VN-verdrag voor mensen met een handicap van historisch belang

VN-verdrag voor mensen met een handicap van historisch belang

door Marleen Barth op 12 april 2016

Meedoen. Daarover gaat het VN-verdrag inzake Rechten van Personen met een Handicap. Otwin van Dijk en zijn collega's in de Tweede Kamer zetten zich al in voor dit verdrag. Nu is de Eerste Kamer aan zet. Wat de PvdA-fractie betreft kunnen we dit verdrag niet snel genoeg aannemen. Het draagt bij aan een samenleving waarin de waarde van ieder mens wordt gezien, waarin iedereen volwaardig kan meedoen: het vormt de kern van de idealen van de PvdA. Het gaat over het tegengaan van discriminatie, over gelijke kansen, en over toegankelijkheid. In mijn spreektekst lees je waarom dit verdrag van historisch belang is.

(Gesproken woord geldt)

Voorzitter,

Dit is voor Nederland een historische dag. Wat zou het mooi zijn als vandaag, na tien jaar voorbereiding en discussie, hier in de Eerste Kamer de ratificatie door Nederland van het VN-verdrag inzake Rechten van Personen met een Handicap mogelijk zou kunnen worden. Ik zeg met opzet vandaag, omdat wij het goed zouden vinden als alle mensen die vandaag letterlijk in ons midden zijn om de behandeling van het Verdrag hier mee te maken, vanzelfsprekend na een goed debat in dit huis, niet nog een week zouden hoeven wachten op een eindoordeel van deze Kamer. Ik ga er in elk geval geen cliffhanger van maken: aan de PvdA-fractie zal dat niet liggen. Wij zullen met grote vreugde onze steun geven aan het Verdrag en de Uitvoeringswet.

Het Gehandicaptenverdrag, zoals het in de wandelgangen is gaan heten, is een mensenrechtenverdrag. Het verklaart reeds bestaande burgerlijke, politieke, sociale, economische en culturele rechten uitgewerkt van toepassing op mensen met een beperking en beschrijft dus wat nodig is om die rechten ook te realiseren. Doel van het Verdrag is, aldus artikel 1: "het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid te bevorderen, beschermen en waarborgen, en ook de eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen".

Daarmee is het Verdrag een belangrijke stap in het bouwen aan een inclusieve samenleving en de emancipatie van mensen met een beperking. Daar zijn er miljoenen van in Nederland alleen al. Dat zij, net als ieder ander, gelijkwaardig en volwaardig kunnen deelnemen aan onze samenleving, als trotse en vrije mensen, dat zit in het hart van de sociaal-democratie.

In de Tweede Kamer is stevig en soms zelfs scherp gedebatteerd over de kern van het Verdrag en met name de Uitvoeringswet, zowel onderling als met de staatssecretaris. Uiteindelijk heeft men daar gelukkig elkaar en de regering gevonden op een gezamenlijke doelstelling en uitvoeringsstrategie. Van deze kant van het Binnenhof bezien lagen de standpunten aan de overkant in wezen niet ver uit elkaar. Men deelde het streven naar een meer inclusieve samenleving, waarin alle mensen de ruimte krijgen om zich te ontplooien en een zinvolle, passende invulling te geven aan hun leven. De discussie ging, als ik het goed begrepen heb, over de beste weg waarlangs dat gedeelde doel kan worden bereikt. Daar is uiteindelijk consensus over bereikt, die onze fractie deelt; het amendement Van Dijk c.s. in combinatie met het sub-amendement Van der Staaij-Keijzer kunnen de toets der kritiek prima weerstaan, zowel inhoudelijk als wetstechnisch.

Onze fractie wil er wel bij de regering op aandringen om het facultatief protocol, dat het voor mensen mogelijk maakt om -in geval van niet-naleven van het verdrag en na uitputten van alle nationale mogelijkheden- rechtstreeks een klacht in te dienen bij het VN-Comite voor de Rechten van Personen met een Beperking, nu spoedig te ondertekenen. Deze Kamer heeft in maart 2014 daarover de motie-Strik aangenomen, een motie die door de PvdA-fractie mede was ondertekend. We vonden toen al dat dat facultatief protocol door Nederland moet worden omarmd. We zijn nu twee jaar verder en er is niets gebeurd.

