Radioretraite bisschop Van den Hende (Kerstmis)


Radioretraite bisschop Van den Hende (Kerstmis) 27-12-2015


Kerstkaart Mgr. Van den Hende.
(Tekening: Susanna Huesstege)

Kerstmis in het heilig jaar van barmhartigheid

Op woensdag 23 december zond Radio Maria een vierdelige radioretraite uit van Mgr. Van den Hende. De inleidingen hadden als thema: 1) Kerstmis tussen komst en wederkomst, 2) Hij heeft zijn tent bij ons opgeslagen, 3) Het huis van ons hart, 4) Kerstmis in het heilig jaar van barmhartigheid.

Per gehouden inleiding zijn hieronder enkele passages uitgelicht.

Inleiding 1: Tussen komst en wederkomst

We beseffen dat Kerstmis voor ons ligt, maar dat de menswording van God, de geboorte van Christus, al ver achter ons heeft plaatsgevonden. In de Adventstijd, waarin we ons met ons hele hart op de Heer richten en Hem vragen onze weg te leiden, beseffen we dat we weliswaar de komst van Kerstmis
dichterbij zien komen, maar tegelijkertijd gaan onze gedachten uit naar de wederkomst van de Heer aan het eind van de tijd.

We weten niet wanneer de Heer terugkeert, wanneer we Hem kunnen zien van aangezicht tot aangezicht, maar het is belangrijk in deze tussentijd dat we met de hulp van het kerkelijk jaar de grote momenten van de heilsgeschiedenis indachtig blijven. Dat de Heer die ons gemaakt heeft tot ons
gesproken heeft en dat uiteindelijk zijn woord in ons midden is geboren, vlees is geworden.

We mogen beseffen dat God naar ons toegekomen is. De Heer die groot is, die aan het begin staat van ons leven, die groter is dan zijn schepping, heeft onder ons willen wonen, is mens geworden zoals wij. En de mens geworden Zoon heeft ons geleerd dat Gods liefde groter is dan onze zonde, groter
dan de dood, en elke dag naar ons uitgaat.

We leven in de tijd van de heilige Geest. Immers toen Jezus zijn leerlingen achterliet, heeft Hij ons de heilige Geest beloofd. Om met ons te zijn, ons te troosten en te helpen en alles in herinnering te roepen wat de Heer ons geleerd heeft.

Als de Heer ons belooft dat de heilige Geest ons alles in herinnering zal brengen en zal helpen om het woord van God te bewaren in ons hart, dan helpt de Geest ook ons te beseffen hoe groot het wonder van de menswording is dat we mogen gedenken, ongehoord, dat God die onze Schepper is, die we
Vader mogen noemen naast ons staat en meegaat met ons in zijn Zoon Jezus, kwetsbaar en klein een beroep doet op onze liefde.

Inleiding 2: Hij heeft zijn tent bij ons opgeslagen

In de eerste zin van het Johannes evangelie staat: "In het begin was het Woord en het woord was bij God en het Woord was God." God wordt mens. En dan staat er in Johannes 1,14: "Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond." In de Griekse tekst staat dat Hij zijn tent bij ons heeft
opgeslagen.

Je tent opslaan heeft in Bijbelse zin een rijke betekenis. Lang geleden verbleef het volk van God als slaven in Egypte. Uiteindelijk komen ze onder leiding van Mozes tot bevrijding. Ze trekken dwars door de Rode Zee en maken een lange tocht door de woestijn. Die tocht was een beproeving. Maar
God laat zijn volk niet alleen. Hij is in hun midden aanwezig en trekt met hen mee. In het Oude Testament lezen we dat God vraagt om een plek te midden van zijn volk. In Exodus lezen we dat de tien geboden, gegrift in twee stenen tafelen, op een plaats worden gezet in een tent te midden van al
die mensen, op tocht naar het beloofde land. Die tent die voor de Heer is opgericht, is de plaats waar Hij onder zijn mensen woont.

Als we in het evangelie van Johannes horen dat God zijn tent onder ons opslaat in Jezus zijn Zoon mogen we zeggen dat God nog dichter bij ons is.

Wie Mij ziet, ziet de Vader, zegt de Heer. Het vleesgeworden Woord is de nieuwe tegenwoordigheid van God op aarde. Als Hij sterft aan het kruis, lijkt het voor de leerlingen allemaal voorbij te zijn. Is de tent dan afgebroken, is het kwaad groter dan de liefde van God? Als we Kerstmis vieren
en vieren dat de Heer onder ons zijn tent heeft opgeslagen, moeten we ook denken aan Pasen, want in het licht van Pasen weten we dat God zijn Zoon heeft doen opstaan uit de dood, dat het de levende Heer is en Hij gaat ons voor naar het huis van de Vader.

Het huis van de Vader begint al in ons hart als we openstaan voor zijn toekomst. Dat huis opent zich al voor ons als we beseffen hoe Hij ons tegemoet is getreden. We mogen tegen Hem zeggen: Heer, we willen bij U zijn. Wat is het geweldig dat wij in uw gezelschap mogen verkeren.

