Congrestoespraak Diederik Samsom 13-2-2016

 
 
Dames en heren, 
Dit is Eyad. 
16 jaar oud. 
Ik ontmoette hem deze winter op een pleintje in Izmir, in het westen van 
Turkije. 
Hij ‘woonde’ daar samen met een vriend en wat zwerfhonden onder een 
plastic zeil. 
Eyad vertelde over hoe hij een half jaar eerder Syrië was ontvlucht. Zijn 
huis, zijn school, alles was weg. Hij had zijn familie al maanden niet 
gesproken. 
De buurt rond het plein van Eyad is het laatste jaar uitgegroeid tot hét 
vertrekpunt vanwaar honderdduizenden vluchtelingen de overtocht naar 
Europa wagen. De winkeltjes, de steegjes en hotelkamers vormen de 
goudmijn van mensensmokkelaars en hun bikkelharde handel in 
verlangen. Verlangen naar perspectief, verlangen naar een toekomst. 
Ook Eyad wilde naar Europa. Weg van Syrië, weg van Izmir. Weg van de 
uitzichtloosheid. In Europa lag zijn toekomst. Hij wist het zeker. 
Zoals Eyad zijn er vele honderdduizenden. Miljoenen. 
Wie het verlangen van Eyad en al die anderen wil voelen, moet 's avonds 
naar het zuiden rijden, naar de strandjes van Cesme. Daar zijn de lichtjes 
van het Griekse eiland Chios zichtbaar. Zo dichtbij. Je kunt Europa bijna 
aanraken. Zes kilometer tot het beloofde continent. Maar daartussen een 
verraderlijke stroming en te hoge golven. 
Ik reed die nacht in december mee met de grenspolitie. Over de kleine 
kustwegen. Met een team dat gemotiveerd was om mensensmokkelaars 
op te pakken en vluchtelingen tegen te houden. We reden langs alle 
inhammen, volgden alle verdachte bewegingen. 
Maar een wanhopige zoektocht naar een beter leven laat zich niet vangen. 
Die nacht vertrokken er vijftien boten. Die nacht verdronken er zes 
kinderen. 
Ik staarde de volgende dag naar de krant met daarop de foto van het 
drama. Ons falen, meedogenloos vastgelegd. 
Hoe langer ik ernaar keek hoe bozer ik werd. Hoe kan het dat we 
toekijken hoe de Middellandse zee verandert in een massagraf? 
Hoe kan het dat dit continent van welvaart en rechtvaardigheid accepteert 
dat 1,5 miljoen berooide mensen lukraak door Europa wandelen, op zoek 
naar veiligheid en onderdak? 
Ik werd er stil van. 
Dames en heren, 
Dit is Benno, 
3000 kilometer verwijderd van Izmir sprak ik hem in een sportkantine in 
Enschede. Benno was boos, woedend. Op de politiek. Op ons. Vanwege de 
komst van een AZC. Te groot. Zonder inspraak gepland. Naast een school. 
Midden in een moeilijke buurt. 
Ik begon over een wereld die in brand staat, vluchtelingen die 
bescherming nodig hebben, een vraagstuk dat onze betrokkenheid vergt. 
Benno was niet onder de indruk. Hij was geen xenofoob, geen egoïst. Hij 
wilde heus gastvrij zijn. Hij snapte dat het vluchtelingenvraagstuk niet 
vanzelf over zou gaan. 
Het echte probleem, zei hij, is dat jullie het in Europa totaal niet onder 
controle hebben. Niemand heeft een idee hoeveel vluchtelingen er nog 
komen. Niemand weet wie het zijn. 
Benno had gelijk. 
Hoe langer je daarbij stilstaat hoe ongemakkelijker het wordt. Onze 
verzorgingsstaat is een gemeenschap. Een gemeenschap die veiligheid en 
kansen biedt, én ervoor moet zorgen dat ze dat kan blijven doen. Dus 
moet die gemeenschap nieuwkomers kunnen opnemen en integreren. Een 
onbeheersbare instroom van mensen doet de gemeenschap uiteenvallen. 
De kans dat Eyad en Benno elkaar ooit in de ogen zullen kijken is klein. 
Maar in mijn hoofd zijn ze een eenheid. Samen vragen ze om een 
antwoord. Één antwoord, geen samenraapsel van losse ideeën, handig 
verschillende achterbannen naar de mond pratend. Één oplossing. Een 
oplossing waarmee we verantwoordelijkheid tonen voor de mensen die 
hier naartoe komen. En voor de mensen die hier al zijn. 