Wij vragen de staatssecretaris of hij kan aangeven waar deze traagheid vandaan komt? Waarom legt de Nederlandse regering daarbij zulke aarzeling aan de dag? Heb ik goed begrepen dat dat samenhangt met onzekerheid over wat de ondertekening van het facultatief protocol in de rechtsgang betekent? Als dat zo is, snap ik het niet helemaal. Er is in de ogen van onze fractie geen reden om te twijfelen aan de waarde en de kracht van het Nederlands (klacht)recht. Ondertekening van het protocol zal daarom naar onze inschatting in de praktijk niet veel verschil maken. Maar de symbolische waarde is wel groot; het laat zien dat Nederland voluit deel wil uitmaken van het internationale commitment aan dit verdrag en alles wat er mee samenhangt. En symbolen, die doen er toe. Zeker als het gaat om de emancipatie van groepen mensen. Wij geloven niet in het stapelen van moties. Dus de boodschap die we het kabinet vandaag meegeven is helder: de motie-Strik dient te worden uitgevoerd. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Over de interpretatieve verklaringen bij het Verdrag heb ik een goed gesprek gehad met vertegenwoordigers van de Alliantie van Ieder(in), Per Saldo, de vereniging LFB, de Coalitie voor Inclusie en het Landelijk Platform GGZ. In de Alliantie blijkt men de hoogte van het aantal interpretatieve verklaringen bij het Verdrag te ervaren als `beknibbelen', een uiting van het niet van harte onderschrijven van alle uitgangspunten en onderdelen van het Verdrag door de Nederlandse regering. Graag zou ik van de staatssecretaris daar vandaag een reactie op krijgen. Kan hij dat gevoel van onbehagen bij de Alliantie wegnemen? Het zou heel vervelend zijn als op deze mooie dag bij sommige betrokkenen het gevoel zou kunnen blijven hangen dat er bij de interpretatieve verklaringen addertjes onder het gras zitten.

Daarom heb ik de interpretatieve verklaringen ook zelf stuk voor stuk goed bestudeerd. En ik moet eerlijk zeggen: ik heb geen addertjes gevonden. Het zou heel goed kunnen dat acht interpretatieve verklaringen bij een VN-Verdrag van Nederlandse zijde aan de hoge kant is. Maar ik begrijp ze alle acht. Ze zijn vooral uiting van normen, waarden en ethische inkleuringen door Nederland van thema's waarover het denken in ons land soms fors verschilt van dat in andere staten. De conclusies die de regering over deze thema's heeft getrokken, onderschrijft mijn fractie stuk voor stuk. Wat ons betreft impliceert dat geen enkele reserve ten aanzien van het Verdrag, integendeel. Het gaat wel om het beschermen van soms typisch Nederlandse of Noord-West Europese verworvenheden. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij dat met ons eens is?

Voorzitter,

Het Verdrag nodigt uit tot het doordenken van wat een inclusieve samenleving behelst. De staatssecretaris gaat daar in de Memories van Toelichting terecht uitvoerig op in. Een samenleving waarin de waarde van ieder mens gezien wordt, waarin iedereen volwaardig kan meedoen: het vormt de kern van de idealen van de PvdA en van dit kabinet. De staatssecretaris legt in de Memories van Toelichting een relatie tussen dat ideaal en de algemene beginselen van het Verdrag: non-discriminatie, participatie, gelijke kansen, toegankelijkheid, respect voor inherente waardigheid en persoonlijke autonomie. Stuk voor stuk belangrijke waarden die voor ieder mens vanzelfsprekend zouden moeten zijn, ook of juist voor mensen met beperkingen. Iedereen begrijpt dat met de ratificatie van het Verdrag dat niet in een klap gerealiseerd is. Tussen droom en daad zitten straks misschien geen wetten meer in de weg, maar wel tal van meer of minder praktische bezwaren. Daar zou ik graag wat dieper op in gaan.

Dit Verdrag is wat ons betreft ook een symbool van de vernieuwing van de verzorgingsstaat die door dit kabinet in gang gezet is. Nog niet zo heel lang geleden gold het als goede zorg voor mensen met een beperking als zij in passende instellingen werden opgenomen en hun leven daar in afzondering doorbrachten, samen met andere mensen met dezelfde beperking. In het zorgjargon noemen we dat `op een bed liggen' en dat moeten we vooral niet te overdrachtelijk zien; oude foto's van Nationale Vereniging De Zonnebloem, waar ik jaren voorzitter van ben geweest, tonen hoe in die tijd mensen met een fysieke beperking in kraakwit opgemaakte bedden op wieltjes werden rondgereden door de Efteling of de Keukenhof.

Gaandeweg is het inzicht ontstaan, niet in het minst door inspanningen van betrokken mensen zelf, dat dit, hoewel gedaan vanuit de beste bedoelingen, niet de best denkbare zorg is. Als gezonde mensen hun medemensen met een beperking vooral beschouwen als een object van zorg, dan neem je hen als medeburgers niet serieus. Mensen met een verstandelijke beperking worden er niet gelukkig van als hun leven wordt overgenomen door regels en normen van anderen. Mensen met een psychische stoornis knappen er niet van op als ze langjarig weggestopt zitten in de bossen met honderden anderen die in de war of depressief zijn. Mensen in een rolstoel, of die slechtziend of slechthorend zijn, vinden het niet fijn om steeds om hulp te moeten vragen en dankjewel te moeten zeggen.

