Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:58

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:58

Datum uitspraak: 19-01-2016

Datum publicatie: 28-01-2016

Zaaknummer(s): c2015.097

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: De klacht is gericht tegen een chirurg. Klager verwijt de chirurg kort gezegd dat hij onvoldoende aandacht en zorg heeft besteed aan zijn tongletsel. Klager stelt onnodig te hebben geleden en hij voelde zich onheus behandeld. Het Regionaal College heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat de chirurg als supervisor zelf destijds niet over klager is geraadpleegd door de dienstdoende ervaren arts-assistent op de SEH en ook verder niet bij de behandeling betrokken.Hoger beroep klager afgewezen. Ten aanzien van de handelingen van de arts-assistent orthopedie kan de chirurg geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het College acht wel voorstelbaar dat voor klager niet helder is geweest wie voor zijn behandeling verantwoordelijk was. Voorts overweegt het Centraal Tuchtcollege dat deelname aan de behandeling van een tuchtzaak door een collega uit het ziekenhuis van de beklaagde arts en een arts bij wie klager zelf onder behandeling is, ongewenst is.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.097 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. M.M. Dezfouli.

tegen

C., chirurg, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klager - heeft op 19 maart 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna: de chirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van 20 januari 2015, onder nummer 2013-060b heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De chirurg heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 24 november 2015, waar klager en de chirurg zijn verschenen, beiden bijgestaan door hun gemachtigde.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

2.1. Klager, geboren 1 juli 1959, is op 13 oktober 2007 per ambulance om 04:17 uur op de SEH van het D. te B. gearriveerd met de indicatie multitrauma, na een val uit een raam.

2.2 In het ziekenhuis is door de dienstdoende arts-assistent een instabiele wervelfractuur geconstateerd, alsmede een `diepe laceratie van de tong'.

2.3 Door de dienstdoende arts-assistent is de IC-arts in consult gevraagd die desgevraagd geen maatregelen nodig achtte ter bescherming van de ademweg in verband met de geconstateerde diepe scheur met zwelling van de tong.

2.4 De arts-assistent heeft toen besloten ten aanzien van het tongletsel tot een expectatief beleid.

2.5 Verweerder, die de supervisor van de arts-assistent was tijdens die nachtdienst, is door de arts-assistent niet geraadpleegd.

2.6 Klager is door de arts-assistent, na ook ingewonnen advies van de afdeling orthopedie en na radiologisch en neurologisch onderzoek, kort op de afdeling heelkunde opgenomen. Hij is op 14 oktober 2007 aan de afdeling orthopedie overgedragen in verband met de behandeling van de wervelfractuur.

2.7 Een orthopedisch arts-assistent bezocht klager dagelijks op de afdeling orthopedie. Op 18 oktober 2007 heeft de orthopedische arts-assistent in overleg met de afdeling chirurgie de tong beoordeeld en een KNO-arts in consult geroepen, waarna tot hechting van de tong van klager is overgegaan.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder - zakelijk weergegeven - onvoldoende aandacht en zorg aan zijn tongletsel te hebben gegeven, als gevolg waarvan er sprake is van ernstigere restklachten althans hem de kans is ontnomen op een behandeling met een beter resultaat. Klager heeft onnodig geleden en voelde zich onheus behandeld. Er is zo min mogelijk tijd en aandacht aan hem besteed omdat hij - ten onrechte - als illegaal en onverzekerd werd beschouwd. Dit wordt bevestigd door het feit dat uit het medisch dossier nauwelijks iets blijkt over de aard en het beloop van het tongletsel of van de hulp die klager in dat verband heeft gevraagd.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft, kort samengevat, uiteengezet dat hij klager niet heeft gezien en dat hij door de dienstdoende arts-assistent op de SEH in de nacht van 13 oktober 2007 niet is geraadpleegd in zijn hoedanigheid van supervisor. Verweerder onderschrijft de conclusie van de Klachtencommissie van het D. (naar aanleiding van een gelijkluidende klacht van klager tegen dat ziekenhuis), inhoudende dat het onjuist is geweest om te denken dat de wond in de tong vanzelf zou genezen. Verweerder is zelf ook van oordeel dat tijdens de opname van klager in het D. eerder een KNO-arts in consult had moeten worden gevraagd. Dat dit niet is gebeurd en klager onnodig lang pijn en ongerief heeft gehad betreurt verweerder, maar hij acht zichzelf daar niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor, nu hij klager zelf niet heeft behandeld en hij door de arts-assistent niet is geraadpleegd.

5. De beoordeling

5.1 Het staat vast dat klager als gevolg van de val op 13 oktober 2007 naast een ernstige wervelfractuur tevens ernstig tongletsel heeft opgelopen waarvoor na aankomst op de SEH door de dienstdoende arts-assistent onder andere een IC-arts is geraadpleegd. Met betrekking tot het tongletstel werd door de IC-arts geen bedreiging van de ademweg geconstateerd. De arts-assistent heeft voorts zelfstandig met betrekking tot het tongletsel tot een expectatief beleid besloten en heeft de behandeling verder gericht op de tevens aanwezige en als ernstiger medisch probleem imponerende wervelfractuur.

