CAO PO 2016-2017 een feit | www.avs.nl

De sociale partners, waaronder de AVS, hebben door tussenkomst van mediator Hans Borstlap op 27 april 2016 een onderhandelaarsakkoord afgesloten voor een nieuwe CAO PO 2016 - 2017. Wij zijn daar als AVS erg blij mee, omdat dit akkoord veel onrust kan wegnemen als ook de Wet werk en zekerheid (WWZ) op 1 juli 2016 voor het bijzonder onderwijs gaat gelden.

Binnenkort zal vanuit de AVS een nadere toelichting worden gegeven op de vraag wat dit onderhandelaarsakkoord voor de schoolleider betekent. Hierbij hoort ook de gebruikelijke procedure met betrekking tot de ledenraadpleging. Bij deze procedure zal rekening gehouden worden met de meivakantie, zodat een ieder in de gelegenheid wordt gesteld om van de ins en outs van dit akkoord kennis te nemen. Het onderhandelaarsakkoord bevat op hoofdlijnen de volgende onderwerpen.

Loonsverhoging/looptijd

Met ingang van 1 juli 2016 worden de salarissen structureel met 3,8% verhoogd. Daarnaast wordt in juli 2016 een eenmalige uitkering naar rato verstrekt die overeenkomt met het extra loon dat werknemers hadden gekregen als ware aan hen een loonsverhoging van 3,8% vanaf 1 januari 2016 toegekend. Met andere woorden: er wordt in juli 2016 in een keer een bedrag uitgekeerd, dat gelijk staat aan een salarisverhoging van 3,8% over een periode van 6 maanden. Deze eenmalige uitkering wordt ook toegekend aan werknemers die in de periode 1 januari 2016 tot en met 30 juni 2016 uit dienst zijn getreden, voor de duur dat de werknemer bij de werkgever gedurende deze periode in dienst was. Per 1 april 2017 wordt een eenmalige uitkering van EUR 500 naar rato van de werktijd betaald. De eerdere aangepaste salaristabellen met 1,25% loonsverhoging worden opgenomen in de cao. Hierdoor bedraagt de totale structurele loonsverhoging in 2015 en 2016 5,05%. De looptijd van de CAO PO 2016 - 2017 is van 1 juli 2016 tot 1 oktober 2017.

Wet werk en zekerheid (WWZ)

De Wet werk en zekerheid (WWZ) is per 1 juli 2016 ook volledig van kracht voor het bijzonder onderwijs. Er heeft tussen de sociale partners uitvoerig overleg plaatsgevonden om tot een goede regeling te komen. De volgende afspraken zijn gemaakt:

* elk schoolbestuur stelt vervangingsbeleid op met instemming van de PGMR. In het vervangingsbeleid wordt, op basis van de historische vervangingsbehoefte, omschreven op welke manier vervanging wordt georganiseerd en met welk type contracten. Bij het opstellen van het vervangingsbeleid wordt gewerkt in de volgorde van vast, vast/flexibel naar flexibel:

* 1) Vaste overeenkomsten op bestuursniveau, met inzet op het niveau van de school, bovenschools en bovenbestuurlijk;

* 2) Vaste overeenkomsten met tijdelijke uitbreiding;

* 3) Tijdelijke overeenkomsten;

* 4) Tijdelijke overeenkomsten met tijdelijke uitbreidingen;

* 5) Min-max-contracten;

* 6) Als sluitstuk bindingscontracten (ten minste 1 uurscontracten).

* De bepalingen over uitzendarbeid blijven ongewijzigd.

* voor wat betreft de keten is conform WWZ een verruiming van 3 naar 6 contracten en van 24 naar 36 maanden overeengekomen. Deze verruiming geldt voor werknemers die worden ingezet als vervanger voor werknemers met lesgevende taken of met lesgebonden en/of behandeltaken die afwezig zijn voor hun geplande werkzaamheden.