Zo'n oplossing komt er niet als we blijven denken in uitersten. Uitersten 
van hoge muren en prikkeldraad versus onbeperkte toegang voor 
iedereen. Die oplossing komt er niet als we ons wentelen in ons eigen 
gelijk. Als we ongemakkelijke keuzes uit de weg gaan. De keuzes zijn 
namelijk niet eenvoudig of eenduidig. Het is een kluwen van dilemma's. 
Dilemma’s die ons verplichten beter te kijken en vanzelfsprekendheden 
los te laten. 
Misschien verklaart dat wel de oorverdovende stilte vanuit teveel hoeken 
van het politieke spectrum. 
Is het dan gek dat veel mensen zich wenden tot de enige die wél lawaai 
maakt? 
Partijgenoten, op zo'n moment stappen wij naar voren. We weerstaan de 
verleidingen van gemakkelijk rechts en gemakkelijk links. We maken een 
plan dat ruimhartig toegang voor vluchtelingen creëert én de 
vluchtelingenstroom beheersbaar maakt. Zónder mensensmokkel, zónder 
mensen die verdrinken. 
Een ongemakkelijk plan, omdat er geen gemakkelijke oplossing bestaat. 
Maar wel een poging om rechtvaardigheid terug te brengen, daar waar die 
rechtvaardigheid in de golven ten onder dreigde te gaan. Dat is de PvdA 
op haar best. 
Het vluchtelingenvraagstuk zal nog jaren bestaan. Veel van ons vergen. 
Makkelijk wordt het sowieso niet. Kijk maar naar de gebeurtenissen rond 
asielzoekerscentra de afgelopen tijd. Maar laten we niet vergeten dat er 
tussen alle lelijke schreeuw- en vechtpartijen ook een prachtig Nederland 
zichtbaar werd: 
Er melden zich meer vrijwilligers aan dan ooit, om iets voor anderen te 
betekenen. 
Overal in het land schieten initiatieven uit de grond. 
Raadsleden, wethouders, en burgemeesters, vaak van onze partij, maar 
ook van andere partijen, blijven in al het rumoer pal voor onze waarden 
staan. 
Er is reden om alert te blijven, maar er is geen reden voor vertwijfeling. Ik 
zei het eerder, en ik herhaal het hier. Nederland kan én wil vluchtelingen 
opvangen. Dankzij al die mensen die het hart warm en het hoofd koel 
houden. Ik vraag voor al diegenen die laten zien wat Nederland in zijn 
mars heeft, een groot applaus. 
Niet wegduiken, maar naar voren stappen. Zonder dogma's en met een 
vast kompas. Niet bang oude vormen en gedachten los te laten als de 
toekomst daarom vraagt. Dat bepaalde onze houding de afgelopen 70 
jaar! 
De wederopbouw, de verzorgingsstaat, de oliecrisis, de globalisering, 
internationale spanningen, de financiële crisis, een diepe recessie. 
Altijd nieuwe obstakels, maar altijd die zelfde opdracht: rechtvaardigheid, 
solidariteit en vooruitgang bevorderen. Dat vergt moed, en een sterk 
kompas, dat steeds opnieuw wordt getest. Generaties politici voor ons 
doorstonden die test. 70 jaar partij van de arbeid heeft Nederland veel 
opgeleverd. We staan op de schouders van reuzen. Nu is het aan ons. 
En ik geloof dat ik niemand iets nieuws vertel als ik zeg dat we de 
afgelopen periode flink getest zijn. 
Sommigen, misschien zelfs wel in deze zaal, menen dat we falen voor 
deze test... Ik niet! 
Want wie kan beweren dat we falen als de grootste recessie in 70 jaar is 
omgebogen naar gestage groei. Als er weer gewerkt, gekocht, gebouwd 
en verbouwd wordt? Als de koopkracht weer stijgt, vooral voor mensen 
met weinig geld. 
Falen we als de inkomensverschillen hier kleiner worden, terwijl ze vrijwel 
overal stijgen? Als armoede afneemt, tegen de internationale trend in? 
Falen we als de lasten op arbeid dalen, en de lasten in Brasschaat stijgen? 
Falen we als Nederland met de PvdA in het kabinet deze week voor het 
eerst in de geschiedenis de mijlpaal van 10 miljoen banen passeerde. Ik 
dacht het niet! 
