Tuchtrecht | Onjuiste verklaring of rapport | ECLI:NL:TGZRZWO:2016:43

ECLI:NL:TGZRZWO:2016:43

Datum uitspraak: 15-04-2016

Datum publicatie: 15-04-2016

Zaaknummer(s): 122/2015

Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater inzake rijbewijskeuring. Psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin valt in redelijkheid te trekken uit de onderzoeksgegevens. Klacht ongegrond.

-----------------

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 15 april 2016 naar aanleiding van de op 3 juni 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, psychiater, (destijds) werkzaam te D,

bijgestaan door mr. V.C.A.A.V. Daniels, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit de volgende:

- het klaagschrift met een bijlage;

- het verweerschrift met een bijlage;

- de repliek met een bijlage;

- de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 8 maart 2016, alwaar zijn verschenen de vader van klager, door hem gemachtigd om voor hem op te treden, en verweerder, bijgestaan door mr. Daniels.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerder verricht als psychiater keuringsonderzoeken voor het E.

Op 7 maart 2015 heeft klager in verband met een vorderingsprocedure als bedoeld in de artikelen 130-134a van de Wegenverkeerswet bij verweerder een keuringsonderzoek naar zijn alcoholgebruik ondergaan.

Het lichamelijk onderzoek en het afnemen van een anamnese werden verricht door een basisarts. In het bijzijn van verweerder heeft de basisarts klager zijn bevindingen voorgelezen. Verweerder heeft vervolgens een psychiatrisch onderzoek verricht. De resultaten van een laboratoriumonderzoek, ter bepaling van de bloedwaarden, zouden na ongeveer een week beschikbaar komen.

Verweerder heeft klager aan het eind van het onderzoek uitgelegd dat het conceptverslag van bevindingen aan hem zou worden voorgelegd en dat klager gebruik kon maken van het inzage-, correctie- en blokkeringsrecht.

Na ontvangst van de uitslagen heeft verweerder in overleg met de arts een conceptrapport opgesteld.

In het conceptrapport staat, voor zover hier van belang, vermeld:

"1.Reden van de vordering cq herkeuring en relevante gegevens uit de stukken

(..) Uit de stukken komt naar voren dat het de 2^e overtreding van betrokkene is in de afgelopen vijf jaar. Het betreft een 22-jarige man die op 18-06-2010 en 12-06-2014 aangehouden werd met een alcohol promillage van respectievelijk 1,622 en 0,449. Betrokkene heeft in de afgelopen 5 jaar geen EMA gevolgd en is niet eerder gekeurd in het kader van de Vorderingsprocedure. (..)

2. Vraagstelling

Is er bij betrokkene sprake van alcoholmisbruik?

(Gebaseerd op alle klinische relevante gegevens en/of de DSM-IV-TR classificatie)

3. Speciale anamnese

3.1 Omstandigheid laatste overtreding (d.d. 12/06/2014)

Betrokkene omschrijft de voorgeschiedenis van de aanhouding als volgt:

Betrokkene had op de dag van de aanhouding op de kermis alcohol gedronken.

Betrokkene had ongeveer 2 alcoholische consumpties gedronken in de loop van 0,5 uur. Betrokkenen had 1 km gereden. Onderweg werd betrokkene om 23.00 uur aangehouden vanwege een alcoholcontrole.

Het opgegeven alcoholgebruik is in overeenstemming met de AAG/BAG. Er is derhalve geen sprake van onderrapportage van het alcoholgebruik.

Betrokkene voelde zich goed in staat om te rijden. Betrokkene voelde zich wel nuchter tijdens het rijden. Betrokkene was zich niet bewust van het feit dat er teveel alcohol genuttigd was om nog te mogen rijden.

3.2 Alcohol Anamnese:

Hoeveelheid en frequentie/drinkgewoonte in het jaar voorafgaande aan de laatste aanhouding.

Betrokkene vertelt dat er in die periode gemiddeld eenmaal in de 2-3 weken alcohol werd gedronken en dan 5AE. Zijn alcoholgebruik is niet veranderd na de aanhouding.

Alcoholafhankelijkheid:

3.2.2.1 Tolerantie:

(..)

Betrokkene bemerkte pas na meer dan 3 AE effect van alcohol ja

(..)

5. Lichamelijk onderzoek

5.1 Algemeen internistisch onderzoek:

Betrokkene is goed verzorgd en maakt gezonde indruk. Er is geen alcoholfoetor ex ore.

(..)

De lever is niet vergroot of palpabel. Geen erythema palmare, geen spider naevi, geen tremor manii.

5.2 Orienterend neurologisch onderzoek:

Geen afwijkende bevindingen. TNP en koorddansergang zijn ongestoord.

6. Psychiatrisch onderzoek

Betrokkene is 22 jaar, is normaal verzorgd en maakt een vriendelijke indruk. (..) Het contact komt goed op gang.

(..)

Er is een goed besef van de gevaren van alcoholgebruik in het verkeer.

