Tuchtrecht | Overige klachten | ECLI:NL:TGZCTG:2016:176

ECLI:NL:TGZCTG:2016:176

Datum uitspraak: 12-04-2016

Datum publicatie: 22-04-2016

Zaaknummer(s): c2015.336

Onderwerp: Overige klachten

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater, werkzaam bij een netwerk dat mensen helpt die zorg nodig hebben maar zelf geen hulp vragen (bemoeizorg). Na een incident met een bezoekende verpleegkundige, die dat als (zeer) bedreigend heeft ervaren, heeft de psychiater contact opgenomen met de huisarts van klager. Klager verwijt de psychiater dat hij op afstand een diagnose heeft gesteld en zonder zijn toestemming contact heeft opgenomen met zijn huisarts. Klacht afgewezen en beroep verworpen.

-------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.336 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, werkzaam te D., verweerder in beide instanties.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 22 januari 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen psychiater C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 4 augustus 2015, onder nummer G2015/04 heeft dat College de klacht kennelijk ongegrond verklaard en deze afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen en heeft dat beroep nadien aangevuld. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Twee brieven van klager van respectievelijk 14 februari, met bijlagen, en 22 februari 2016 zijn aan het dossier toegevoegd.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 maart 2016, waar zijn verschenen klager en de psychiater, bijgestaan door mw. mr. H.A. Lammerts, jurist gezondheidsrecht.

De zaak is over en weer bepleit.

2. Beslissing in eerste aanleg

2.1. In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld:

"2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten, die tussen partijen als niet of onvoldoende betwist vaststaan.

2.1

Verweerder is werkzaam bij E.. Dit netwerk helpt mensen die zorg nodig hebben maar zelf geen hulp vragen. Om zorgwekkende situaties, sociaal kwetsbare personen of gezinnen te vinden en te ondersteunen, maken gemeenten gebruik van het centrale advies- en meldpunt van E.. Het doel van E. is tweeledig: het voorkomen en verminderen van sociale uitsluiting en dakloosheid van de doelgroep en het realiseren van een aanvaardbare kwaliteit van leven voor kwetsbare mensen.

2.2

Bij E. is bekend dat klager weerstand heeft tegen elke vorm van hulpverlening. Een verpleegkundige van het team van verweerder heeft op 13 juni 2014 bij klager een huisbezoek afgelegd, waarbij klager hem duidelijk heeft gemaakt dat hij geen hulp wenste. Nadat verweerder de woning van klager had verlaten en in zijn auto wilde wegrijden, heeft klager hem hardhandig uit zijn auto gehaald en hem zijn rijbewijs afhandig gemaakt om hiervan een kopie te maken.

2.3

Verweerder werd op de hoogte gesteld van de gang van zaken bij dat huisbezoek en heeft in verband daarmee contact met de huisarts van klager opgenomen".

2.2. De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in:

"3. De klacht

De klacht luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

Klager verwijt verweerder dat hij op afstand een diagnose heeft gesteld en, zonder zijn toestemming, contact met de huisarts heeft opgenomen.

4. Het verweer

Verweerder heeft verklaard dat hij pas na het huisbezoek van zijn collega bij de casus is betrokken. Door het bijzondere verloop van dat bezoek vond verweerder het onverantwoord geen actie te ondernemen en voelde hij zich genoodzaakt contact met de huisarts op te nemen. Verweerder is in dat gesprek gerustgesteld, waarna hij ervan heeft afgezien klager zorg op te dringen".

2.3. Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

"5. Beoordeling van de klacht

Verweerder heeft uitgelegd om welke reden hij zonder toestemming van klager contact met diens huisarts heeft opgenomen. Het College is van oordeel dat verweerder dit - gelet op het voorgaande - vanuit goed hulpverlenerschap heeft mogen doen. Van het op afstand stellen van een diagnose is geen sprake geweest. Het College is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

De klacht is ongegrond.

6. Slotsom

De klacht zal kennelijk ongegrond worden verklaard".

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor zijn weergegeven onder 2.1..

4. Beoordeling van het beroep

4.1. In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2. De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3. Ter terechtzitting in beroep is gebleken dat klager het de psychiater vooral kwalijk neemt dat hij contact met de huisarts van klager heeft opgenomen zonder eerst bij klager te verifieren of het relaas van de verpleegkundige omtrent het gebeuren op 13 juni 2014 op waarheid berustte. De psychiater heeft aangegeven dat hij geen redenen had om aan het verhaal van de verpleegkundige - die hij kent als een integere collega - te twijfelen en dat duidelijk was dat klager geen zorg wenste zodat het opnemen van contact mogelijk niet in goede aarde zou vallen. Het is niet aannemelijk geworden dat de psychiater het relaas van zijn collega niet heeft mogen aanmerken als een serieus te nemen signaal dat de veiligheid van derden in het geding was. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege getuigt het van zorgvuldigheid van zijn kant om - ook zonder een gesprek met klager te voeren - contact met de huisarts van klager op te nemen. Ter terechtzitting heeft de psychiater toegelicht dat hij dit contact had gezocht om ontstane zorgen over klager te toetsen en bij de huisarts poolshoogte te nemen in verband met een eventuele BOPZ-maatregel. Na overleg met de huisarts was de psychiater gerustgesteld en heeft hij geen verdere stappen ondernomen. Het Centraal Tuchtcollege acht een en ander getuigen van zorgvuldigheid, zodat er geenszins sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de arts.

4.4. In beroep heeft klager geciteerd uit het door hem fragmentarisch overgelegde patientendossier van de huisarts. Daarin is op 13 juni 2014 aangetekend dat sprake is van een langdurige manische periode. Op 30 juni 2014 wordt opgemerkt dat mogelijk sprake is van een manische periode. Alleen die laatste aantekening zou gerelateerd kunnen worden aan de psychiater. Voor zover toen al sprake was van een diagnose, is niet duidelijk dat die door de psychiater is gesteld. Ook het verwijt van klager aan de psychiater van "een diagnose op afstand" treft dus geen doel.

4.5. Het beroep van klager moet dan ook worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mr. G.P.M. van den Dungen en prof. mr. J. Legemaate, leden-juristen en

mr. drs. R. Zuijderhoudt en drs. M. Drost, leden-beroepsgenoten en

mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

12 april 2016. Voorzitter W.G. Secretaris W.G.