Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZREIN:2016:5

ECLI:NL:TGZREIN:2016:5

Datum uitspraak: 18-01-2016

Datum publicatie: 18-01-2016

Zaaknummer(s): 1595

Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: College beoordeelt het telefonisch afdoen van het consult bij een werknemer met psychische problemen. Bij een eerste consult, dat plaats moet vinden binnen twee tot drie weken na aanvang van het arbeidsverzuim, wordt dertig minuten consulttijd geadviseerd teneinde een goede probleemanalyse te kunnen maken. Of mag worden volstaan met een telefonisch consult, dat tevoren gepland en doorgegeven moet worden, zal steeds beantwoord moeten worden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Er kan niet met een telefonisch consult volstaan worden als blijkt dat de arts onvoldoende anamnestische of objectief medische informatie verkrijgt. Ongegrond.

-------------------

Uitspraak: 18 januari 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 15 juli 2015 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigde A.M. van den Heuvel te Heemstede

tegen:

[C]

bedrijfsarts

werkzaam te [D]

verweerder

gemachtigde mw. mr. S.J. Berkhoff-Muntinga te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift;

- de brief van klager, ontvangen op 19 augustus 2015, met de mededeling dat hij de klacht niet wil voortzetten;

- het verweerschrift;

- de brief van verweerder ontvangen op 19 november 2015, waarbij het medisch dossier wordt toegestuurd;

- de pleitnotitie overgelegd door verweerder.

Nadat klager de klacht had ingetrokken, heeft het college op 21 september 2015 in raadkamer besloten de behandeling van de zaak voort te zetten om redenen aan het algemeen belang ontleend. De klacht is voortgezet voor zover deze ziet op het telefonisch afdoen van het consult.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 2 december 2015 behandeld. Klager noch diens gemachtigde waren daarbij aanwezig. Verweerder was aanwezig alsmede mw. mr. D.N.R. Wegerif die de gemachtigde van verweerder ter zitting heeft vervangen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

In verband met een ziekmelding in juni 2015 heeft klager op 10 juli 2015 als eerste contact met verweerder een telefonisch consult. Naar aanleiding van het gesprek heeft verweerder in het UWV-formulier `Probleemanalyse WIA' genoteerd:

"6.1 (...) Persoonlijk functioneren: voor zover over de telefoon valt te beoordelen heeft betrokkene zichzelf weer redelijk onder controle -> zie verder 10.1

(...)

10.1 (...) Op zich zijn er weer benutbare mogelijkheden echter ik ben het vanuit medisch oogpunt eens met betrokkene dat voorkomen moet worden dat hij in een zelfde situatie beland van het uitvoeren van het werk van 2 functies. Advies is om nadere afspraken te maken wat voor hem qua taken wordt verwacht en wat realistisch is om in een normale werkdag te verrichten. Dit is iets dan onderling eventueel met hulp van een buitenstaander met verstand van zaken zal moeten worden afgesproken.

Zodra die afspraken zijn gemaakt kan gestart worden met werkhervatting advies is wel om dit geleidelijk op te bouwen bv startende met halve dagen. In onderling overleg kan dit dan vervolgens worden opgebouwd.

(...)

13.1 (...) Arbeidsomstandigheden: Mocht onderling niet tot een werkbare oplossing worden gekomen dan is het voortduren van de ziekmelding geen alternatief. In een vervolgspreekuur zal ik vervolgens aangeven op het moment dat er geen medische beperkingen meer zijn dat de ziekmelding afgesloten dient te worden en dat de uiteindelijke oplossing dan buiten de ziekmelding verder dient te worden gezocht.

Sociaal-medische zaken: betrokkene heeft snel adequate behandeling gezocht die effect heeft.