(..)

7. Laboratoriumonderzoek (07/03/2015)

(..)

Conclusie: Betrokkene heeft een minimaal verhoogd ALAT van 47 U/L.

9. DSM-IV-TR Classificatie (alcoholafhankelijkheid/alcoholmisbruik)

(..)

Classificatie volgens DSM-IV-TR:

As I: V71.09: Geen diagnose

As III: Verhoogd ALAT-waarde

10. Psychiatrische diagnose en samenvattende beschouwing

Betrokkene is 22 jaar en werd op 18-06-2010 en 12-06-2014 aangehouden met een promillage van respectievelijk 1,662 en 0,449.

Betrokkene vertelt dat er in het jaar voorafgaande aan de laatste aanhouding gemiddeld eenmaal in de 2-3 weken alcohol werd gedronken en dan 5 AE. Zijn alcoholgebruik is niet veranderd na de aanhouding.

Bij huidig onderzoek werden de volgende bevindingen vastgesteld:

. In het afgelopen jaar bemerkte betrokkene pas na meer dan 3AE effect. Dit is een aanwijzing voor een verhoogd tolerantie.

. Betrokkene heeft een tolerantie opgebouwd welke niet kan worden verklaard met het anamnestisch alcoholgebruik. Om deze tolerantie te kunnen opbouwen en te onderhouden moet betrokkene in het jaar voorafgaande aan de laatste aanhouding meer hebben gedronken. Er is dus sprake van onderrapportage.

. Betrokkene werd in de afgelopen vijf jaar tweemaal aangehouden met alcohol achter het stuur. Dit is een aanwijzing voor alcoholmisbruik.

. Betrokkene heeft een licht verhoogd ALAT van 47 U/L hetgeen een aanwijzing kan zijn voor overmatig alcoholmisbrui.

. De eerste aanhouding heeft niet geleid tot gedragsverandering. Het persisteren van dit gedrag is een aanwijzing voor alcoholmisbruik.

Beschouwing:

Beschouwend kan er naar onze mening gesteld worden dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om te concluderen dat er ten tijde van de laatste aanhouding d.d. 12/06/2014 sprake was van alcoholmisbruik/ alcoholafhankelijkheid volgens DSM-IV-TR, maar wel dat op basis van alle relevante gegevens de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin gesteld kan worden.

Alcoholmisbruik gestopt?

Anamnestisch is sinds de laatste aanhouding het alcoholgebruik van betrokkene onveranderd. Het laboratoriumonderzoek liet geen significante aanwijzingen zien voor alcoholmisbruik. Concluderend lijkt niet aannemelijk dat betrokkene met het alcoholmisbruik is gestopt, daar de gronden waarop de diagnostiek berust nog voortduren.".

Dit concept werd op 7 april 2015 aan klager aangeboden voor inzage-, correctie- en blokkeringsrecht. Aan klager werd verzocht om binnen 7 werkdagen te reageren. Indien binnen die termijn geen reactie zou zijn ontvangen en ook geen gemotiveerd verzoek tot uitstel, zou het concept als definitief rapport aan het E worden verzonden.

Klager heeft binnen de gestelde termijn niet gereageerd en heeft ook niet om uitstel verzocht. Het rapport is in definitieve vorm op 16 april 2015 naar het E gestuurd.

Klager heeft in verband met de vorderingsprocedure besloten een tweede onderzoek aan te vragen. De psychiater F heeft op 18 juni 2015 een rapport opgesteld waarin als psychiatrische diagnose het volgende staat opgenomen:

"Bij A is er geen sprake van alcoholmisbruik in ruime zin, noch conform de DSM-IV-TR te scoren. Geen aanwijzingen voor afhankelijkheid. Op 12 juni 2014 is gesprake geweest van een incident waarvan A. nogmaals geleerd heeft."

Bij de anamnese vermeldt het rapport voorts onder meer:

"3.1 Omstandigheid laatste aanhouding

- is op 12 juni 2014 op zijn scooter omstreeks 23:00 uur aangehouden met een alcoholpromillage/ademalcoholgehalte van 0,449 promille.

- werd aangehouden bij een routinecontrole.

- had voorgaande aan de aanhouding ongeveer een kilometer gereden en was zelf op weg naar zijn huis toe met een tussenstop bij een vriend die hij wilde afzetten.

- kan zich de aanhouding nog goed herinneren, die heeft veel indruk op hem gemaakt. A weet niet meer welke dag het was.

- verklaart 1 bier te hebben gedronken vanaf ongeveer 22:00 uur bij het eten en voordien ook nog een bier te hebben gedronken. Dit komt niet overeen met het geconstateerde ademalcoholgehalte (zie alcoholcalculator Jellinek Kliniek), wat de anamnese verminderd betrouwbaar maakt.

- voelde zich nuchter genoeg om te kunnen rijden, was daar heel zeker van, zou anders niet gereden hebben, omdat hij geleerd had van het incident in 2010. A voelde zich niet aangeschoten en/of dronken, wat past bij enig, zij het geringe tolerantie.

