Uitspraak 201508396/1/R6

Tegen: de raad van de gemeente Amersfoort

Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig

Rechtsgebied: Ruimtelijke-ordeningskamer - Bestemmingsplannen Utrecht

ECLI: ECLI:NL:RVS:2016:1068

201508396/1/R6.

Datum uitspraak: 20 april 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], beiden wonend te Amersfoort,

en

de raad van de gemeente Amersfoort,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "De Ganskuijl e.o." vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Woningcorporatie De Alliantie heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellanten] hebben een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 maart 2016, waar [appellanten], bijgestaan door mr. J. Rutteman, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.E. Eigenhuis, ing. K.J. de Groote en drs. W.P. Ramsoender, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting De Alliantie, vertegenwoordigd door ing. W. van de Veen en drs. S.M.A. van den Eijnden-Rooijackers, bijgestaan door mr. M.H. Fleers, advocaat te Den Haag, als partij gehoord.

Overwegingen

Planbeschrijving en aanleiding

1. Het plan voorziet in de herontwikkeling van een deel van het gebied De Ganskuijl in Amersfoort, waarbij is voorzien in de sloop van vijf portiekflats en de bouw op die locaties van nieuwe woningen. Daarnaast worden vier portiekflats gerenoveerd en wordt voorzien in een nieuw appartementencomplex. In totaal zullen van de aanwezige 190 woningen 100 woningen blijven bestaan en komen er 70 nieuwe woningen bij. Na de realisering van het plan zullen in het plangebied 170 woningen aanwezig zijn. Voor de bouw van het appartementencomplex is een omgevingsvergunning verleend aan De Alliantie. [appellanten] wonen ten westen van het plangebied, aan [locatie A]. Zij zullen vanuit hun woning zicht hebben op het nieuw te bouwen appartementencomplex. Zij verzetten zich tegen het opnemen van het appartementencomplex in het plan. Daarnaast vrezen zij voor parkeeroverlast door het plan.

2. Bij het nadere stuk van 18 februari 2016 hebben [appellanten] de beroepsgrond ten aanzien van de vrees voor een toename van de verkeersdruk ingetrokken.

Toetsingskader

3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Zorgvuldigheid planvoorbereiding

4. Eerst in het nadere stuk van 18 februari 2016, derhalve na afloop van de termijn voor het instellen van beroep, hebben [appellanten] betoogd dat de planvoorbereiding onzorgvuldig is verlopen, omdat onvoldoende rekening is gehouden met de in het kader van de burgerparticipatie naar voren gebrachte bezwaren tegen de komst van het appartementencomplex.

Op het bestemmingsplan is de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) van toepassing. Ingevolge artikel 1.6a van de Chw kunnen na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.

Voornoemde beroepsgrond van [appellanten] dient, gelet op artikel 1.6a van de Chw, buiten beschouwing te worden gelaten.

Appartementencomplex

5. [appellanten] betogen dat het in het plan tegenover hun woning voorziene appartementencomplex niet past binnen de omgeving wat betreft locatie, omvang en architectuur. Daarnaast doet het appartementencomplex de open en uitnodigende entree van het gebied teniet, aldus [appellanten]. In dat kader achten zij het nodig dat de locatie van het gebouw 10 m in zuidelijke richting wordt verplaatst en dat de hoogte wordt beperkt tot drie bouwlagen.

Volgens [appellanten] bestaat voorts geen behoefte aan het appartementencomplex omdat het plan in meer woningen voorziet dan eerder was berekend.

