Staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs gaat tijd inruimen, zodat de stem van de leraren beter kan worden meegenomen bij het vernieuwen van het onderwijsprogramma. Dit nieuwe curriculum staat bekend als Onderwijs2032.

`Het gaat erom dat leraren en scholen er in de praktijk mee kunnen werken en de meerwaarde ervan inzien', schreef Dekker onlangs in een brief aan de Tweede Kamer. Een zorgvuldig proces en voldoende tijd is daarom essentieel volgens hem. De Onderwijscooeperatie, waar de AOb deel van uitmaakt samen met andere onderwijsbonden, krijgt de tijd om met leraren in gesprek te gaan over het nieuwe curriculum voor het primair en voortgezet onderwijs.

Een commissie onder leiding van Paul Schnabel presenteerde in januari 2016 een advies voor een nieuw curriculum. Daarin staat dat er meer aandacht moet komen voor programmeren, mediawijsheid en burgerschap.

Overleg

Na het advies was de vraag hoe het verder moest. In maart bleek dat de Onderwijscooeperatie eerst in overleg wilde gaan met leden over een nieuw curriculum. AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen zei toen: `Dit proces, op welke manier dan ook, vraagt tijd van leraren en scholen. Die tijd om het programma aan te passen als dat nodig is, moeten zij wel krijgen.' Ook de Tweede Kamer benadrukte dat de betrokkenheid van leraren bij deze discussie belangrijk is.

Dekker geeft gehoor aan de oproep, hoewel hij in een debat eerder aangaf meer te voelen voor een commissie die alles verder moest uitwerken. De staatssecretaris schrijft dat hij de Onderwijscooeperatie steunt om met leraren in gesprek om te kijken in hoeverre ze het eens zijn met het advies van de commissie-Schnabel voor het nieuwe curriculum. En hoe dit verder uitgewerkt kan worden.

Ook wil Dekker andere belanghebbenden, zoals schoolleiders, bestuurders, ouders, leerlingen en maatschappelijke organisaties de kans geven om over de onderwijsvernieuwing na te denken.

De organisaties krijgen tot 1 november 2016 de tijd. Dan wil de staatssecretaris alle uitkomsten naar de Tweede Kamer sturen.