Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZCTG:2016:33

>

ECLI:NL:TGZCTG:2016:33

Datum uitspraak: 12-01-2016

Datum publicatie: 15-01-2016

Zaaknummer(s): c2014.489 en c2014.490

Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen bedrijfsarts: De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder, bedrijfsarts, rondom het in verband met psychische klachten uitvallen van klager, welk uitvallen uiteindelijk tot zijn ontslag heeft geleid. Klager verwijt verweerder dat hij: 1. Zijn zorgplicht heeft geschonden. Gelet op de geestelijke toestand van klager kon van hem niet verwacht worden dat hij zich ziek zou melden. Verweerder had op basis van persoonlijke observatie aldus moeten concluderen en daarnaar handelen; 2. Zijn beroepsgeheim heeft geschonden, onder andere door te spreken met de manager van klager; 3. Een brief verkeerd heeft gedateerd; 4. Klager geen inzage heeft gegeven in zijn volledig medisch dossier en voorts dat verweerder informatie uit het dossier heeft verwijderd. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

-------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.489 en C2014.490 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

N., bedrijfsarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: D. te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 16 oktober 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen de heer N. - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 september 2014, onder nummer 13/376 en 14/139, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerder heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak met nummers

C2014.487 en C2014.488 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 december 2015, waar zijn verschenen klager en verweerder, die werd bijgestaan door D. voornoemd. Klager heeft als getuige doen horen E. voormalig huisarts van klager. Partijen hebben hun standpunten toegelicht, klager aan de hand van pleitnotities die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager, geboren in 1974, is in verband met psychische klachten uitgevallen voor zijn werk aan het eind van 2003.

Op 17 februari 2004 heeft een eerste contact met verweerder, bedrijfsarts, plaatsgevonden.

Met betrekking tot de van belang zijnde periode is in het `Medisch Dossier BA' opgenomen:

"06-02-2004 tel vraag om advies

F. en G. ( naasthogere en direct leidinggevende)

ze hebben A. maandag 09 02 om 13.30 U uitgenodigd voor een gesprek

[adres, RTC]

Zou eigenlijk een berisping moeten worden ivm onacceptabel en agressief gedrag

Hebben het gevoel dat hij psychisch ernstig ziek ik (is in elkaar geslagen door H.-se bende )

en denken dat hij hulp nodig heeft ,elke keer wanneer ze proberen dit bespreekbaar te maken wordt hij boos en agressief

zijn moeder heeft naar de Bank gebeld en gezegd dat hij wanneer hij boos wordt neigt tot uiterst gewelddadig gedrag

de heren willen advies en zijn er behoorlijk zenuwachtig van

mijn advies stand by hebben kameropstelling zo dat zij als eerste de kamer uit kunnen

zodra hij agressief begint te worden hem daar op aanspreken ,gesprek beeindigen wanneer dit niet helpt en hem het gebouw uit sturen of laten halen door bewaking en eventueel politie

aangegeven dat I. en ik op het moment vh gesprek in huis zijn en ze ons kunnen bellen voor eventuele crisisopvang of voor overleg/advies

vraag hoe eventueel verder ,tweesporen beleid uitgelegd

10-02-2004 telefonisch opgeroepen voor su bedrijfsarts door [naam, RTC]

pat geeft aan niet te zullen verschijnen op de uitnodiging

11 02 ,inderdaad niet verschenen

lijn ( F.) geinformeerd

info van F. patient zit op het werk kijkt voor zich uit

collega's hebben gezien dat in zijn huis alle ramen met kranten dichtgeplakt zijn en dat hij ramen vastgespijkerd heeft

mijn verzoek tel nr moeder patient om te kijken of huisarts op de hoogte is ( of gesteld moet worden door mij )

Overleg met J., oi genoeg argumenten om in het belang vd patient af te wijken van medisch beroepsgeheim en contact te zoeken met moeder/huisarts.

leidinggevende belt nr huisarts E. [telefoonnummer, RTC] door

(...)

