Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZCTG:2016:47

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:47

Datum uitspraak: 19-01-2016

Datum publicatie: 21-01-2016

Zaaknummer(s): c2015.214

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Op grond van NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement M84 is het voorschrijven van medicatie in verband met een te hoog cholesterolgehalte in het geval van klager niet geindiceerd. Mensen met een donkere huidskleur lopen meer risico op hart- en vaatziekten. De arts kan geen discriminatie worden verweten door daarover een opmerking te maken.Beroep verworpen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.214 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mw. mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, jurist bij VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A.-hierna klager-heeft op 12 december 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen huisarts C.-hierna de arts-een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 april 2015, onder nummer 14/436 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 november 2015, waar uitsluitend is verschenen de arts, bijgestaan door zijn gemachtigde.

De zaak is van de zijde van de arts kort toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:

"2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1 Op 25 februari 2013 en 5 maart 2013 is klager bij verweerder, zijn huisarts, op consult geweest in verband met te hoge cholesterol.

2.1 In het journaal staat bij 5 maart 2013:

E HVR-profiel: Groen gebied: 3% kans 10 jr HV-zkt

O SystRR: 130

O Diast. RR: 85

E hypercholesterolaemie

Verweerder heeft klager bij dat consult geen medicijnen voorgeschreven".

2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:

"3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder klager heeft gediscrimineerd door hem geen medicijnen te geven in verband met zijn te hoge cholesterolgehalte.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan".

2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

"5. De overwegingen van het college

5.1 Klager heeft gesteld dat verweerder hem heeft gezegd dat hij een neger is en dat het daarom niet noodzakelijk was om medicatie voor te schrijven. Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager nooit discriminerend heeft willen benaderen, en dat het hem spijt als klager dat wel heeft ervaren.

5.2 Met betrekking tot de te hoge cholesterol heeft verweerder aangevoerd dat het risicoprofiel van klager op hart- en vaatziekten in de komende 10 jaar 3% was, en dat het beleid is om in dat geval geen medicatie voor te schrijven. Mogelijk heeft verweerder daarbij vermeld dat bepaalde mensen met een donkere huidskleur, zoals bijvoorbeeld D., meer risico lopen.

5.3 Naar het oordeel van het college heeft verweerder op goede gronden besloten om, gelet op alle omstandigheden van deze patient, geen medicatie voor te schrijven, zodat hem wat dat betreft geen verwijt kan worden gemaakt. Voor zover de opmerking betreft over het risico op hart- en vaatziekten voor mensen met een donkere huidskleur, is het college van oordeel dat deze opmerking geen onheuse bejegening oplevert, nu het een feitelijke constatering betreft en geen waardeoordeel over een bepaalde bevolkingsgroep. Het is spijtig dat klager dat wel zo heeft ervaren, maar objectief gezien valt verweerder in dezen geen verwijt te maken.

5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt".

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1.

4. Beoordeling van het beroep

4.1. In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Voorts is ter zitting aangevoerd dat de beroepsgronden niet duidelijk zijn, zodat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.

4.3. In beroep heeft klager nogmaals aangegeven dat hij meent dat de arts hem heeft gediscrimineerd en dat hem medicijnen hadden moeten worden voorgeschreven in verband met zijn cholesterolgehalte. Het Centraal Tuchtcollege maakt daaruit op dat klager het Regionaal Tuchtcollege verwijt dat het zijn klachten ten onrechte heeft afgewezen. Op die klachten is de arts in zijn verweerschrift in beroep ook ingegaan. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt dan ook het niet-ontvankelijkheidsverweer van de arts.

4.4. Voor zover klager in beroep nieuwe klachten naar voren brengt, moeten die worden gepasseerd.

4.5. Op grond van de NHG-Standaard Cardiovasculair risicomanagement M84 was het voorschrijven van medicatie in verband met een te hoog cholesterolgehalte in het geval van klager, zoals ook blijkt uit de feiten in (de tweede) overweging 2.1 in samenhang met overwegingen 5.2 en 5.3 van het Regionaal Tuchtcollege, niet geindiceerd. De arts heeft daarom op goede gronden besloten klager geen medicatie voor te schrijven.

4.6. Het is niet uitgesloten dat de arts tijdens het consult een opmerking heeft gemaakt over het risico op hart- en vaatziekten voor mensen met een donkere huidskleur. Zoals het Regionaal Tuchtcollege heeft overwogen, betreft dat echter geen waardeoordeel maar een feitelijke constatering. Mensen met een donkere huidskleur lopen meer risico op hart- en vaatziekten. De arts kan geen discriminatie worden verweten door daarover een opmerking te maken.

4.7. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van klager moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. T.L. de Vries, voorzitter, mr. J.P. Fokker en

mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. M.A.P.E. Bulder-van Beers en

drs. F.M.M. van Exter, leden-beroepsgenoten en mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2016.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.