden aangetoond dat de geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten voldoet aan de geluidwaarden als opgenomen in paragraaf B5.3 van bijlage 5 van de VNG-brochure (stappen 2, 3 en 4).

9.2. In de VNG-brochure wordt voor een veldsportcomplex in gemengd gebied voor geluid een afstand van 30 m aanbevolen. Niet in geschil is dat het plangebied behoort tot gemengd gebied. De bestemming "Sport" is toegekend aan gronden ten noorden en ten oosten van de woningen van [appellant sub 6] en [appellant sub 3]. De afstand van de woning van [appellant sub 6] tot de sportvelden ten noorden daarvan bedraagt 35 m en de afstand van die woning tot de sportvelden ten oosten daarvan bedraagt 36 m. De woning van [appellant sub 3] staat op 35 m afstand van de sportvelden ten noorden daarvan en op 16 m afstand van de sportvelden ten oosten daarvan.

9.3. De sportvelden ten noorden van de woningen van [appellant sub 6] en [appellant sub 3] betreffen een bestaande situatie. In het vorige bestemmingsplan "Dorpskernen 2011" was aan die gronden ook al de bestemming "Sport" toegekend en de sportvelden zijn gerealiseerd. De Afdeling overweegt dat de VNG-brochure is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. In bestaande situaties kan de brochure evenwel een indicatie geven van de mate van hinder bij bestaande conflictsituaties. Voor de bestaande sportvelden ten noorden van hun woningen wordt voldaan aan de richtafstand van 30 m. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de bestaande sportvelden tot ernstige geluidhinder bij de woningen van [appellant sub 6] en [appellant sub 3] zullen leiden. In zoverre faalt het betoog.

9.4. Ter plaatse van de gronden ten oosten van de woningen van [appellant sub 6] en [appellant sub 3] worden in dit plan voor het eerst sportvelden mogelijk gemaakt. De gronden zijn hoofdzakelijk in gebruik als volkstuintjes en waren in het voorheen geldende bestemmingsplan "Dorpskernen 2011" bestemd voor "Recreatie" waarbinnen sportvelden niet waren toegestaan. Voor de woning van [appellant sub 6] wordt voldaan aan de richtafstand. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de nieuwe sportvelden niet tot ernstige geluidhinder bij de woning van [appellant sub 6] zal leiden. Niet is verder aannemelijk gemaakt dat de bezoekers bij de entree van het sportcomplex voor ernstige geluidhinder zullen zorgen. In zoverre faalt het betoog.

9.5. Voor de woning van [appellant sub 3] wordt wat de gronden ten oosten van zijn woning betreft niet voldaan aan de richtafstand voor geluid in de VNG-brochure. De raad heeft onderzoek laten verrichten naar mogelijke geluidhinder van het sportcomplex. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport "Bestemmingsplan Dorpshart Stompetoren Onderzoek lichthinder en akoestiek" van 5 november 2014, opgesteld door DGMR Raadgevende Ingenieurs B.V. (hierna: het licht- en geluidrapport).

In het licht- en geluidrapport staat dat het sportcomplex zal bestaan uit twee voetbalvelden, waaronder een kunstgrasveld, en een handbalveld. In het rapport is van de situatie uitgegaan dat de gronden met de bestemming "Sport" ter plaatse van de volkstuintjes deels zullen worden ingericht als parkeerterrein en deels in gebruik zullen blijven als volkstuintjes. In het licht- en geluidrapport wordt geconcludeerd dat de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde geluidniveau van 50 dB(A) bij de woning van [appellant sub 3] niet wordt overschreden. Uit het licht- en geluidrapport volgt verder dat de grenswaarden in de VNG-brochure in stap 2 en 3 voor het maximale geluidniveau bij een aantal omliggende woningen worden overschreden. De overschrijding wordt veroorzaakt door het scheidsrechtersfluitje.

9.6. De Afdeling overweegt dat uit het licht- en geluidrapport niet blijkt dat het maximale geluidniveau op de woning van [appellant sub 3] is berekend. In paragraaf 3.2.3 van het rapport waarin de resultaten van het akoestisch onderzoek naar het maximale geluidniveau bij de omliggende woningen zijn weergegeven, wordt de woning van [appellant sub 3] niet vermeld. De raad heeft weliswaar ter zitting gesteld dat het maximale geluidniveau op de woning van [appellant sub 3] is berekend, maar heeft niet inzichtelijk kunnen maken wat het maximale geluidniveau op de woning bedraagt en of aan de geluidgrenswaarden in de VNG-brochure kan worden voldaan.

De Afdeling overweegt verder dat in het licht- en geluidrapport ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. In het rapport is immers als uitgangspunt genomen dat uitsluitend ter plaatse van de bestaande sportvelden sportwedstrijden zullen worden gehouden en dat de gronden ter plaatse van de bestaande volkstuintjes in gebruik zullen worden genomen als parkeerterrein en deels in gebruik blijven als volkstuintjes. Het plan maakt echter ter plaatse van de volkstuintjes ook sportvelden mogelijk. De raad had derhalve moeten onderzoeken wat de geluidbelasting op de omliggende woningen bedraagt rekening houdend met de mogelijkheid van sportvelden ter plaatse van de volkstuintjes. Nu dit niet is gebeurd, heeft de raad het licht- en geluidrapport in zoverre niet aan het plan ten grondslag mogen leggen. Gelet hierop is het bestreden besluit in zoverre genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. In zoverre slaagt het betoog.

