Het `wezenlijk Nederlands belang' van buitenlandse ondernemers

Het `wezenlijk Nederlands belang' van buitenlandse ondernemers

20 april 2016

Ondernemers van buiten de Europese Unie worden toegelaten tot Nederland als met hun komst een `wezenlijk Nederlands belang' is gediend. Maar wanneer is er sprake van een dergelijk belang? In de beoordeling blijkt innovativiteit vrijwel altijd ondergeschikt te zijn aan financiele zekerheid. Dit stelt dr. Tesseltje de Lange, universitair docent en onderzoeker migratierecht aan de UvA, in een onderzoeksrapport dat op woensdag 20 april is verschenen.

In het rapport Wezenlijk Nederlands Belang. De toelating tot Nederland van ondernemers van buiten de EU kijkt De Lange naar de toepassing en uitwerking van het wettelijk kader voor toelating op grond van wezenlijk Nederland belang. Het onderzoek kwam mede in opdracht van de gemeente Amsterdam tot stand.

`Omzetgarantie'

Aan de hand van meer dan 4.000 beslissingen over de toelating van buitenlandse ondernemers onderzocht De Lange hoe de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), bepaalt wanneer een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend. Als er geen internationale verplichtingen (zoals handelsverdragen) gelden, en het niet gaat om een innovatieve start-up die gebruik kan maken van de startup-regeling, wordt bij de toelating van ondernemers van buiten de EU gewerkt met een puntenstelsel. Hierin gaat het om ervaring, een businessplan en solide financiele basis, en `toegevoegde waarde' (innovatie, een goed idee, het creeren van banen of het doen van investeringen). Het belangrijkste is het ondernemingsplan, in het bijzonder de onderbouwing van de financiele prognoses. Zo moet er in het verleden een omzet van ten minste EUR 35.000 zijn behaald en/of moet aannemelijk worden gemaakt dat de eerste drie jaar voldoende omzet gegeneerd kan worden.

Jaarlijks proberen enkele honderden ondernemers van buiten de EU hun wezenlijk Nederlands belang aan te tonen om een verblijfsvergunning in Nederland te krijgen. Slechts 21% van hen krijgt uiteindelijk een vergunning. `Het beantwoorden van de vraag of de ondernemer een wezenlijk Nederlands belang zal dienen komt in de praktijk neer op het beantwoorden van de vraag wat de ondernemer in het verleden al gepresteerd heeft. Je kunt je afvragen of Nederland hierdoor niet allerlei innovatieve ideeen of internationaal ondernemerstalent misloopt', vertelt De Lange. `De meeste aanvragen komen van kennismigranten, van mensen die in Nederland gestudeerd hebben of hier (wetenschappelijk) onderzoek hebben gedaan en in Nederland willen blijven. Zij zouden gebaat zijn met een hybride status waarmee zij naast hun studie of baan kunnen gaan ondernemen om zo ervaring op te doen.'

Obstakels

Uit De Langes onderzoek komt ook naar voren dat de informatievoorziening over het puntenstelsel versnipperd is, het puntenstelsel niet altijd consistent wordt toegepast en het van de ondernemer handelen verlangt dat conflicteert met andere regelgeving. De Lange: `De ondernemer loopt tegen tal van obstakels aan. Zo moet hij of zij direct na het indienen van de aanvraag beginnen met ondernemen, ondanks het risico van een negatief oordeel. Eventueel gedane investeringen zijn in het geval van een afwijzing voor niets geweest. Ook is het zonder verblijfsvergunning vrijwel onmogelijk om aan een bankrekening te komen en woon-of bedrijfsruimte te huren. Lidmaatschap van een beroepsvereniging kan de aanvraag versterken, maar ook hierbij blijkt een verblijfvergunning een vereiste. De aanvraagprocedure is ook nog eens zeer tijdrovend.'

Als het doel is om meer ondernemers aan te trekken, is een verfijning van de uitvoering van het puntenstelsel noodzakelijk, stelt De Lange. `De toets zou - net als in Duitsland - eenvoudiger kunnen, waarbij eventuele risico's beperkt kunnen worden door meer begeleiding te bieden. Ook zou het puntenstelsel meer rekening kunnen houden met steun van publieke of private organisaties voor buitenlandse ondernemers, zoals in Frankrijk waar burgemeesters een stem hebben in de toelating en in Duitsland waar regionale publiek-private commissies dat hebben.'

Publicatiegegevens

Tesseltje de Lange: Wezenlijk Nederlands Belang. De toelating tot Nederland van ondernemers van buiten de EU (Wolf Legal Publishers, 2016). ISBN: 9789462403031.

* Download het onderzoeksrapport

Zie het origineel.

Gepubliceerd door UvA Persvoorlichting