5.2 Niet in geschil is dat de dienstdoende arts-assistent verweerder, in zijn hoedanigheid van supervisor op de afdeling heelkunde in de nacht van 13 oktober 2007, niet heeft geraadpleegd. Verweerder heeft klager niet gezien, noch is verweerder omtrent de verdere behandeling van klager om advies gevraagd. Klager is op 14 oktober 2007 overgedragen aan de afdeling orthopedie die een leenbed bij de afdeling chirurgie had. De behandeling op die afdeling viel niet onder de verantwoordelijkheid van verweerder.

5.3. Zoals ter zitting door verweerder is uiteengezet was de dienstdoende arts-assistent in de nacht van 13 oktober 2007 een ervaren arts-assistent die reeds geruime tijd (1,5 jaar) op de SEH diensten kon draaien. Gesteld noch gebleken is dat verweerder deze arts-assistent niet de zorg van patienten kon toevertrouwen. Dat deze arts-assistent mogelijk een inschattingsfout heeft gemaakt door verweerder die toen afwezig was, niet om advies in te roepen omtrent het in te zetten beleid rond het tongletsel, danwel een KNO-arts in consult te vragen (hetgeen pas later door afdeling orthopedie is geschied) kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden aangerekend.

5.4 Het overige verwijt van klager dat in zijn medisch dossier tijdens zijn opname ten onrechte niets is vermeld (tot aan de hechting van zijn tong op 19 oktober 2007) over het feit dat hij veel pijn heeft geleden en veel bloed heeft verloren, is geen verwijt dat verweerder kan treffen. Immers, klager is vanaf 14 oktober 2007 opgenomen geweest op de afdeling orthopedie van het D., waar verweerder niet bij betrokken was. Verweerder kan dan ook niet verantwoordelijk worden gesteld voor het behandelbeleid dat op die afdeling is gevolgd en de notities in het medisch dossier op die afdeling.

5.5 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder "2. De feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans niet voldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager heeft in hoger beroep zijn klacht herhaald en nader toegelicht. Klager stelt zich op het standpunt dat zijn verwijten eigenlijk gericht zijn tegen de arts-assistent orthopedie die bij zijn behandeling betrokken is geweest, maar dat haar handelingen onder supervisie van de chirurg zijn verricht, zodat de chirurg hiervoor tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. Klager concludeert tot gegrondverklaring van zijn klacht. Voorts maakt klager alsnog bezwaar tegen het feit dat als lid-arts van het Regionaal Tuchtcollege optrad E., die werkzaam is in hetzelfde ziekenhuis waar de aangeklaagde chirurg werkt en die bovendien de behandelend uroloog van klager is.

4.2 De chirurg heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3 Wat betreft de behandeling op de afdeling SEH, waar de arts-assistent chirurgie klager in de nacht van 12 op 13 oktober 2007 heeft behandeld, onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege - en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen - dat de chirurg hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, te meer nu ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de dienst van de chirurg afliep in de ochtend van zaterdag 13 oktober 2007 tussen 8 uur en half 9, dus ongeveer vier uur nadat klager arriveerde in het ziekenhuis.

Ten aanzien van de handelingen van de arts-assistent orthopedie zoals die zijn verricht na 08.30 op 13 oktober 2007 overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de chirurg daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Zoals het Regionaal Tuchtcollege terecht heeft overwogen, viel de behandeling op de afdeling orthopedie, aan welke klager op zondag 14 oktober 2007 is overgedragen, niet onder de verantwoordelijkheid van de chirurg.

Overigens acht het Centraal Tuchtcollege het voorstelbaar dat voor klager niet helder is geweest wie voor zijn behandeling verantwoordelijk was. In het bijzonder is daarbij van belang het feit dat hij onder behandeling was bij de afdeling orthopedie maar feitelijk - vanwege een beddentekort - was opgenomen op een voor de afdeling orthopedie gereserveerd bed op de afdeling chirurgie.

4.4 Voor zover klager heeft gegriefd over de samenstelling van het Regionaal Tuchtcollege, met name de deelname van E. als lid-arts, wordt opgemerkt dat enig verzuim in de procedure in eerste aanleg is hersteld door de behandeling van de zaak in hoger beroep. Het Centraal Tuchtcollege voegt hier het volgende aan toe: de situatie dat een collega uit het ziekenhuis waar de arts tegen wie een klacht is ingediend werkzaam is en dat een arts bij wie de klager zelf onder behandeling is, deelneemt aan de behandeling van de tuchtzaak, is bepaald ongewenst. Er stonden klager evenwel mogelijkheden ten dienste om ter zitting van het Regionaal Tuchtcollege daarover zijn onvrede te uiten en daarvan heeft hij geen gebruik gemaakt.

4.5 Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en dr. G.J. Clevers en dr. R.T. Ottow, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.