Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:119

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:119

Datum uitspraak: 15-03-2016

Datum publicatie: 15-03-2016

Zaaknummer(s): C2014.466

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2014.466 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., keel-, neus- en oorarts, werkzaam te D., verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 23 augustus 2013 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de kno-arts - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 26 augustus 2014, onder nummer 13/294 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De kno-arts heeft vervolgens bericht geen verweerschrift te zullen indienen.

De zaak is in hoger beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaken C2014.467, C2014.468 en C2014.469 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 februari 2016, waar zijn verschenen klager en de kno-arts. Ze hebben beide hun standpunten nader toegelicht.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 De klacht betreft de mogelijke oorzaak van de malaiseklachten van klager.

2.2 Klager heeft in 1991 een Caldwell Luc operatie ondergaan, alsmede een endodontische behandeling van kies 26 in de bovenkaak. Dit element is, evenals buurelement 25 ongeveer drie jaar geleden verwijderd.

2.3 Sindsdien heeft klager last van groen snot, malaiseklachten en een drukkend gevoel op de aangezichtszenuw. Hij heeft hiervoor diverse KNO-artsen en kaakchirurgen geconsulteerd om een vermeend bultje in de linker kaakholte te laten verwijderen, dat volgens klager de oorzaak is van zijn klachten. In E. is hij daartoe twee maal geopereerd, waarbij geen bultje verwijderd is.

2.4 Op 9 januari 2012 heeft verweerder, toen KNO-arts in opleiding, klager gezien, op verwijzing van zijn huisarts.

2.5 Verweerder heeft bij klager tijdens endoscopisch onderzoek van neus en bijholten geen afwijkingen gevonden.

2.6 Hij schrijft hierover in zijn brief aan de huisarts van 13 januari 2012 onder

meer: `Speciele anamnese. Sedert '93 persisterende klachten aan de neus; gloeien t.p.v. het hele gezicht beiderzijds. Ongeveer paar keer/week een hele kleine hoeveelheid groen snot uit het linker neusgat (erg weinig)...Geen post nasal drip, wel wat slijm....De overige KNO-anamnese vermeldt geen bijzonderheden. Medicatie: Flixonase paar keer per week, spoelt soms met fysiologisch zout. Intoxicatie: Roken-, alcohol+ (1^E/dag).

KNO-onderzoek Rhinoscopia anterior: septum mediaan, rustig slijmvlies. Nasendoscopie: status na FESS links; status na Claoue (zeer groot!) en infundibulotomie. Volstrekt rustig slijmvlies. Geen cystes of poliepen... Slijmvlies oogt ook zeer rustig. Sensibiliteit gelaat beiderzijds intact en normaal. Palpatie gelaat geen bijzonderheden, niet warm. Het overig routine KNO-onderzoek was zonder afwijkingen.

...Beleid/Behandeling Uitvoerig uitleg gegeven. Patient wordt boos en beledigend tijdens mijn uitleg en zegt zeker te weten dat hij wel een ontsteking heeft in de kaakholte. Ik heb patient geprobeerd uit te leggen dat ik hier geen aanwijzingen voor zie in de kaakholte, patient lijkt dit niet te accepteren en loopt boos weg. Een en ander heb ik ook reeds telefonisch met u besproken...'

2.7 Bij brief van 13 januari 2012 aan klager heeft verweerder geschreven dat er absoluut geen sprake is van een infectie, dat het slijmvlies rustig is en er geen zwellingen zichtbaar zijn. Hij schrijft dat de behandeling is afgerond, maar dat klager bij een nieuwe verwijzing van zijn huisarts wel weer gezien zal worden.

3. De klacht en het standpunt van klager

Klager stelt dat in zijn kaakholte een onnatuurlijk bultje zit, vrijwel zeker gevuld met palladiummateriaal, afkomstig van voornoemde zenuwbehandeling.

Een streptococcenbacterie in het bultje zou telkens groen snot veroorzaken.

Klager wijt zijn malaiseklachten aan dit bultje.

De klacht houdt, zakelijk weergegeven in, dat verweerder een verkeerde diagnose heeft gesteld, beter onderzoek had moeten doen en het bultje had moeten verwijderen.

Daarbij heeft klager zonder zijn toestemming zijn huisarts laten bellen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1Voor de tuchtrechtelijke toetsing is niet van belang of het handelen van verweerder beter had gekund, maar of verweerder met zijn handelen is gebleven binnen de grenzen die de professionele standaard ten tijde van dat handelen aan de beroepsuitoefening stelde.

Het college stelt vast dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft weerlegd dat hij onzorgvuldig zou hebben gehandeld.Verweerder heeft, naar het oordeel van het college, klager zorgvuldig onderzocht en heeft klagers klachten serieus genomen. Dat hij daarbij geen onnatuurlijk bultje heeft kunnen lokaliseren, en geen corpus alienum (palladium vulmateriaal) heeft gevonden doet daar niet aan af. Dat verweerder contact heeft opgenomen met de huisarts na de vervelende afloop van het consult, is naar het oordeel van het college goede (na)zorg. Het college acht de wijze waarop verweerder een en ander met zijn opleider heeft besproken en met de brief aan klager van 13 januari 2012 afgehandeld, adequaat.

5.2 Hoewel het college het voor klager betreurt dat nog immer de oorzaak van zijn klachten niet is gevonden, acht het college dit niet te wijten aan enig handelen of nalaten van verweerder. Verweerder heeft het gangbare KNO-onderzoek naar de klachten van klager verricht.

5.3 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht als geheel kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt."

3, Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager beoogt met zijn beroep zijn klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrond verklaring van het beroep.

4.2 De kno-arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, prof. mr. J. Legemaate en mr. A.R.O. Mooy, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en prof. dr. A. Vissink, leden- beroepsgenoten en mr. M. van Esveld, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

15 maart 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.