Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZREIN:2016:32

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2016:32

Datum uitspraak: 04-04-2016

Datum publicatie: 04-04-2016

Zaaknummer(s): 1583

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster, specialist ouderengeneeskunde, dat zij moeder van klaagster onterecht twee weken te lang nitrofurantoine heeft voorgeschreven. College is van oordeel dat verweerster geen hoofdbehandelaar was en derhalve niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.Klacht ongegrond.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Uitspraak: 4 april 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 19 juni 2015 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

tegen:

[C]

specialist ouderengeneeskunde

werkzaam te [D]

verweerster

gemachtigde mr. C.W.M. Verberne te Eindhoven

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift

- de repliek

- de dupliek en de aanvulling daarop.

- de pleitnotities overgelegd door klager en door de gemachtigde van verweerster.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 22 februari 2016 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klager dient zijn klacht in als zoon van mevrouw [E], op 78-jarige leeftijd overleden op 14 mei 2015, hierna te noemen: patiente.

Patiente was van 10 november 2014 tot en met 9 april 2015 opgenomen op locatie [F] van [G], ter revalidatie wegens een hersentumor die in oktober 2014 was vastgesteld. Naast de hersentumor was patiente eveneens bekend met een chronische blaasontsteking na een meatotomie in 2012. Daarbij was er sprake van multiresistente bacterien en had patiente een verblijfscatheter. Voor (behandeling van) de hersentumor was patiente onder controle van de neuroloog en voor de chronische blaasontsteking was zij onder behandeling van de uroloog.

Op 13 januari 2015 was verweerster aanwezig bij het multidisciplinair overleg waarbij de toestand van patiente en het behandelbeleid werd besproken. De familie van klager heeft toen aangegeven dat de uroloog, met wie de familie telefonisch contact had gehad, had aangegeven dat de onderhoudsdosis nitrofurantoine diende te worden gestaakt en dat er moest worden gestart met een chloorhexidine blaasspoeling, eenmaal daags.

Op 14 januari 2015 is gestart met chloorhexidine blaasspoeling. Met ingang van 28 januari 2015 is de toediening van nitrofurantoine gestaakt.

3. Het standpunt van klager en de klacht

De klacht luidt als volgt:

Door gebrekkig optreden van verweerster heeft patiente twee weken lang (van 13 januari 2015 tot en met 27 januari 2015) verkeerde medicijnen toegediend gekregen.

In het klaagschrift heeft klager voorts gesteld dat verweerster op diverse punten disfunctioneert en dat hij ook "alle overige blunders" graag wil bespreken. Ter zitting heeft klager, daarnaar gevraagd, uitdrukkelijk te kennen gegeven dat zijn klacht zich beperkt tot het toedienen van verkeerde medicijnen in de periode van 13 januari 2015 tot en met 27 januari 2015.

Klager stelt - kort gezegd - dat verweerster op diverse data in januari 2015 betrokken was bij de behandeling van patiente. Zo was zij op 13 januari 2015 en 27 januari 2015 aanwezig bij het multidisciplinair overleg. Op 13 januari 2015 is tijdens het multidisciplinair overleg, waarbij verweerster aanwezig was, besproken dat de familie van de uroloog had vernomen dat de toediening van nitrofurantoine diende te worden gestaakt. Door toedoen van verweerster is dat niet gebeurd en is pas op 28 januari 2015 gestopt met toediening van dit middel. Eerst op 9 februari 2015 heeft de familie vernomen dat een collega van verweerster het hoofdbehandelaarschap had overgenomen.

Ter onderbouwing van zijn klacht heeft klager in het klaagschrift verwezen naar een bijgevoegde e-mail van mevrouw X, de collega van verweerster, van 10 februari 2015 waarin, naar de stelling van klager, de gemaakte fout met betrekking tot de toediening van medicatie wordt bevestigd.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster stelt - samengevat - dat zij tot 12 december 2014 hoofdbehandelaar was van patiente en dat zij dit hoofdbehandelaarschap toen heeft overgedragen aan Y. Y zou verweerster waarnemen in de periode van 15 tot 22 december 2014 en vanaf 1 januari 2015 zou Y de hoofdbehandelaar worden. In een persoonlijk kennismakingsgesprek zou de familie hierover worden geinformeerd. Y heeft echter eind december besloten zijn contract bij [G] niet voort te zetten. Op dat moment is de planning acuut omgegooid en is X de nieuwe hoofdbehandelaar geworden van patiente, zoals blijkt uit het dossier. Vanwege de acute verandering heeft X ervoor gekozen om patiente persoonlijk te informeren over deze wisseling. Dit is niet in het dossier terug te vinden.

Vanwege het plotselinge vertrek van Y is het geen standaardoverdracht geweest.

In de periode van 13 januari 2015 tot en met 27 januari 2015 was verweerster niet de hoofdbehandelaar van patiente, maar heeft zij op een aantal momenten haar collega X waargenomen.

