Uitspraak 201409543/2/R2

Tegen: de raad van de gemeente Overbetuwe

Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Gelderland

ECLI: ECLI:NL:RVS:2016:498

201409543/2/R2.

Datum uitspraak: 24 februari 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Elst, gemeente Overbetuwe,

en

de raad van de gemeente Overbetuwe,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Elst, Parapluplan voorzieningen stationsgebied" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2015, waar [appellant], bijgestaan door G. de Leeuw, en de raad, vertegenwoordigd door H.H.J. Bos en J. van de Kamp, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Bij tussenuitspraak van 12 augustus 2015 in zaak nr. 201409543/1/R2 heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 23 september 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Elst, Parapluplan voorzieningen stationsgebied" te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 20 oktober 2015, kenmerk 15RB000118, het bestemmingsplan "Elst, Parapluplan voorzieningen stationsgebied" opnieuw en gewijzigd vastgesteld. [appellant] is in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen over de wijze waarop de gebreken zijn hersteld. [appellant] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt. De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak overwogen dat de raad in het besluit van 23 september 2014 niet heeft bestemd hetgeen hij heeft beoogd te bestemmen, voor zover op alle gronden met de bestemming "Verkeer-Verblijf" een parkeergarage kan worden gerealiseerd. Voorts is in de tussenuitspraak overwogen dat de raad zich ter zitting, voor zover binnen de bestemming "Verkeer-Verblijf" opslag- en overslagruimten mogelijk zijn gemaakt, op een ander standpunt heeft gesteld dan hij in het besluit van 23 september 2014 heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven. Dit besluit is dan ook in zoverre genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het beroep van [appellant] tegen het besluit van 23 september 2014 is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

2. Bij tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zestien weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 23 september 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Elst, Parapluplan voorzieningen stationsgebied" te herstellen door dit besluit met inachtneming van rechtsoverwegingen 4.3 en 4.4 te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling.

3. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 20 oktober 2015 het bestemmingsplan "Elst, Parapluplan voorzieningen stationsgebied" opnieuw en de planregeling voor de bestemming "Verkeer-Verblijf" en de begripsbepaling in artikel 2, lid 2.4 van de planregels gewijzigd vastgesteld.

Ingevolge artikel 2, lid 2.4, van de planregels wordt onder verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer als omschreven in artikel 1.30 van het bestemmingsplan "Elst Centraal, Infra, P&R en Huis der Gemeente" in het kader van dit bestemmingsplan verstaan:

het (openbaar) railverkeers-, railvervoers- en verblijfsgebied ten behoeve van personen- en goederenvervoer via spoorwegen met alle bijkomende en ondersteunende voorzieningen en kunstwerken, waaronder voorzieningen die liggen op het gebied van andere - op spoorwegen aansluitende - soorten van vervoer, logistieke, distributieve en communicatieve voorzieningen e.d. Daarnaast vindt stallen plaats. Hiertoe worden gerekend:

- perrons, overkappingen, wegen, (fiets)paden, bermen, bermsloten, taluds e.d., kunstwerken zoals tunnels, bruggen, viaducten, traverses, spoorwegmeubilair e.d.;

- stallingsvoorzieningen met bijbehorende voorzieningen.

Ingevolge artikel 3 wordt aan artikel 8.1.1 (bestemming Verkeer-Verblijf) van het bestemmingsplan "Elst Centraal, Infra, P&R en Huis der Gemeente" toegevoegd:

o. verkeer-, vervoer- en verblijfsvoorzieningen t.b.v. railverkeer, met dien verstande dat een parkeergarage niet is toegestaan;

p. verblijfsdoeleinden;

Het bepaalde in artikel 8.1.1 onder c wordt gewijzigd en komt te luiden:

c. parkeervoorzieningen.

4. Bij besluit van 20 oktober 2015 heeft de raad het besluit van 23 september 2014 vervangen. Het besluit van 20 oktober 2015 wordt gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

5. [appellant] heeft naar aanleiding van het besluit van 20 oktober 2015 een zienswijze naar voren gebracht. In de zienswijze betoogt hij dat het plan tot aantasting van zijn woon- en leefklimaat leidt ten gevolge van een toename van verkeer. Hiertoe voert hij aan dat in het plangebied voorzieningen die liggen op het gebied van andere - op spoorwegen aansluitende - soorten van vervoer zijn toegestaan, waardoor het plan een busstation in de nabijheid van zijn woning mogelijk maakt. Voorts voert hij aan dat het plan voorziet in fietsenstallingen aan de westzijde van het plangebied. Volgens [appellant] heeft de raad ten onrechte geen onderzoek verricht naar de effecten van deze voorzieningen op zijn leefomgeving.

5.1. De Afdeling overweegt dat [appellant] hiermee zijn beroepsgronden heeft uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden. Gelet op het belang van een efficiente geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partij, kan in het licht van de goede procesorde niet worden aanvaard dat na de tussenuitspraak nieuwe beroepsgronden worden aangevoerd die reeds tegen het oorspronkelijke besluit naar voren hadden kunnen worden gebracht. Dit betekent dat hetgeen [appellant] in zijn zienswijze aanvoert, buiten inhoudelijke bespreking blijft.

6. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 20 oktober 2015 ongegrond.

7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 23 september 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Elst, Parapluplan voorzieningen stationsgebied" gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 23 september 2014 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Elst, Parapluplan voorzieningen stationsgebied";

III. verklaart het beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Overbetuwe van 20 oktober 2015, kenmerk 15RB000118, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Elst, Parapluplan voorzieningen stationsgebied" ongegrond;

IV. gelast dat de raad van de gemeente Overbetuwe aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van EUR 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, griffier.

w.g. Van Sloten w.g. Broekman

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2016

12-772.