Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZRSGR:2016:19

ECLI:NL:TGZRSGR:2016:19

Datum uitspraak: 09-02-2016

Datum publicatie: 09-02-2016

Zaaknummer(s): 2015-074

Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht over arbeidsongeschiktheidsonderzoek door arts. Voldoende onderzoek gedaan, voldoende geluisterd en medicatielijst voldoende bestudeerd. Klaagster heeft zich wel terecht gestoord aan bepaalde signalen en uitingen van de arts. Arts niet gelukt greep op verloop gesprek te krijgen. Maar niet ernstig genoeg voor tuchtrechtelijk verwijt. Verweten denigrerende opmerkingen niet komen vast te staan. Klacht afgewezen.

----------------

Datum uitspraak: 9 februari 2016

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B, gemeente C,

klaagster,

tegen:

D, arts,

werkzaam te E,

verweerder.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 23 maart 2015

- het verweerschrift met bijlage

- de repliek.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 15 december 2015. Verweerder is verschenen en heeft zijn standpunt mondeling toegelicht.

2. De feiten

2.1 Op 10 maart 2015 heeft verweerder bij klaagster in het kader van de toepassing van de Bijstandswet een arbeidsgeschiktheidsonderzoek verricht in opdracht van de Gemeente C.

2.2 Verweerder heeft klaagster op de hoogte gesteld van de strekking van zijn medisch oordeel, zoals hij dat aan de gemeente zou uitbrengen.

2.3 Verweerder heeft na overleg met zijn opdrachtgever en klaagster geen definitief rapport uitgebracht, omdat klaagster een second opinion had aangevraagd. In zijn conceptadvies zijn onder de onderzoeksbevindingen een medische anamnese opgenomen, het dagverhaal, het resultaat van het lichamelijk onderzoek, de ingestelde behandeling, het type aandoening en de prognose ten aanzien van de belastbaarheid. Onder meer staat vermeld dat er sprake is van voldoende ziekte-inzicht en dat de bevindingen consistent zijn met de anamnese en het dagverhaal. In het concept heeft verweerder als uitkomst van het onderzoek geschreven dat klaagster belastbaar is voor aangepaste arbeid met beperkingen in de aard van de werkzaamheden en in de arbeidsduur. Voorts heeft hij opgenomen dat de beperkingen blijvend zijn, zodat herbeoordeling niet wordt geadviseerd.

3. De klacht

Klaagster verwijt verweerder zakelijk weergegeven dat hij

. onvoldoende onderzoek heeft gedaan,

. onvoldoende naar haar heeft geluisterd,

. de door haar overgelegde medicatielijst onvoldoende heeft bestudeerd en

. zich verbaal en non-verbaal denigrerend tegenover haar heeft opgesteld.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Uit het conceptadvies van verweerder blijkt niet dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan of dat hij onvoldoende naar klaagster heeft geluisterd. Immers: de aandoeningen van klaagster zijn in voldoende mate omschreven in de anamnese en ook het dagverhaal blijkt van de beleving van klaagster. Uit de `beschouwing in het kader van de arbeidsmogelijkheden of sociale activering' blijkt dat verweerder mede heeft geoordeeld op basis hetgeen klaagster tijdens het onderzoek naar voren heeft gebracht.

Verweerder heeft gesteld dat hij de medicatielijst heeft gezien, maar dat het voor zijn oordeel niet noodzakelijk is om de medicatie bij naam te noemen of te vermelden voor welke klacht de medicatie wordt gebruikt en of klaagster er baat bij heeft of heeft gehad. Gelet op deze, voor het College aannemelijke, stelling van verweerder kan niet worden vastgesteld dat hij de medicatielijst van klaagster onvoldoende heeft bestudeerd.

De hierop betrekking hebbende klachtonderdelen worden dan ook afgewezen.

5.2 Duidelijk is wel dat het gesprek tussen klaagster en verweerder moeizaam en minder gestructureerd is verlopen dan wenselijk is en dat er spanning tussen klaagster en verweerder is ontstaan. Verweerder erkent een aantal van de hem verweten signalen en uitingen (waaronder dat hij zijn handen voor zijn gezicht hield) en biedt klaagster hiervoor zijn verontschuldigingen aan. Bepaalde hem verweten denigrerende uitspraken betwist hij te hebben gedaan. Hij stelt dat de spanning is voortgekomen uit een gevoel van onmacht vanwege de weerstand die hij bij klaagster ervoer en omdat hij het gesprek daardoor te weinig kon sturen. Het College stelt vast dat het verweerder niet is gelukt om op een goede manier greep op het verloop van het gesprek te krijgen en dat hij zich zo heeft geuit dat klaagster zich daaraan terecht heeft gestoord.

Het College is echter van oordeel dat dit niet zo ernstig is dat hem hiervan een tuchtrechtelijk verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. Verweerder heeft klaagster bovendien een gesprek aangeboden om het gevoel van ontevredenheid te bespreken, maar zij is hierop niet ingegaan. Ook dit onderdeel van de klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, mr. M.E. Honee, lid-jurist, prof.dr. R.G. Poell, G.A. van Meer en H.C. Baak, leden-artsen, bijgestaan door mr. Y.M.C. Bouman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2016.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.