* min-max-contracten worden opgenomen in de CAO PO. Deze contracten zijn uitsluitend voor vervanging en kunnen worden aangegaan voor een verhouding van maximaal 1:2,5 (bijvoorbeeld 8-20 uur).

* in de cao wordt het bindingscontract (ten minste 1 uurscontracten) als nieuwe vorm opgenomen. De tijdelijke uitbreidingen van deze contractvorm worden uitsluitend ingezet voor onvoorziene en onplanbare vervanging. Het bindingscontract kan niet worden aangegaan na 30 september 2017. Over de bindingsuren worden in overleg tussen werkgever en werknemer afspraken gemaakt. Deze bindingsuren worden tijd- en plaats onafhankelijk ingevuld, niet aan lestaken gekoppeld en worden ingezet voor professionalisering/duurzame inzetbaarheid/teamactiviteiten. Dit contract kent niet de verplichting gehoor te geven aan een oproep. De werknemer met een bindingscontract verantwoordt achteraf in een functioneringsgesprek de inzet van de bindingsuren conform de gemaakte afspraken.

* er vindt in voorjaar 2017 een gedegen evaluatie plaats waarin de invulling van het vervangingsbeleid in de sector wordt onderzocht, inclusief de verruiming van de nieuwe ketenbepaling en de effecten van het nieuwe WWZ-beleid samenhangend in beeld worden gebracht. Ook het verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs, krimp of groeiregio, al of geen deelname aan een RTC en de omvang van het bestuur wordt dan meegenomen.

Om de benodigde flexibiliteit van vervangers te regelen hebben partijen afgesproken in de akte van benoeming de werktijdfactor niet langer per instelling op te nemen.

In bijlage IE bij artikel 1 lid 4 zal worden toegevoegd: werknemers met een tijdelijk contract ter vervanging.

Openbaar - bijzonder onderwijs

Door de invoering van de WWZ wordt het onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs vergroot. De WWZ is namelijk formeel alleen van toepassing op arbeidscontracten conform het Burgerlijk Wetboek (BW) en geldt niet voor de personeelsleden in het openbaar onderwijs, die onder de ambtenarenrecht vallen. Voor het bijzonder onderwijs wordt in aansluiting op de wettelijke WW en transitievergoeding een herzien stelsel van bovenwettelijke uitkeringen (WOPO) afgesproken. Daarnaast wordt er een vervangingsbeleid opgesteld dat past binnen de huidige WWZ-afspraken. Voor het openbaar onderwijs blijven de huidige bovenwettelijke uitkeringen gehandhaafd, uitgezonderd enkele wijzigingen in verband met de reparatie van het derde WW-jaar en het opschuiven van de AOW-gerechtige leeftijd. Het openbaar onderwijs kan met betrekking tot het vervangingsbeleid tijdens de looptijd van de cao eenmalig kiezen voor onderstaande afspraken zoals die voor het bijzonder onderwijs gelden. De personeelsleden van de samenwerkingsscholen vallen ook onder de WWZ.

Afspraken over de ontslagroutes

Afgesproken is dat de ontslagroutes werkgelegenheidsbeleid en ontslagbeleid met een half jaar naar voren gehaald worden, zodat ontslag kan plaatsvinden met ingang van 1 februari van het betreffende jaar. De duur van de rddf-plaatsing blijft onveranderd een jaar, de looptijd van een sociaal plan blijft twee jaar. Partijen werken afspraken hieromtrent nader uit in de nieuwe cao. Wel zullen nadere regels gesteld worden met betrekking tot de inzetbaarheid in de rddf-periode.

WOPO-regeling

Door opschuiving van de AOW-gerechtigde leeftijd en de inkorting van de WW-periode tot 24 maanden in 2020 leidt er toe dat de WOPO-regeling herziening moet ondergaan om de uitkeringen betaalbaar te houden. Vorig jaar mei is al door de partijen overeengekomen dat de budgetneutraliteit geborgd moet worden. Door reparatie van de inkorting van de WW-periode wordt de uitkeringstermijn in vergelijking met de huidige regeling behouden. Daarbovenop komt een aansluitende uitkering van dezelfde periode.

