Uitspraak 201502494/1/A1

Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Hengelo

Proceduresoort: Hoger beroep

Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Bouwen

ECLI: ECLI:NL:RVS:2016:1055

201502494/1/A1.

Datum uitspraak: 20 april 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Albert Heijn B.V., gevestigd te Zaandam, en anderen

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 februari 2015 in zaak nr. 14/2121 in het geding tussen:

Albert Heijn en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Hengelo.

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2014 heeft het college Lidl Nederland GmbH omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een supermarkt, het inrichten van een parkeerterrein en het handelen in strijd met het bestemmingsplan aan de Enschedesestraat nabij 214 te Hengelo (hierna onderscheidenlijk: het project en de locatie).

Bij uitspraak van 13 februari 2015 heeft de rechtbank het door Albert Heijn en anderen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben Albert Heijn en anderen hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Lidl heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzitting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 februari 2016, waar Albert Heijn en anderen, vertegenwoordigd door N.G.B. Leussink, bijgestaan door mr. A. Kamphuis, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.S. van Dijk, P.L. Drent en A. Mahler, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Lidl, vertegenwoordigd door H.L.P van Oorschot, bijgestaan door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen, gehoord.

Overwegingen

1. Lidl heeft een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een supermarkt met een bijbehorend parkeerterrein (hierna: het bouwplan). De beoogde supermarkt, gelegen in de wijk Veldwijk, heeft een bruto vloeroppervlakte van 1.843 m^2 en een maximale hoogte van 7,5 m aan de voorzijde, aflopend naar ongeveer 4,5 m aan de achterzijde. Het aangevraagde parkeerterrein voorziet in 102 parkeerplaatsen. Albert Heijn en anderen zijn tegen de verleende omgevingsvergunning opgekomen, omdat deze volgens hen leidt tot overcapaciteit binnen de detailhandel en winkelleegstand.

2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Hengelo Zuid - Veldwijk e.o" hebben de gronden waarop onderscheidenlijk de supermarkt en het parkeerterrein zijn voorzien de bestemming "Detailhandel" en "Bedrijf" met de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied 3".

3. Vast staat dat de vergunde supermarkt volledig binnen het bouwvlak met de bestemming "Detailhandel" is geprojecteerd. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan omdat de voorziene supermarkt de toegestane maximale bouwhoogte van 5 m overschrijdt en op gronden met de bestemming "Bedrijf" geen parkeerterrein ten behoeve van een supermarkt is toegestaan. Teneinde het bouwplan niettemin mogelijk te maken, heeft het college een omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3DEG, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).

4. Albert Heijn en anderen betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid een omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen voor het parkeerterrein in afwijking van het bestemmingsplan. Volgens hen maakt de verleende omgevingsvergunning een grotere supermarkt mogelijk hetgeen leidt tot overcapaciteit binnen de detailhandel en verdere winkelleegstand, terwijl deze leegstand in Hengelo al aanzienlijk is. Daartoe voeren zij aan dat Lidl als gevolg van deze vergunning niet hoeft te voorzien in voldoende parkeerplaatsen op het eigen perceel met de bestemming "Detailhandel". Indien Lidl daarin wel zou moeten voorzien, zou dat ten koste gaan van de oppervlakte van de voorziene supermarkt. Volgens Albert Heijn en anderen is het niet mogelijk om onder deze supermarkt te parkeren en moeten bij parkeren op het dak, zo dat al mogelijk zou zijn, hetgeen Albert Heijn en anderen betwisten, hellingbanen voor de auto's en stijgpunten voor bezoekers gerealiseerd worden. In beide gevallen zou slechts een fors kleinere winkel mogelijk zijn.

Voorts voeren Albert Heijn en anderen aan dat de verleende omgevingsvergunning zich niet verdraagt met de toelichting bij het bestemmingsplan, waarin wordt vermeld dat ernaar gestreefd wordt om voor de wijk Veldwijk te komen tot een buurtsteunpunt in Veldwijk Noord dat voorziet in de directe dagelijkse behoeften en de functies elders in de wijk af te bouwen en dat toevoeging van nieuw aanbod in Veldwijk daarom niet of slechts beperkt mogelijk is.