En het zijn niet alleen de cijfers. Lodewijk Asscher slaagde voor de test 
toen hij een eind maakte aan het tijdperk van aanbesteding en 
uitbesteding en de schoonmakers van de Ministeries gewoon weer in 
dienst nam. En Ronald Plasterk toen hij de topinkomens aan banden 
legde. En Otwin van Dijk, die slaagde met een griffel toen hij met strijd en 
doorzettingsvermogen een toegankelijk Nederland voor gehandicapten 
garandeerde. 
En partijgenoten, wat ben ik trots als ik tegenwoordig vanuit mijn 
Kamerbankje naar de voorzittersstoel kijk. Daar zit ze. Onze Khadija. De 
voorzitter van de Tweede Kamer, het hoogste College van Staat. Het 
bewijs dat je in dit land met doorzettingsvermogen en hard werken alles 
kunt bereiken. Khadija wat zijn we trots op jou. 
Ik hoor u denken.. Slagen?...En de zorg dan? 
Hoe vaak hebben we niet gehoord, daar falen jullie toch? Maar is dat zo? 
Toegegeven: de door ons gewenste cultuuromslag in de zorg gaat niet 
gemakkelijk. Dat had ook niemand verwacht. Generaties politici voor ons 
hadden het niet aangedurfd. En zo was de zorg verworden tot een 
bureaucratie, waar megalomane organisaties het systeem bepaalden, 
wijkverpleegkundigen deden wat er op een formulier stond, en patiënten 
een nummer kregen. Gedreven door ons kompas gingen wij de 
confrontatie aan. De megalomanie moest verdreven, zorg moest weer 
terug in de buurt, de wijkverpleegkundige zou de regie terugkrijgen , het 
formulier wegleggen en patiënten weer in de ogen kunnen kijken. 
Een gigantische klus. Met een aangetrokken broekriem. Dat hebben we 
geweten. 
Dat heeft Martin van Rijn geweten. 
Maar zie! Afgelopen weken zorgde Martin van Rijn ervoor dat het failliete 
TSN - dat misgokte met het bedrijfsmodel van karige goedkope zorg voor 
maximale winst - kan worden overgenomen door een stichting van 
Buurtzorg. De oude zorg gaat failliet, leve de nieuwe. Een voorbeeld van 
hoe de trend wordt gekeerd. 
Martin, wij hebben de laatste jaren vaak tegenover elkaar gezeten, elkaar 
aangekeken. Gaan we dit redden? Nu weet ik het. Het gaat ons lukken! 
Omdat ons kompas klopt. Maar vooral Martin omdat ik niemand ken die 
dat kompas zo heeft verinnerlijkt als jij. En die genoeg wilskracht en 
creativiteit bezit om daarop te koersen. Stap voor stap, niet de 
maatregelen heilig verklaren, maar wel vasthouden aan onze waarden van 
rechtvaardige en toegankelijke zorg. Op naar het einddoel. Martin, wat 
een prestatie. 
Partijgenoten, 
Dit is de Hugo de Groot school op Rotterdam Zuid. De school van 
directeur Eric van 't Zelfde. 
Toen hij in 2009 begon was de Hugo de Groot een zeer zwakke school in 
één van de moeilijkste buurten van Nederland. Leegloop bepaalde de 
leerlingenaantallen. Onvoldoendes domineerden de examenresultaten. 
Chaos regeerde de dag. 
Maar Eric had een droom. Hij ging van zijn school de beste school van 
Nederland maken. En hij zou daarvoor alles doen, ook als het betekende 
dat regels opzij moesten. Want het belang van de leerlingen moest voorop 
staan. De strijd van Eric om van zijn school een superschool te maken, 
leest als een thriller. En hij slaagde voor zijn test. De Hugo de Groot is nu 
de beste havo van Nederland en de beste vwo van Zuid-Holland. Met een 
slagingspercentage van 100%. Het kán! 
Maar Eric's droom gaat verder. Want hij ziet nu leerlingen zijn school 
inkomen met een haast onoverbrugbare taalachterstand. Hij ziet hoe 
verkeerde schoolkeuzes mooie toekomsten kunnen knakken. En dus wil 
hij zijn school uitbreiden, met een basisschool, voor kinderen vanaf twee 
jaar. Met meer taal. En meer aandacht voor vaardigheden waar je in de 
rest van je leven plezier van hebt: weerbaarheid, empathie, respect. 