5.1. Ten aanzien van de behoefte aan de woningen in het plangebied heeft de raad in de plantoelichting verwezen naar de Woonvisie Amersfoort 2011-2020. Hieruit volgt dat in Amersfoort voldoende planologische ruimte bestaat voor de realisatie van gemiddeld 900 woningen per jaar. Voorts voorziet het plan in 170 woningen in een gebied waar eerst 190 woningen aanwezig waren. Ten behoeve van het plan is door SAB een woningbehoefteonderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "Woningbehoefteonderzoek De Ganskuijl - De Alliantie" van 2 september 2014. Uit de conclusie van dit onderzoek blijkt dat er behoefte is aan woningen en dat er nog locaties nodig zijn om in deze behoefte te kunnen voorzien. De locatie Ganskuijl voorziet in een betere aansluiting op de vraag naar woningen. Niet zozeer in aantallen, er is immers een afname van het aantal woningen, maar wel in kwalitatieve zin. De ontwikkeling van De Ganskuijl voorziet in de bouw van verschillende woningtypen in verschillende prijsklassen ter vervanging van verouderde en te kleine woningen. Hierdoor wordt de woningbehoefte van bijzondere doelgroepen zoals zorgbehoevenden, studenten en starters bediend. Naast de behoefte aan verschillende soorten en prijsklassen woningen, is er meer behoefte aan woningen in een wijk met het zogenoemde buiten-centrum-woonmilieu. De Ganskuijl is een dergelijke wijk. Daarnaast is er behoefte aan wonen in een wijk met een eigen identiteit. Met de ontwikkeling van De Ganskuijl wordt de oorspronkelijke identiteit van de buurt weer beter zichtbaar door herinrichting van het openbaar gebied. Samen met de goede ontsluiting per auto en openbaar vervoer, de ligging nabij het centrum, scholen en sportvoorzieningen maakt dit dat De Ganskuijl kan voorzien in de woonbehoefte aan het buiten-centrum-woonmilieu, aldus het woningbehoefteonderzoek.

[appellanten] hebben de juistheid van de bevindingen en de conclusie van dit onderzoek niet betwist. Gelet hierop kunnen [appellanten] niet worden gevolgd in hun enkele stelling dat geen behoefte bestaat aan de woningen in het appartementencomplex omdat het plan in meer woningen voorziet dan in eerdere voorbereidende fases was berekend.

Het betoog faalt.

5.2. De raad heeft ten aanzien van de beeldkwaliteit van het appartementencomplex verwezen naar het "Project Herontwikkeling `De Ganskuijl e.o.' te Amersfoort - Stedenbouwkundigplan op hoofdlijnen en beeldkwaliteitsplan" (hierna: het stedenbouwkundig plan) van 15 oktober 2013, dat op 14 januari 2014 door de raad is vastgesteld. Hierin is beschreven dat in de ruimte tussen de rij eengezinswoningen en de kapsalon als accent een klein blokje woningen is opgenomen ter versterking als entree van het gebied. Dit gebouw staat rondom in het groen aan de kruising van twee zichtlijnen door het plangebied. Met een hoogte van maximaal 5 lagen en een beperkte footprint blijft de omvang van het gebouw beperkt. Dit gebouw is zo gepositioneerd dat een ruimtelijke samenhang met de kapsalon ontstaat, waardoor beide gebouwen als ensemble in het groen komen te staan. Voorts is beschreven dat het appartementencomplex een bijzonder object is in het plangebied, hetgeen in de architectuur en materialisatie tot uitdrukking moet komen door af te wijken van de architectuur van de overige woningen. Uit deze toelichting en de door de raad ter zitting gegeven aanvullende toelichting blijkt dat het een bewuste keuze is geweest van de raad om het appartementencomplex een ander uiterlijk te geven dan de overige gebouwen in de omgeving. Hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd is onvoldoende voor het oordeel dat de raad, gelet op het stedenbouwkundig plan, dit gebouw niet passend heeft mogen vinden binnen de omgeving. De enkele omstandigheid dat de vormgeving afwijkt van de overige woningen in het plangebied is daarvoor onvoldoende. Voorts heeft de raad in de zienswijzennota vermeld dat het appartementencomplex rondom in het groen komt te staan, maar dat het bewust terugliggend is gesitueerd ten opzichte van de Gasthuislaan, zodat het groene beeld vanaf de Gasthuislaan blijft gehandhaafd. Blijkens de verbeelding wordt het appartementencomplex rondom omsloten door gronden die de bestemming "Groen" hebben. Gelet hierop kunnen [appellanten] niet worden gevolgd in hun standpunt dat de realisatie van het appartementencomplex de open entree van het gebied teniet zal doen.