Mensen met een beperking willen meestal precies hetzelfde wat de meeste mensen graag willen: van een huis je thuis maken, een partner, vrienden, een zinvolle bijdrage leveren aan de samenleving door betaald- of vrijwilligerswerk dat bij je past. Het is fijn als een ander voor je zorgt, maar het is veel bevredigender als je voor jezelf kunt zorgen. Mensen met beperkingen willen midden in het leven staan en zich verbinden met andere mensen. Een volwaardig burger zijn met rechten en plichten. Uitgedaagd worden, het beste uit jezelf halen. Meedoen en erbij horen als ieder ander. Daarom gaat De Zonnebloem tegenwoordig ook naar Lowlands, naar Ajax-PSV en naar Portugal. En wordt daar niet langer zorg geleverd en dankbaarheid gevraagd, maar gelijkwaardige en gezellige ontmoeting gefaciliteerd tussen vrijwilligers en mensen met een beperking.

De tekst van het Gehandicaptenverdrag staat bol van deze gedachtegang, en dat maakt het voor de emancipatie van mensen met een beperking zo buitengewoon waardevol. Zo'n inclusieve samenleving komt er echter niet zonder wrijving of conflict.

Als mensen met een beperking allemaal in een nette instelling verblijven -en Nederland was wereldkampioen bedden in de zorg- dan hoeven gezonde mensen in het dagelijks leven geen rekening met hen te houden. Als mensen met een beperking die instellingen uit komen en gewoon in de wijk gaan wonen, dan vergt dat iets van ons allemaal. Zeker, de beginselen die in het Verdrag zijn opgenomen zijn van grote waarde. Maar het bouwen van een inclusieve samenleving vraagt meer. Empathie. Flexibiliteit. Zelfbeheersing. Bescheidenheid. Humor. Geduld. Misschien zelfs opoffering. Geen begrippen die allemaal in de mode zijn op dit moment.

Laat ik met een beeld illustreren wat ik bedoel: als ook mensen die slecht ter been zijn veilig elke weg moeten kunnen oversteken, moet het licht voor snelle auto's overal wat langer op rood. Letterlijk, maar ook figuurlijk. We leven in een wereld waarin de snellen, de slimmen, de goed gebekten, steeds luider en vanzelfsprekender hun plek opeisen. Terwijl zij hun gezonde, slimme, jonge lichaam en geest ook maar cadeau gekregen hebben. Willen we werkelijk een inclusieve samenleving, dan zullen ook zij een beetje moeten willen inschikken, want het lukt alleen als iedereen een steentje bij wil dragen: elkaar ruimte geven; een ander in zijn waarde laten; beseffen dat jouw vrijheid ophoudt waar die van een ander begint.

Dat zou op geen andere plek beter kunnen worden overgedragen dan in het onderwijs. Daar kunnen kinderen spelenderwijs leren wat het betekent om rekening te leren houden met elkaar en je in te leven in een ander; leren om beperkingen heel gewoon te vinden. En juist in het onderwijs hebben we, als het gaat om inclusiviteit, als Nederland nog zo'n lange weg te gaan. Ik noem een voorbeeld uit de praktijk waar er tientallen te beschrijven zijn. Een blinde leerlinge op een gewone basisschool die niet door kan naar groep 7 omdat de educatieve software waar de school mee werkt niet meer om te zetten is naar haar eigen laptop. De Nederlandse markt is te klein, de school vindt het te ingewikkeld en te duur. En een kind moet op 10-jarige leeftijd ervaren dat voor haar de deuren dicht gaan.

Veel ouders doen er alles aan om hun kind op hun school uit de buurt te houden van andere kinderen die het niveau van het onderwijs in hun ogen misschien wel vertragen of zelfs verlagen. Zij zien de school als het beste middel om hun kind weerbaar te maken voor de rat race van het volwassen leven. Maar als we er in slagen om ieder mens een eerlijke kans te geven, dan is er geen rat race meer. En worden we daar niet allemaal beter van?

Ik begrijp heel goed dat we zo'n cultuuromslag, want dat vergt het, niet zo maar voor elkaar hebben. Maar in dit kader heb ik toch een concreet verzoek aan de staatssecretaris. Hij schrijft dat hij snel aan de slag gaat met de uitvoering van het Verdrag, en hij zal dat ambitieus doen en in dialoog met tal van betrokkenen: organisaties van mensen met een beperking, het bedrijfsleven en gemeenten. De onderwijsorganisaties zag ik er niet bijstaan. Wil hij hen, uiteraard in overleg met zijn collega's van OCW, expliciet bij het Platform en het Bestuurlijk Overleg betrekken? Zodat we ons onderwijs inclusiever kunnen maken? En we onze kinderen van jongs af kunnen aan leren wat lid zijn van een inclusieve samenleving betekent? Dat dat niet vanzelf gaat, en vaak niet gemakkelijk is, maar wel zo ontzettend de moeite waard?

Voorzitter,

Dit VN Verdrag staat symbool voor het ideaal van een wereld waarin er plek is voor iedereen en ieder mens evenveel waarde heeft. Om dat te realiseren zal iedereen een bijdrage moeten leveren. Maar de wereld wordt er ook voor iedereen mooier van. Laten we vanaf morgen aan het werk gaan om de idealen van dit Verdrag te verwezenlijken. Maar eerst is het vandaag feest! Niet alleen voor mensen met een beperking, maar voor ons allemaal.