Verder is de voorziene supermarkt in strijd met de Detailhandelsvisie Hengelo 2006/2016, Geactualiseerde beleidsvisie 2012 (hierna: de Detailhandelsvisie), waarin is opgenomen dat solitaire supermarkten niet zijn toegestaan, aldus Albert Heijn en anderen. De rechtbank heeft volgens hen, door te overwegen dat zich geen strijd voordoet met de Detailhandelsvisie omdat geen sprake is van een nieuwvestiging van een supermarkt, niet onderkend dat uit de in de Detailhandelsvisie opgenomen optie om een bestaande supermarkt te verplaatsen met als doel een verbetering van het voorzieningenniveau volgt dat de Detailhandelsvisie niet alleen ziet op planologische nieuwvestiging, maar ook op feitelijke nieuwvestiging.

4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de vestiging van een supermarkt op het perceel met de bestemming "Detailhandel" en het aantal vierkante meters aan winkeloppervlak dat met het besluit van 9 juli 2014 wordt vergund ingevolge het bestemmingsplan is toegestaan. Het standpunt van Albert Heijn en anderen, dat met het verlenen van omgevingsvergunning voor het parkeerterrein indirect extra oppervlak aan winkelruimte mogelijk wordt gemaakt, wordt niet gevolgd. Immers het betoog van Albert Heijn en anderen gaat er aan voorbij dat de planwetgever, door nagenoeg het gehele bestemmingsvlak te voorzien van een bouwvlak met de bestemming "Detailhandel" zonder daarbij een nadere begrenzing wat betreft het bebouwd oppervlak op te nemen, ter plaatse detailhandel in een omvang als voorzien in het bouwplan op zichzelf aanvaardbaar heeft geacht.

De Afdeling ziet voorts evenmin grond het betoog van Albert Heijn en anderen te volgen dat slechts kan worden voldaan aan het vereiste van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein door in parkeervoorzieningen te voorzien binnen het bouwvlak met de bestemming "Detailhandel". De Afdeling is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat door de verwerving van het nabijgelegen terrein door Lidl, teneinde daar parkeren ten behoeve van de voorziene supermarkt te realiseren, sprake is van parkeren op eigen terrein. Niet in geschil is dat aldus kan worden voorzien in de benodigde parkeerplaatsen. Door de bij omgevingsvergunning verleende toestemming voor afwijkend gebruik voor parkeren ten behoeve van de supermarkt is sprake van parkeerruimte die functioneel behoort bij de grond waarop het bouwplan voor de supermarkt is voorzien en daartoe kan worden benut door de gebruikers van die grond.

Voor zover Albert Heijn en anderen betogen dat de voorziene supermarkt in strijd is met het in de plantoelichting en in de Detailhandelsvisie uiteengezette beleid, in het bijzonder op het punt van het tegengaan van solitaire supermarkten, overweegt de Afdeling dat met de verleende omgevingsvergunning het oppervlak aan winkelruimte dat het bestemmingsplan toestaat niet wordt uitgebreid en in planologische zin geen sprake is van nieuwvestiging, zodat reeds hierom toetsing aan dit beleid niet aan de orde is.

Gelet op het vorenoverwogene kan het betoog van Albert Heijn en anderen, dat het onmogelijk is binnen het bouwvlak met de bestemming "Detailhandel" in de benodigde parkeervoorzieningen te voorzien zonder dat dit ten koste gaat van de oppervlakte van de voorziene supermarkt, wat daar verder van zij, buiten bespreking blijven.

De rechtbank heeft derhalve terecht in het aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid omgevingsvergunning voor het parkeerterrein heeft kunnen verlenen.

Het betoog faalt.