Inleiding 3: Het huis van ons hart

In het evangelie van Lucas wordt geschreven over Maria en Jozef die onderweg zijn naar Bethlehem. Maria is hoogzwanger, maar toch moet de reis worden ondernomen, omdat er een volkstelling is. Bethlehem is vol. In de herberg is geen plaats. De deur wordt geweigerd en uiteindelijk wordt de Heer
Jezus geboren buiten de stad in de duisternis in een stal.

Een gesloten herberg, een gesloten deur, geen plaats hebben voor de Heer die geboren wordt. Het kan een beeld zijn van het huis van ons innerlijk, dat vol staat met al het mogelijke dat we er zelf in gesleept hebben, of met dingen die we meegemaakt hebben. Het huis van ons hart heeft lang niet
altijd ruimte.

In de Schrift heeft het hart een bijzondere betekenis. Het hart staat voor de gehele persoon. Aan de ene kant is het een plaats waar we misschien vol zijn van onszelf. Aan de andere kant is het juist een plek om het woord van God vast te houden. Zoals van Maria wordt gezegd dat ze alles
bewaarde in haar hart. Het hart kan dus kan een plaats zijn van kwaad en het kan ruimte bieden voor Gods goedheid. Het is vaak ook een plaats waar de mens weet heeft van schuld en verlangt naar vergeving en zich te openen voor Gods liefde.

Is er ruimte voor God in ons hart? Zijn er ruimtes in ons hart die we dicht houden, omdat we ons ervoor schamen, waar we liever een groot gordijn voor schuiven?

Op weg naar Kerstmis mogen we ons hart aan God geven.

Als mensen die leven tussen komst en wederkomst mogen we ons hart laten vernieuwen door Christus die gekomen is om te dienen in plaats van gediend te worden. En alle gedachten die leven in het hart van de Heer, mogen ook ons hart verrijken. En dat kan als we ons toevertrouwen aan Christus, als
we het huis van ons hart laten inrichten en vernieuwen door zijn liefde en zijn trouw.


Inleiding 4: Kerstmis in het heilig jaar van barmhartigheid

We vieren Kerstmis in het heilig jaar van barmhartigheid. Jezus Christus is het gezicht van Gods barmhartigheid (vultus misericordiae). Dat God is mens geworden is een daad van zijn liefde.

Barmhartigheid is wat Jezus ons laat zien en laat horen. Het is ook waartoe Hij ons oproept en wat Hij ons voorleeft. Want de Heer Jezus is geen leraar die alleen maar woorden spreekt. Hij is een leraar die ook doet wat Hij zegt, die laat zien wat Gods bedoelingen zijn, die liefde is ten
volle.

Paus Franciscus legt enerzijds de nadruk op barmhartigheid ontvangen, vergeving van zonden, van de Heer een nieuwe kans krijgen door het sacrament van boete en verzoening. De paus zegt dat barmhartigheid de manier van uitdrukken is van God, om zijn hand uit te strekken naar de zondaar. God is
niet uit op onze ondergang of dood, maar dat we ten volle leven met Hem.

We mogen in het sacrament van de biecht ons hart openen. De kamers van ons hart waar hardheid bestaat, hoeven voor God geen geheim te zijn, want Hij kent ons hart en wat zou het goed zijn als we ons hart steeds opnieuw door Hem laten vernieuwen, dat zijn licht mag schijnen in de donkerste
hoekjes, opnieuw Gods barmhartigheid vragen, ontvangen en ondervinden. Als we vergeving van zonde ontvangen, ontvangen we tevens kracht en worden we gesterkt in onze goede wil.

Paus Franciscus benadrukt: de liefde voor onze naaste is een liefde die we van God ontvangen hebben en die we mogen doorgeven in woorden en daden aan de mensen om ons heen. Barmhartigheid, liefde, we ontvangen het nooit alleen voor onszelf. Als ons hart ermee gevuld wordt mogen we andere
harten raken met deze gaven van God, en komen tot daden van liefde.

Paus Franciscus noemt heel direct de daden van barmhartigheid (Matteues 25, 35-36). Het is duidelijk dat de werken van barmhartigheid, voortkomend uit een liefdevol hart, onze opdracht zijn in het jaar dat komt.

Als we het jaar van barmhartigheid vieren, mogen we barmhartigheid ontvangen door ons hart te openen voor Gods vergeving in het sacrament van boete en verzoening. En we mogen werken van liefde doen, mensen in nood helpen in Jezus' Naam. Maar het is ook een gezindheid die bij ons handelen hoort
als we in naam van Gods barmhartigheid onrecht verdragen, mensen opnieuw op het pad van Gods liefde brengen en bidden voor de gestorvenen.

We mogen vieren dat God naast ons staat, zouden wij dan ook naast een medemens kunnen staan in de overtuiging dat dat is wat Christus in zijn barmhartigheid van ons vraagt?