Lichthinder

10. [appellant sub 3] vreest voor lichthinder van het sportcomplex. Hiertoe voert hij aan dat lichtmasten met een hoogte van 12 m worden mogelijk gemaakt.

10.1. Ingevolge artikel 5, lid 5.2, onder 5.2.3, sub b, van de planregels bedraagt de bouwhoogte van lichtmasten binnen de bestemming "Sport" ten hoogste 12 m.

10.2. In het licht- en geluidrapport is de mogelijke lichthinder vanwege het sportcomplex op de omliggende woningen, waaronder ook de woning van [appellant sub 3], onderzocht. Daarbij is aangesloten bij het toetsingskader voor lichthinder van sportaccommodaties in de "Algemene richtlijn betreffende lichthinder, deel 1, Algemeen en grenswaarden voor sportverlichting" uit 1999, opgesteld door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (hierna: de NSVV-richtlijn). In het licht- en geluidrapport is als uitgangspunt genomen dat alleen het kunstgrasveld, dat op tenminste 43 m afstand van de woning van [appellant sub 3] ligt, ter plaatse van de bestaande sportvelden zal worden voorzien van veldverlichting. Bij de omliggende woningen is een verticale verlichtingssterkte (Ev) berekend van ten hoogste 5,51 lux als gevolg van het sportcomplex. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarde voor stedelijk gebied van 10 lux. Verder is de lichtsterkte (cd) per armatuur ten hoogste 9.091 cd. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de grenswaarde voor stedelijk gebied van 10.000 cd, aldus het licht- en geluidrapport.

10.3. De Afdeling overweegt dat uit het licht- en geluidrapport volgt dat bij verlichting van het kunstgrasveld met lichtmasten met een hoogte van 12 m de grenswaarden in de NSVV-richtlijn niet worden overschreden. Hetgeen [appellant sub 3] heeft aangevoerd biedt geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid bij de grenswaarden in de NSVV-richtlijn heeft mogen aansluiten. Op basis van het licht- en geluidrapport heeft de raad zich wat het beoogde kunstgrasveld betreft in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet zal leiden tot ernstige lichthinder bij de woning van [appellant sub 3].

De Afdeling stelt evenwel vast dat het plan niet alleen op de gronden waar het kunstgrasveld is beoogd, maar binnen de hele bestemming "Sport" lichtmasten mogelijk maakt. Derhalve is het ook mogelijk om op de overige gronden binnen die bestemming, waaronder de gronden ter plaatse van de volkstuintjes die op 16 m afstand van de woning van [appellant sub 3] zijn gelegen, lichtmasten op te richten. De raad had derhalve moeten onderzoeken of eventuele lichthinder op de omliggende woningen kan optreden rekening houdend met de mogelijkheid van lichtmasten binnen de hele bestemming "Sport". Nu dit niet is gebeurd, heeft de raad het licht- en geluidrapport in zoverre niet aan het plan ten grondslag mogen leggen. Gelet hierop is het bestreden besluit in zoverre genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.

Zienswijzen

11. Voor zover [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 6] voor het overige hebben verzocht hun zienswijzen als herhaald en ingelast te beschouwen, wordt overwogen dat in de nota van beantwoording bij het besluit is ingegaan op deze zienswijzen. [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 6] hebben in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog faalt.

Conclusie

12. In hetgeen is aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de plandelen met de bestemmingen "Wonen", "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Gemengd" en de bestemming "Sport", voor zover daaraan tevens de aanduiding "volkstuin" is toegekend, zijn vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. De beroepen zijn gegrond.

13. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

14. De raad dient ten aanzien van [appellanten sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. [appellanten sub 1] hebben ieder verzocht om vergoeding van gemaakte reiskosten ten behoeve van het bijwonen van de zitting. De Afdeling overweegt dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat in dit geval niet uitsluitend de reiskosten van een van hen voor vergoeding in aanmerking komen, zodat de raad slechts die kosten hoeft te vergoeden.

15. Ten aanzien van [appellant sub 4] en anderen is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en anderen, [appellant sub 5] en anderen en [appellant sub 6A] en [appellante sub 6B] gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Schermer, thans de gemeente Alkmaar, van 11 november 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Dorpshart Stompetoren" voor zover het betreft de plandelen met de bestemmingen "Wonen", "Gemengd", "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Sport", voor zover daaraan tevens de aanduiding "volkstuin" is toegekend;

III. draagt de raad van de gemeente Schermer, thans de gemeente Alkmaar, op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Schermer, thans de gemeente Alkmaar, tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van:

- [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tot een bedrag van EUR 1.012,64 (zegge: duizendtwaalf euro en vierenzestig cent), waarvan EUR 980,00 euro is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

- [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] tot een bedrag van EUR 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

- [appellant sub 3] tot een bedrag van EUR 1.012,64 (zegge: duizendtwaalf euro en vierenzestig cent), waarvan EUR 980,00 euro is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellant sub 5] en anderen tot een bedrag van EUR 980,00 (zegge: negenhonderdtachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

- [appellant sub 6A] en [appellante sub 6B] tot een bedrag van EUR 490,00 (zegge: vierhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

V. gelast dat de raad van de gemeente Schermer, thans de gemeente Alkmaar, aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, ten bedrage van:

- EUR 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

- EUR 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;

- EUR 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 3];

- EUR 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 4] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

- EUR 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 5] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

- EUR 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 6A] en [appellante sub 6B], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzitter, en mr. F.D. van Heijningen en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.M. van Loo, griffier.

w.g. Helder w.g. Van Loo

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2015

418-821.