12-02-2004 overleg huisarts

zijn visie pat zit zeer dicht tegen een psychose aan , probleem wil zich absoluut niet laten behandelen

ouders en zus zitten ook beslist niet op een lijn

huisarts heeft een voorcrisis melding gedaan bij K. daar is hij accuut welkom ( indien hij wil )

huisarts geeft aan te verwachten dat indien hij verder afglijdt er zich gaat komen op een IBS

ons beleid ( Tweesporen met eventueel ( terugdraaibaar ) ontslag ) besproken , huisarts is het hier volstrektmee een zijn visie werkgever moet druk gewoon opveroen

F. gebeld advies druk opvoeren ( uitgelegd dat hulptraject snel gestart kan worden )

17-02-2004 Overleg met leidinggevende, client en resourcemanager. Met client in gesprek over aantal voorvallen betreffende gedrag van client.

Client heeft reeds minimaal drie weken dezelfde kleding aan, ziet er tamelijk onverzorgd uit, ruikt. Heeft een blouse aan waar hij zelf naar het lijkt alle boorden vanaf heeft gescheurd. Verder vestigt hij steeds zijn blik heel strak op diegene die tegen hem praat, verder zit er bij verandering van spreker een vertraging in waardoor de eerste zin van die andere spreken herhaald moet worden. Client start met mededeling dat hij het gewraakt FG wil tekenen. Verder wil hij het niet hebben over de berisping, hij zou in ieder geval door ook geen bezwaar tegen opstarten. Bij het aankaarten van de mening dat wij vinden dat hij een gedragsprobleem heeft waar hij wat aan zou moeten doen, geeft client aan te vinden dat hij helemaal geen probleem heeft, maar hij vindt dat de werkgever voor werkzaamheden zou moeten zorgen. Alle andere ingangen die we vervolgens proberen om toch aan te geven dat wij vinden dat er iets moet gebeuren legt hij terzijde met de mededeling dat hij vindt dat er geen probleem is. Verder zou hij zelf iedere dag met zijn gedrag bezig zijn. Op onze vraag hoe dat er dan uit ziet, geeft hij weer aan dat ons dat niet aangaat. Op de vraag of hij met mensen over de problemen op zijn werk praat, geeft hij aan dagelijks 50 mensen te zien, bij vragen of hij dar dan ook mee praat geeft hij aan niet met iedereen daarover te praten, bij navraag naar concrete cijfers, wil hij geen antwoord geven.

Gaan nu kijken of het juridisch mogelijk is om iemand ziek te melden als werkgever (op advies bedrijfsarts), de volgende stap zal dan zijn hem uit te nodigen (moet RM zelf doen) en als hij dan niet verschijnt het loon te stoppen.

05-03-2004 Mail van arbeidszaken 4-3-2004

Client heeft ontslag gekregen.

Het is ons allen duidelijk dat er sprake is van ziekte, maar client wil zich niet ziek melden en dus ook niet laten behandelen.

In ieder geval is het wel zo dat hij niet op zijn werk verschijnt ,ook niet na herhaalde oproep.

Om die reden op basis van werkweigering ontslag.

huisarts E. is geinformeerd over ontslag.

22-12-2004 Overleg met RM L. [telefoonnummer, RTC]

Geeft aan dat zij via de gerechtelijke macht bezig zijn betrokkene gedwongen op te gaan nemen. (psychotisch)

22-12-2004 ba GTAT

Psychiater M. van K. belt op [telefoonnunmmer, RTC]

Moet als psychiater een onafhankelijk oordeel geven ter beoordeling wel/niet RM.

Wil graag info weten wat ba bij onderzoek heeft gecontsateerd.

ba; waarnemingen 17-02-204 toegelicht en reden ontslag. Psychiater vindt hem nu duidelijk psychotisch en zijn concluise is dat bt dit ook in geb dit jaar geweest moet zijn.

Vraag; kan ontslag evt teruggedraaid worden tzt en hoe gaat dit dan. Ouders bt hadde hierover vraag gesteld.

Ba; advioes; laten ouders contact hierover met zijn lg, deze kan dan eea aan arbeidszaken voorleggen en dan zal er vauit AZ ook advies aan arbodienst worden gevraagd."

In het dossier bevindt zich een brief van huisarts, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, inhoudende:

"Ik heb telefonisch contact gehad met Coll. N., van wie ik hoop,de naam correct te spellen,op

9 februari 2004 en op 5 en 12 maart 2004.

Op 9 februari meldde die dat er tegen patient een ontslagprocedure gaande was op grond van zijn verward en agressief gedrag op de werkvloer. Tijdens dit gesprek waren wij het eens over het feit dat patient hiervoor door zijn ziekte niet verantwoordelijk voor kon worden gehouden.