5. Albert Heijn en anderen betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat ten onrechte een verklaring van geen bedenkingen van de raad van de gemeente Hengelo (hierna: de raad) ontbreekt, nu niet voldaan is aan de voorwaarden waaronder deze niet is vereist. Daartoe voeren zij aan dat het bouwplan niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, nu in Hengelo reeds sprake is van forse leegstand van winkelpanden, die met het verlenen van de omgevingsvergunning verder toeneemt. Voorts voeren Albert Heijn en anderen aan dat het bouwplan in strijd is met de Detailhandelsvisie, omdat deze geen solitaire supermarkt toestaat. Verder is het bouwplan voorzien op een bedrijventerrein, aldus Albert Heijn en anderen. Daartoe voeren zij aan dat, nu het begrip "Bedrijventerrein" in het bestemmingsplan niet is gedefinieerd, dat begrip volgens het normale spraakgebruik dient te worden uitgelegd. In dat verband verwijzen zij naar het Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal (hierna: Van Dale) waarin een bedrijventerrein is gedefinieerd als "een gebied waar diverse bedrijven zich kunnen vestigen." Voorts verwijzen zij naar definitie van dit begrip in de Omgevingsverordening Overijssel 2009, waarin bedrijventerreinen zijn gedefinieerd als: "werklocaties voor bedrijvigheid en bij de bedrijven behorende kantoorruimte". Volgens Albert Heijn en anderen is de locatie als een zodanige werklocatie aan te merken, nu deze onderdeel is van een grotere bedrijvenstrook tussen de Enschedesestraat en het spoor.

5.1. Bij besluit van 9 november 2010 heeft de raad een lijst met categorieen gevallen vastgesteld waarvoor bij de verlening van een omgevingsvergunning een verklaring van geen bedenkingen (hierna: een vvgb) niet is vereist. De algemene toepassingsvoorwaarden van die lijst schrijven voor dat van de in de lijst genoemde mogelijkheden alleen gebruik mag worden gemaakt, indien het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, waarin wordt gemotiveerd waarom er geen strijd is met een goede ruimtelijke ordening en in overeenstemming is met vastgesteld gemeentelijk beleid.

Wat betreft projecten binnen de bebouwde kom is voorts voor detailhandel onder 6 opgenomen:

(bouw)projecten/activiteiten (waaronder wijziging van het gebruik) voor detailhandel met bijbehorende voorzieningen als wegen en groen, voor zover niet gelegen op een bedrijventerrein en mits het project in overeenstemming is met het gemeentelijk detailhandelsbeleid, het project niet meer dan 1500 m^2 bvo omvat en het niet gaat om detailhandel in volumineuze goederen.

5.2. De rechtbank is tot het juiste oordeel gekomen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat voor het project geen verklaring van geen bedenkingen is vereist. Het aangevoerde geeft geen grond voor het oordeel dat het project niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing of niet in overeenstemming is met het gemeentelijk detailhandelsbeleid, aangezien het project niet voorziet in meer detailhandel dan het bestemmingsplan toelaat. Voorts wordt overwogen dat het bijbehorende parkeerterrein niet is voorzien op een bedrijventerrein. Daarbij is van belang dat aan de definitie van een bedrijventerrein in Van Dale en in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 niet de door Albert Heijn en anderen gewenste betekenis toekomt, reeds omdat die definities dermate algemeen zijn geformuleerd dat zij niet bruikbaar zijn bij het bepalen van hetgeeen onder een bedrijventerrein als bedoeld in het besluit van 9 november 2010 wordt verstaan. Het college heeft terecht gesteld dat de omstandigheid dat een aantal omliggende percelen de bestemming "Bedrijf" heeft, niet maakt dat de locatie ligt op een bedrijventerrein. Daarbij heeft het college terecht in aanmerking genomen dat een ander deel van de omliggende percelen de bestemming "Woondoeleinden" of "Wonen" heeft. Voorts heeft het college terecht gesteld dat uit de toelichting bij het bestemmingsplan evenmin volgt dat de locatie op een bedrijventerrein ligt, nu volgens deze toelichting binnen het plangebied bedrijvenfuncties zijn gemengd met woonfuncties en het de intentie van de gemeente Hengelo is om deze functiemenging zo veel mogelijk te behouden en waar mogelijk zelfs te stimuleren.

6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Soede

Voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2016

270-757.