Ten aanzien van de bouwhoogte heeft de raad zich in de zienswijzennota en ter zitting op het standpunt gesteld dat hoewel het appartementencomplex met 5 bouwlagen hoger wordt dan de omliggende gebouwen die 2 respectievelijk 3 bouwlagen en een kap krijgen, het contrast met de omgeving niet heel groot zal zijn. In dat kader heeft de raad erop gewezen dat in de omgeving gebouwen tot 16 m hoogte aanwezig zijn. Gelet op deze toelichting is de Afdeling van oordeel dat de raad voor het appartementencomplex een bouwhoogte van 15 m met 5 bouwlagen in redelijkheid toelaatbaar heeft kunnen achten. Voorts heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding bestaat om het bouwvlak waarop het appartementencomplex is voorzien met 10 m in zuidelijke richting te verplaatsen. Hiertoe heeft de raad in redelijkheid van belang kunnen achten dat de locatie van het appartementencomplex reeds eerder, onder meer naar aanleiding van de zienswijze van [appellanten], is aangepast en dat door deze verplaatsing het uitzicht vanuit de woning op het appartementencomplex minder zal zijn. Van een verdere aanpassing heeft de raad, mede gelet op de locaties van de overige bebouwing, in redelijkheid kunnen afzien.

Het betoog faalt.

Parkeren

6. [appellanten] betogen dat de benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied onjuist zijn berekend, waardoor de parkeerdruk in het gebied zal toenemen en bewoners geen parkeerplaats meer zullen kunnen vinden. Hiertoe voeren zij aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat in de huidige situatie langs het trottoir van De Ganskuijl wordt geparkeerd en dat daarin in de nieuwe situatie niet meer is voorzien. Dit levert volgens [appellanten] een verlies van minimaal 45 parkeerplaatsen op, waardoor het plan zou moeten voorzien in minimaal 227 parkeerplaatsen. Voorts voeren zij aan dat ten aanzien van het appartementencomplex ten onrechte is uitgegaan van de parkeernorm voor woningen met een zorgfunctie, terwijl het plan in het appartementencomplex ook eengezinswoningen toestaat, hetgeen tot een hogere parkeerbehoefte zal leiden.

Ten aanzien van het in opdracht van de raad uitgevoerde parkeeronderzoek voeren [appellanten] aan dat bij het onderzoek niet is uitgegaan van een representatieve situatie, omdat een deel van de metingen tijdens de vakantieperiode is verricht. Daarnaast is geen rekening gehouden met de omstandigheid dat in de te slopen woningen veel tijdelijke bewoners, zoals studenten wonen. Dit is volgens hen van invloed op de parkeerdruk. Voorts is volgens [appellanten] niet duidelijk of in het parkeeronderzoek rekening is gehouden met de situatie dat langs het trottoir van De Ganskuijl wordt geparkeerd. Volgens [appellanten] blijkt uit een foto van Googlemaps uit 2009 dat op dat moment bijna alle parkeerplaatsen bezet waren. Het ligt volgens hen in de lijn der verwachting dat de parkeerdruk sindsdien alleen maar is toegenomen.

6.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan voorziet in voldoende parkeerplaatsen. Volgens de raad zijn voor de in het plan voorziene 70 nieuwbouwwoningen de normen uit de Nota Parkeernormen Amersfoort, herzien op 23 september 2014, van toepassing. Op grond van deze normen zijn voor de nieuwbouwwoningen 114 parkeerplaatsen nodig. Ten aanzien van de te renoveren woningen heeft de raad toegelicht dat in de huidige situatie in totaal 169 parkeerplaatsen aanwezig zijn voor 190 woningen. Van deze 190 woningen blijven na realisering van het plan 100 woningen aanwezig. Dit betekent volgens de raad dat, gelet op de voor deze bestaande woningen geldende parkeernorm, voor het resterende aantal gerenoveerde woningen 89 parkeerplaatsen nodig zijn. In totaal dient het plan derhalve in ieder geval te voorzien in 203 parkeerplaatsen, aldus de raad. In het inrichtingsplan is volgens de raad voorzien in 210 parkeerplaatsen. Voorts heeft de raad ten behoeve van het plan onderzoek laten doen naar de parkeerdruk in de omgeving van het plangebied. Uit dit onderzoek blijkt volgens de raad dat geen sprake is van parkeeroverlast.

6.2. In artikel 3.1.2, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) staat dat een bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening regels kan bevatten:

a. waarvan de uitleg bij de uitoefening van een daarbij aangegeven bevoegdheid, afhankelijk wordt gesteld van beleidsregels;

(..).