En ik droom met Eric mee. Van een onderwijs waar meer uren wordt 
lesgegeven, met meer kwaliteit. Waar we erin slagen om alles uit alle 
kinderen te halen, en dat is nog zoveel meer dan we denken. Ik droom 
Eric's droom en ik beloof u dat we binnenkort een visie op onderwijs zullen 
presenteren die die droom dichterbij brengt. Waarin de belangrijkste 
investering die de overheid kan doen, onderwijs, ook weer de grootste 
investering wordt. Waar we leraren twee keer zo goed opleiden, twee keer 
zo goed gaan betalen én - ook dat hoort erbij - twee keer zo makkelijk 
afscheid nemen als het echt niet gaat. Omdat onze kinderen niets minder 
dan het allerbeste onderwijs verdienen. 
We zijn in 70 jaar ver gekomen, maar we kunnen nog zoveel verder 
reiken. 
Nu na alle inspanningen de motor weer draait kan dat ook weer. Nu 
kunnen we nieuwe dromen waarmaken. 
Onze droom van een economie die niet alleen sterk is, maar ook aan 
iedereen een plek biedt. Om een eind te maken aan de hartverscheurende 
verhalen van jongeren die met hun mbo-2 diploma langs de kant staan, 
omdat de werkgevers er alweer vandoor zijn, op naar mbo-3,4 of hoger. 
In hun zucht naar meer, ‘sneller’ en ‘beter’ trekken werkgevers de 
onderste sport van de ladder steeds hoger op. Zodat een hele groep er 
straks niet meer bij kan. Dat grijpt me naar de keel. Als politicus. En als 
vader. 
De droom van een economie waar voor iedereen plaats is maken we in 
mijn visie pas waar als we weer echt gaan investeren in de maakindustrie, 
in duurzame energie. Die biedt niet alleen duurzame welvaart, maar biedt 
ook plek aan meer mensen. 
En die droom is niet zo ver weg als het soms lijkt. Neem Ampelman, waar 
ze ingenieuze stabiele platforms voor schepen bouwen zodat zelfs bij hoge 
golven het onderhoud van offshore windmolens kan worden gedaan. Daar 
bedenken en tekenen ingenieurs de concepten, delen de voormannen het 
werk in en lassen de jongens met een mbo-2 opleiding de constructies. De 
jongen met een arbeidshandicap vindt zijn plek in de logistieke afdeling. 
Dat is geen romantiek van de jaren 50, Ampelman is de realiteit van de 
21ste eeuw en we hebben er veel meer van nodig. 
Nederland moet haar kracht in de duurzame maakindustrie verder 
uitbouwen. Daarom investeren we deze periode miljarden in duurzame 
energie en richtten we de investeringsinstelling op om bedrijven op gang 
te helpen. De vervulling van onze droom is in deze periode al begonnen. 
En zo is het met al onze idealen. Ongedeelde steden, een duurzame 
energievoorziening, een sociaal Europa, echte gelijkheid, een 
rechtvaardige zorg, goed en eerlijk werk. In deze periode zetten we 
stappen, soms bescheiden, soms fors. We boeken vooruitgang. Echte 
vooruitgang! 
Maar tegelijk is er nog oneindig veel om over te dromen, om naar te 
streven. We zijn er nog niet. 
En dat, partijgenoten, moet ook onze houding zijn in het laatste jaar van 
deze periode. Zelfbewust over wat we hebben bereikt, ambitieus over wat 
we nog willen bereiken. 
En lief congres, mag ik op dit punt, zo op het einde van de dag, één 
verzuchting met u delen. Ik zie nog te weinig zelfbewustzijn, ik hoor 
teveel verontschuldiging. Ik lees teveel getob. Partijgenoten, dat is 
onnodig. En het is onterecht. 
Deze partij zat de afgelopen jaren in een regering die een totaal 
vastgelopen economie weer aan de praat kreeg. Die de motor van 
vooruitgang weer repareerde. En die daarbij de lasten en de lusten 
rechtvaardig verdeelde. Economische tegenwind en een lastige 
coalitiepartner hebben niet voorkomen dat we waarmaakten wat we 
beloofden in 2012: eerlijk delen en vooruitgang mogelijk maken. Daar 
moeten we niet over tobben, daar moeten we trots op zijn. 
En nu, partijgenoten, wordt het tijd om nieuwe ambities na te jagen. 
En daarvoor heb ik u nodig. Daarvoor we hebben elkaar nodig. Want 
alleen als we in dit laatste jaar gezamenlijk zelfbewust optrekken, kunnen 
we verzilveren wat er de afgelopen jaren is geïnvesteerd. Alleen als we 
brandend van ambitie volgend jaar inlopen kunnen we onze dromen 
waarmaken. Dus vraag ik u, hier, doe met me mee, dan gaan we 
gezamenlijk, schouder aan schouder, met opgeheven hoofd richting maart 
2017. En nog veel verder. Op naar de toekomst!