Zo was verweerster aanwezig bij het multidisciplinair overleg op 13 januari 2015. De familie gaf aan dat volgens de uroloog gestopt moest worden met toediening van nitrofurantoine. Op 14 januari 2015 heeft een mondelinge afstemming plaatsgevonden tussen verweerster en de hoofdbehandelaar, mevrouw X. Verweerster heeft toen met mevrouw X afgesproken dat laatstgenoemde contact zou opnemen met de uroloog en dat verweerster nog contact zou hebben met de neuroloog en de familie. Verweerster heeft voorts aangevoerd dat een nieuw behandelplan (stopzetten van nitrofurantoine en beginnen met blaasspoeling) pas kan worden uitgevoerd indien de specialist ouderengeneeskunde heeft vastgesteld dat dit kan. Daartoe diende overleg met de uroloog plaats te vinden. Uit het medisch dossier blijkt ook dat mevrouw X op 14 januari 2015 contact heeft gehad met de uroloog, aldus verweerster. Verweerster stelt dat het haar niet te verwijten valt dat in de periode van 13 januari tot en met 27 januari is voortgegaan met de toediening van nitrofurantoine. Verweerster heeft na de waarneming van collega X op 13 januari 2015 zorgvuldig en adequaat gezorgd voor een overdracht aan haar collega. Anders dan klager stelt kan uit de e-mail van 10 februari 2015 van mevrouw X niet worden afgeleid dat verweerster verkeerde medicijnen heeft toegediend en dat mevrouw X dit zou hebben bevestigd.

Verweerster betreurt het dat overgang van het hoofdbehandelaarschap voor klager onduidelijk is geweest, maar is van mening dat haar tuchtrechtelijk niets te verwijten valt nu zij als waarnemer voor haar collega zorgvuldig heeft gehandeld.

Ter zitting heeft verweerster, nadat klager had gesteld dat patiente volledig "van het padje af was" bevestigd dat patiente een dramatisch ziekteverloop heeft gehad, waarbij steeds is getracht adequate en zorgvuldige behandeling te bieden. Omdat patiente echter heel snel achteruit ging, moest de behandeling steeds worden aangepast. Als dat leed en verdriet bij de familie heeft veroorzaakt, spijt verweerster dat.

5. De overwegingen van het college

Voor het college is niet komen vast te staan of aannemelijk geworden dat verweersterheeft gehandeld in strijd met de zorg die zij op grond van artikel 47 van de Wet BIG moest betrachten vanwege de voortgezettetoediening van nitrofurantoine in de periode van 13 januari tot en met 27 januari 2015. Naar het oordeel van het college kan uit het medisch dossier worden afgeleid dat op 13 januari 2015 de familie aan verweerster heeft doorgegeven dat de uroloog had geadviseerd met toediening van nitrofurantoine te stoppen. Uit de verslaglegging op 14 januari 2015 door de hoofdbehandelaar mevrouw X blijkt voorts dat laatstgenoemde dit als actiepunt heeft genoteerd en telefonisch overleg heeft gehad met de polikliniek urologie. Het college concludeert hieruit dat verweerster heeft gezorgd voor zorgvuldige doorgeleiding van relevante informatie aan de hoofdbehandelaar. Verweerster treft dan ook geen verwijt van het feit dat de toediening van nitrofurantoine nog tot 28 januari 2015 is voortgezet. Anders dan klager stelt kan voorts uit de e-mail van mevrouw X van 10 februari 2015 niet worden afgeleid dat mevrouw X bevestigt dat verweerster een fout heeft gemaakt terzake de toediening van medicatie, nu in deze e-mail uitsluitend wordt ingegaan op de gemaakte afspraken voor de periode na 9 februari 2015.

Met betrekking tot de stelling van klager dat het hem niet duidelijk is geweest dat niet verweerster maar mevrouw X in januari 2015 de hoofdbehandelaar was van patiente, overweegt het college dat deze onduidelijkheid - hoezeer hier ook mogelijk sprake is van een gebrek aan communicatie- geen afbreuk kan doen aan het oordeel van het college dat aan de hand van de stellingen van verweerster en de inhoud van het dossier mag worden aangenomen dat verweerster in de periode 13 tot en met 27 januari 2015 geen hoofdbehandelaar (meer) was en dat verweerster geen verwijt treft van de toediening van nitrofurantoine in de periode van 13 januari tot en met 27 januari 2015. Het college merkt in dit verband wel op dat verweerster heeft aangegeven dat vanaf medio 2015 sprake is van een nieuwe opnameprocedure waarbij aan patienten en familie, bij opname aanstonds - onder meer - wordt uitgelegd dat er sprake is van een opleidingsinstituut waardoor wisseling van behandelaars frequenter voorkomt en dat steeds de actuele stand wordt kenbaar gemaakt aan de client en familie door behandelaars en de afdeling.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is en zal worden afgewezen.

6. De beslissing

Het college:

- wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. M.J. van Laarhoven als lid-jurist, M.F.J.M. Broekman, B.C.A.M. van Casteren-van Gils en J. Edwards van Muijen als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2016 in aanwezigheid van de secretaris.