6.3. Ingevolge artikel 8, lid 8.1, aanhef en onder b, van de planregels zijn de voor "Wonen - 1" aangewezen gronden bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, voetpaden, water en ontsluitingsweg voor zover noodzakelijk voor het bereiken van de aangrenzende woningen mits in overeenstemming met het inrichtingsplan; met dien verstande dat per woning, bij realisatie van het plan, voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van vaststelling van het stedenbouwkundig plan in de gemeenteraad (14 januari 2014) en met dien verstande dat per woning, na realisatie van het plan, voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

Ingevolge artikel 9, lid 9.1, aanhef en onder b, en artikel 10, lid 10.1, aanhef en onder c, zijn de voor "Wonen - 4" onderscheidenlijk "Wonen - 5" aangewezen gronden bestemd voor bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water; met dien verstande dat per woning, bij realisatie van het plan, voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van vaststelling van het stedenbouwkundig plan in de gemeenteraad (14 januari 2014) en met dien verstande dat per woning, na realisatie van het plan, voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag.

6.4. Volgens het stedenbouwkundig plan voorziet het plan in een parkeeroplossing waarin de parkeerplaatsen meer zijn verspreid over het plangebied en ingepast zijn in de ruimtelijke en landschappelijke planopzet. Het aantal parkeerplaatsen komt overeen met het aantal volgens de thans geldende parkeernorm benodigde parkeerplaatsen.

In de planregels is het aantal benodigde parkeerplaatsen niet nader gespecificeerd.

6.5. Zoals volgt uit de uitspraak van 9 september 2015 in zaak nr. 201410585/1/R1 kan de juridische waarborg dat de benodigde parkeergelegenheid wordt gerealiseerd met gebruikmaking van artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Bro, in het bestemmingsplan worden geregeld door in een bestemmingsplanregel neer te leggen dat bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, de regel geldt dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in een gemeentelijke parkeernota. Daarbij kan ook worden geregeld dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

In het voorliggende geval heeft de raad met gebruikmaking van artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, van het Bro in de artikelen 8 tot en met 10 van de planregels geregeld dat per woning na de realisatie van het plan dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Amersfoort, zoals die geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag. De Afdeling is van oordeel dat met dit laatste niets anders dan de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen kan zijn bedoeld. [appellanten] hebben de aanvaardbaarheid van de parkeernormen in de Nota Parkeernormen niet gemotiveerd bestreden. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid in de planregels kunnen verwijzen naar de Nota Parkeernormen.

6.6. Voor de nieuwbouwwoningen blijkt uit berekeningen die de raad op basis van de normen uit de Nota Parkeernormen heeft gemaakt dat 114 parkeerplaatsen nodig zijn. Hierbij is de raad uitgegaan van 26 nieuwe grondgebonden koopwoningen waarvoor een norm van 2 parkeerplaatsen per woning geldt, 28 nieuwe grondgebonden huurwoningen waarvoor een norm van 1,7 parkeerplaatsen per woning geldt en 18 nieuwe gestapelde huurwoningen (zorg) waarvoor een norm van 0,8 parkeerplaatsen per woning geldt. Voor zover [appellanten] betogen dat de hoeveelheid parkeerplaatsen voor het appartementencomplex onjuist is berekend, omdat daarin in plaats van zorgwoningen ook eengezinswoningen mogen worden gerealiseerd, wordt als volgt overwogen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat als in het appartementencomplex eengezinswoningen worden gerealiseerd, de daarvoor geldende parkeernorm afhankelijk zal zijn van de grootte van de woningen. Bij een groter vloeroppervlak per woning geldt weliswaar een hogere parkeernorm, maar kunnen in het appartementencomplex minder woningen gerealiseerd worden dan bij een kleiner vloeroppervlak. Voor kleinere woningen geldt blijkens de Nota Parkeernomen een lagere parkeernorm. Het benodigde aantal parkeerplaatsen zal volgens de raad dan ook niet aanmerkelijk verschillen van het voorziene aantal parkeerplaatsen voor de zorgwoningen. De Afdeling acht dit standpunt niet onjuist. Daarbij komt dat bij de daadwerkelijke invulling van het appartementencomplex de voor deze invulling geldende parkeernormen volgens de Nota Parkeernormen moeten worden aangehouden.