13.2 Geef een advies voor evaluatie-momenten tussen werknemer, werkgever en bedrijfsarts: 4-5 weken indien nog nodig."

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder - voor zover na voortzetting van de ingetrokken klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend hier relevant - dat verweerder bij het eerste contact met klager heeft volstaan met een telefonisch consult in plaats van een regulier face-to-face consult en voorts dat klager zich door dat telefonisch consult overvallen heeft gevoeld.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is - voor zover na voortzetting van de ingetrokken klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend hier relevant - van mening dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Hij geeft aan dat er een telefonisch consult is gepland omdat het in verband met zijn vakantie voor verweerder niet meer mogelijk was klager voor die vakantie nog persoonlijk te treffen en dat hij meende dat een en ander aan klager zou zijn doorgegeven. Verweerder stelt dat hij in het telefoongesprek een en ander heeft uitgelegd en dat hij in dat telefoongesprek niet de indruk had dat klager zich overvallen voelde. Verweerder voert hierbij aan dat hij uitgebreid met klager heeft gesproken en uitvoerig vragen heeft gesteld. Het gesprek heeft volgens verweerder ongeveer twintig minuten geduurd. Vanwege de inhoud van het gesprek, de wens van klager om zijn werk te hervatten en de reeds ingezette professionele begeleiding, bestond bij verweerder op dat moment de verwachting dat de situatie stabiel was en dat de stijgende lijn zich zou voortzetten. Op grond daarvan achtte verweerder het gerechtvaardigd om op dat moment met een telefonisch consult te volstaan.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat de zaak is voortgezet na intrekking om redenen aan het algemeen belang ontleend en voor zover deze ziet op het telefonisch afdoen van het consult bij een werknemer met psychische problemen.

Hoewel een persoonlijk (face-to-face) consult verre de voorkeur verdient, te meer indien het om een eerste consult gaat, moet het college vaststellen dat de in casus toepasbare richtlijn "Handelen van de bedrijfsarts bij werknemers met psychische problemen" van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB, tweede versie, 2007) het handelen van verweerder toelaat, met dien verstande, dat voor een eerste consult bij een werknemer met psychische problemen dertig minuten consulttijd wordt geadviseerd teneinde een goede probleemanalyse te kunnen maken. Het consult dient voorts binnen twee tot drie weken na aanvang van het arbeidsverzuim plaats te vinden. Het voeren van een telefonisch consult is in de beroepsgroep van verweerder evenwel geen uitzondering. De vraag of er mag worden volstaan met een telefonisch consult zal steeds beantwoord moeten worden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Niet volstaan kan worden met een telefonisch consult als blijkt dat de arts met een telefonisch consult onvoldoende anamnestische of objectief medische informatie verkrijgt. In dat geval is een face-to-face consult aangewezen. Is de arts niet in de gelegenheid dit consult binnen afzienbare tijd te verlenen, dan dient hij hiervoor een collega in te schakelen.

Dit kan ook het geval zijn indien de patient niet in staat is de juiste informatie door te geven, bijvoorbeeld omdat hij, zoals door klager in het klaagschrift is gesteld, overvallen is door het telefonisch consult.Het college merkt hierbij op dat er voor gewaakt dient te worden dat een patient zich door een consult overvallen voelt. Een telefonisch consult dient daartoe, zoals ook een face-to-face consult, tevoren gepland en doorgegeven te worden. In de onderhavige zaak is dit - kennelijk - niet adequaat gebeurd. Het college kan daarbij echter niet vaststellen dat dit aan verweerder persoonlijk te verwijten valt. Daarnaast is door verweerder onbetwist gesteld dat het verdere verloop van het gesprek - in de woorden van verweerder - `normaal' is verlopen. Niet gebleken is daarmee dat het overvallen zijn heeft geleid tot een onvolledige anamnese.

Bij de inhoudelijke beoordeling of verweerder had mogen volstaan met een telefonisch consult acht het college van belang dat verweerder heeft aangegeven zich rekenschap te hebben gegeven van de beperkingen van een telefonisch consult, maar juist in het verloop van dat consult en de verkregen informatie reden zag om uiteindelijk met een telefonisch consult te volstaan. Dat verweerder deze conclusie aan het verloop mocht verbinden is door het feitenrelaas van klager niet bestreden en ook is anderszins niet gebleken dat verweerder dit niet had behoren te doen.

Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard en dient te worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr.A.H.M.J.F. Pietteals voorzitter, mr.H.P.H. van Griensvenals

lid-jurist,dr. W.F.R.M. Koch,dr. A.N.H. Weelendr. J.H. Wijsmanals leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. K.Hoebers-Provoostals secretaris en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016 in aanwezigheid van de secretaris.