Op de andere vermelde data hadden wij contact over het feit dat ondanks de ziekmelding door de bedrijfsarts de directie van de O. bank toch de ontslagprocedure had doorgezet en dat hem niets anders restte dan het advies aan patien en zijn ouders,zich tot een advocaat te wenden om in verweer te gaan tegen deze onrechtmatig beslissing.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens klager behoorde te betrachten door :

Zaaknummer 13/376:

1. zijn zorgplicht te schenden. Gelet op de geestelijke toestand van klager kon van hem niet verwacht worden dat hij zich ziek zou melden. Verweerder had op basis van persoonlijke observatie aldus moeten concluderen en daarnaar handelen;

2. de familie van klager en zijn huisarts valselijk voor te lichten;

Zaaknummer 14/139:

3. een brief verkeerd te dateren. Klager heeft op 29 oktober 2013 een brief

ontvangen terwijl de brief is gedateerd dan wel verzonden op 24 oktober 2013;

4. klager geen inzage te geven in zijn volledig medische dossier. Daarnaast is

gebleken dat verweerder informatie uit het dossier heeft verwijderd, dezelfde

informatie die niet aan klager ter inzage is gegeven, te weten: gespreksverslagen

van gesprekken met de huisarts van klager, klagers vader en klagers manager.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Verweerder voert ten aanzien van het eerste klachtonderdeel aan dat hij in verband met de zorgplicht voor klager een afweging heeft gemaakt van belangen. Verweerder achtte voldoende argumenten aanwezig om de zorgplicht voor klager boven het medisch beroepsgeheim te stellen, welke afweging door verweerder bij een leidinggevende is getoetst. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1

Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel is het college van oordeel dat verweerder gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Voor verweerder was er geen enkele twijfel over het gegeven dat het gedrag van klager onderdeel was van het ziektebeeld. Niettemin ligt het - wettelijk gezien - op de weg van een werknemer om zich ziek te melden. Het ligt niet binnen de mogelijkheden van een bedrijfsarts om een werknemer, tegen diens wil in, ziek te melden. Verweerder heeft daarnaar onderzoek laten instellen en de familie van klager geadviseerd een jurist in te schakelen. Dat verweerder klager niet ziek heeft gemeld kan haar niet tuchtrechtelijk verweten worden.

5.2

Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel oordeelt het college als volgt.

De door klager ontvangen brief is gedateerd op donderdag 24 oktober 2013. Gelet op de postverwerking binnen de organisatie van verweerder en de werkwijze van de extern postbezorgende instantie kan het voorkomen dat een brief meer dan enkele dagen, zeker gelet op het feit dat op zondag geen post en op maandag weinig post wordt bezorgd, onderweg is naar een geadresseerde. Verweerder is niet tuchtrechtelijk aansprakelijk voor de postverwerking binnen de organisatie en uiteraard evenmin voor de werkwijze bij een extern postverwerkende organisatie. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3

Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel is het college van oordeel dat niet gebleken is dat niet het volledige dossier aan klager ter hand is gesteld. Evenmin is er aanleiding te veronderstellen dat verweerster namen uit het medisch dossier heeft verwijderd.......

5.4

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager heeft onder aanvoering van negen grieven hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Klager heeft kort gezegd geconcludeerd tot gehele dan wel gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beslissing en, opnieuw rechtdoende, tot gegrondverklaring van de klacht.

4.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, met uitzondering van overweging 5.1. In plaats daarvan overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

4.4 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat verweerder is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Voor verweerder was er geen enkele twijfel over het gegeven dat het gedrag van klager onderdeel was van het ziektebeeld. Het ligt niet binnen de mogelijkheden van een bedrijfsarts om een werknemer ziek te melden. Verweerder heeft zich als arts voldoende van zijn zorgplicht gekweten door bij de werkgever aan te geven dat werknemer naar zijn mening ziek was. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

4.5 De voorgaande overwegingen leiden tot de slotsom dat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. J.P. Fokker en

mr. R. Veldhuisen, leden-juristen en mr. drs. M.J. Kelder en mr. drs. W.A. Faas, leden- beroepsgenoten en mr. drs. E.E. Rippen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.