6.7. De raad heeft zich ten aanzien van de bestaande woningen die gerenoveerd worden op het standpunt gesteld dat uit de Nota Parkeernormen volgt dat de daarin opgenomen normen slechts van toepassing zijn op nieuwbouw en niet op bestaande situaties. Voor de te renoveren woningen heeft de raad de parkeernorm aangehouden zoals die thans ook voor deze woningen geldt. Ter zitting heeft de raad voorts toegelicht dat de renovatie van de bestaande woningen bijna is afgerond. Deze woningen zijn in omvang hetzelfde gebleven en de oorspronkelijke bewoners van deze woningen zijn aldaar blijven wonen. Gelet op deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad voor de bestaande woningen niet van de bestaande parkeernorm heeft mogen uitgaan.

6.8. Ter onderbouwing van het standpunt dat voor de bestaande woningen met de bestaande parkeernorm in voldoende parkeerplaatsen wordt voorzien heeft de raad een onderzoek laten uitvoeren naar de parkeerdruk in het plangebied. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport "Parkeeronderzoek omgeving De Ganskuijl, Amersfoort" van Bureau de Groot Volker van 21 mei 2015. In dit rapport wordt geconcludeerd dat de parkeerdruk in het onderzoeksgebied varieert tussen 56% en 78%. Volgens het rapport wordt in woonwijken doorgaans een parkeerdruk tot 90% als acceptabel gezien. Op straatsectie-niveau komt het volgens het rapport in een aantal secties regelmatig voor dat de parkeerdruk boven de 100% komt, waarbij sprake is van foutparkeren. Elders in het gebied is de parkeerdruk laag. Uit het rapport blijkt voorts dat, anders dan [appellanten] betogen, bij de berekening van de parkeerdruk rekening is gehouden met de situatie dat langs het trottoir wordt geparkeerd.

6.9. Voor zover [appellanten] hebben betoogd dat de resultaten van het parkeeronderzoek niet representatief zijn voor een normale situatie, omdat twee van de onderzoeksdagen in de meivakantie vielen, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals ook door de raad is erkend, zijn vakantieperiodes of vrije dagen in beginsel niet geschikt om parkeermetingen te verrichten, omdat de kans bestaat dat metingen dan geen representatief beeld geven. Uit de onderzoeksresultaten blijkt echter dat de parkeerdruk tijdens de twee vakantiedagen hoger was dan op de in het onderzoek betrokken reguliere dag. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat in het parkeeronderzoek is uitgegaan van een te lage parkeerdruk. Voorts hebben [appellanten] betoogd dat in het onderzoek ten onrechte niet slechts van het plangebied, maar van een groter gebied is uitgegaan. De Afdeling is van oordeel dat hierin geen grond is gelegen voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig zou zijn verricht, nu het voor de parkeerdruk in een wijk ook relevant kan zijn hoe hoog de parkeerdruk in de omliggende straten is. Gelet hierop heeft de raad uit kunnen gaan van de resultaten en de conclusies zoals die zijn neergelegd in het parkeeronderzoek. De raad heeft zich op grond van het parkeeronderzoek dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hoewel in sommige straten de parkeerdruk hoog is, er binnen loopafstand voldoende andere straten zijn waar de parkeerdruk juist laag is, zodat daarmee de parkeerdruk opgevangen kan worden. [appellanten] hebben dit standpunt niet gemotiveerd bestreden. De door [appellanten] gestelde omstandigheid dat zich tijdelijke bewoners in de wijk zouden hebben gevestigd, wat daar ook van zij, kan niet tot het oordeel leiden dat het onderzoek naar de parkeerdruk onzorgvuldig is geweest. Niet aannemelijk is gemaakt dat dit van zodanige invloed op de parkeerdruk is geweest dat dit tot een andere conclusie in het parkeeronderzoek had moeten leiden.

Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat wordt uitgegaan van voldoende parkeerplaatsen en dat de parkeerdruk als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkelingen aanvaardbaar is.

Het betoog faalt.

7. [appellanten] hebben zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het herhalen van de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellanten] hebben in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

8. Het beroep is ongegrond.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Plambeck

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 april 2016

159-532.