- (...) "

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat de door verweerder gestelde diagnose, te weten alcoholmisbruik in ruime zin, onjuist is.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij als psychiater zorgvuldig heeft gehandeld en dat de tegen hem ingediende klacht ongegrond is. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

De klacht heeft betrekking op een door verweerder uitgebrachte medische rapportage. Bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen, dienen volgens vaste jurisprudentie de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.2

Verweerder heeft in zijn rapportage de gronden genoemd, zoals hierboven weergegeven bij de feiten, waarop hij zijn conclusie dat er sprake is van de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin heeft gebaseerd. Uit de klacht en de hierboven genoemde toetsingsmaatstaf volgt dat de vraag moet worden beantwoord of deze conclusie in redelijkheid uit genoemde gronden valt te trekken. Het vermelde licht verhoogde ALAT heeft volgens verweerder niet bijgedragen aan de conclusie. Het college merkt op dat dit enigszins verscholen in het rapport van verweerder is weergegeven en dat diens opmerking dat `het format' dat nu eenmaal meebrengt daartoe niet voldoende redengevend voorkomt, maar constateert wel dat dit volgt uit zijn latere opmerking in het rapport dat het laboratoriumonderzoek geen significante aanwijzingen liet zien voor alcoholmisbruik. Tevens merkt het college op dat verweerder wat meer uitvoerig in zijn rapport de context van beide overtredingen (eerste keer eindexamenfeest, de tweede keer de kermis, beide keren op een scooter) had kunnen weergeven, maar dit de conclusie van het rapport waar de klacht over gaat niet anders zou hebben gemaakt.

5.3

De conclusie "alcoholmisbruik in ruime zin" is dus gebaseerd op vier van de vijf bevindingen zoals hierboven genoemd bij de weergave van de relevante feiten. Deze bevindingen, die niet of niet voldoende zijn bestreden, kunnen zeker leiden tot de door verweerder getrokken conclusie. In feite had alleen al het feit dat klager tweemaal binnen vijf jaar met de daarbij geconstateerde alcoholwaardes was aangehouden voor alcohol in het verkeer en dat hij kennelijk niet (voldoende) had geleerd van de eerste keer ertoe kunnen leiden dat in redelijkheid genoemde conclusie viel te trekken. Daar komt in dit geval bij dat klager heeft aangegeven pas na meer dan 3AE effect van alcohol te merken, hetgeen meebrengt dat er sprake is geweest van opbouw van tolerantie en dus ook van enige onderrapportage met betrekking tot de alcoholconsumptie. Over het meewegen van dit antwoord door verweerder nog het volgende. Klager heeft onbetwist geantwoord op de vraag naar het effect dat alcohol op hem heeft zoals op dit punt in het rapport weergegeven, en heeft noch bij het voorlezen daarvan noch bij het hem toegezonden conceptrapport hierbij enige kanttekening gemaakt. In het algemeen geldt, volgens de `Richtlijn diagnostiek van stoornissen in het gebruik van alcohol in het kader van E-keuringen', versie 2011, van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie, dat de betrouwbaarheid van zelfrapportage over de omvang van het alcoholgebruik bij E-keuringen vrij laag is. Volgens deze richtlijn brengt dit mee dat sprake is van een anamnestisch gegeven dat bevestigend is voor stoornissen in het alcoholgebruik en dus extra waardevol is (pagina's 30 en 31). Verweerder heeft dus -ook- waarde mogen hechten aan het antwoord van klager op de vraag naar het effect van alcohol op hem en daaraan, ondanks al hetgeen daar naderhand tegenin is gebracht, mogen vasthouden. Er valt op te wijzen dat psychiater F ook nog heeft geconstateerd dat klagers verklaring over de alcoholconsumptie voorafgaand aan de tweede aanhouding volgens de alcoholcalculator van de Jellinekkliniek niet overeenkomt met het geconstateerde ademalcoholgehalte, hetgeen volgens hem de anamnese minder betrouwbaar maakt. Verweerder had tevens een vergelijkbare bevinding ten grondslag kunnen leggen aan zijn conclusie maar heeft dat niet gedaan, naar zijn zeggen omdat hij de onderrapportage op dit onderdeel te marginaal vond. Kortom, zoals hierboven overwogen heeft verweerder -zeker nu in het tuchtrecht ten aanzien van de conclusie een redelijkheidstoets geldt- vanuit zijn professionele achtergrond op de genoemde gronden mogen concluderen dat er sprake was van alcoholmisbruik in ruime zin. Derhalve treft hem ten aanzien van die conclusie geen tuchtrechtelijk verwijt en dient de klacht als ongegrond te worden afgewezen.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan door mr. A.L. Smit, voorzitter, mr. J.W. Ilsink, lid-jurist, T.S. van der Veer, A.A.G. van den Ende en dr. R.B. van Leeuwen, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van den Eijnden, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 15 april 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.