Werknemers in het bijzonder onderwijs die tussen 1 juli 2016 en 31 december 2016 worden ontslagen kunnen kiezen voor het sociaal zekerheidsstelsel zoals geldend in het openbaar onderwijs. Er zal dan geen transitievergoeding worden verstrekt en het ontslag dient te geschieden met gebruikmaking van een vaststellingsovereenkomst.

Openbaar onderwijs

Voor het openbaar onderwijs komt er een eigen WOPO-regeling. Deze wordt ten opzichte van de huidige WOPO-regeling op een aantal punten gewijzigd.

* het herstel van het derde WW-jaar wordt opgenomen, inclusief opbouw (zoals in de nieuwe WOPO voor bijzonder onderwijs).

* de aanvullende uitkering wordt aangepast zoals in de WOPO-regeling geldend voor het bijzonder onderwijs in de nieuwe cao.

* de aansluitende uitkering wordt niet meer begrensd op de leeftijd van 65 jaar, maar wordt aangepast naar de AOW-gerechtigde leeftijd. Voor deze groep geldt dat de hoogte van het vangnet tussen 65 jaar en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd 65% van de gemaximeerde berekeningsgrondslag betreft. De leeftijdscohorten uit Bijlage XVI, artikel 7 schuiven conform de wijzigingen in de AOW-leeftijd met twee jaar naar boven.

Participatiewet

Alle werkgevers in den lande hebben een inspanningsverplichting op het gebied van de Participatiewet. Deze wet bepaalt dat arbeidsgehandicapten aan werk geholpen moeten worden met streefpercentages. Ook het onderwijs moet hieraan bijdragen. Dat zal in de cao worden verankerd. In de cao zal een bepaling over de participatiebaan worden opgenomen. De salarisschaal begint op het wettelijk minimumloon en groeit in drie periodieken van elk 3,3% naar 110% van het wettelijk minimum loon. Bovendien is de WOPO-regeling op deze groep van toepassing.

Loongebouw Er zal een studie verricht zal gaan worden naar het loongebouw met als doel een vereenvoudiging na te streven. Het Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs (APPO) zal hiervoor opdracht krijgen.

Aanpassing bedragen

De gelden voor de professionalisering van schoolleiders worden per 1 augustus 2016 verhoogd naar EUR 3.000.

Werktijdenregeling

Voor afspraken over de werktijdenregeling wordt nu nog instemming vereist van de PGMR. Besloten is dat over te laten aan de PMR per school.

Verhoging van de reiskosten

Voor werknemers die werkzaam zijn als vervanger, wordt afgesproken dat de vergoeding woonwerkverkeer wordt verruimd naar 35 kilometer (in plaats van de huidige 21,5 kilometer). De bedragen per kilometer blijven ongewijzigd.

* Partijen zijn overeengekomen een studie naar het loongebouw te doen via het Arbeidsmarkt

Door invoering van de WWZ kan dit voor personeelsleden met vervangingswerkzaamheden gevolgen hebben op plaatsing binnen het bestuur. Hierdoor dient bij een langere reistijd de vergoeding aangepast te worden.

Commissie van Beroep (bijzonder onderwijs)

Door de inwerkingtreding van de WWZ is het ontslagrecht ingrijpend veranderd, waardoor de verschillende Commissies van Beroep niet langer bevoegd zijn om te oordelen over ontslag. Cao-partijen zijn van mening dat er wel een laagdrempelige voorziening moet blijven bestaan om te oordelen over een door de werkgever genomen besluit inzake:

* een disciplinaire maatregel met uitzondering van ontslag;

* schorsing als ordemaatregel;

* het direct of indirect onthouden van promotie;

* overplaatsing in het kader van de bestuursbenoeming;

* de beeindiging van een verlengd dienstverband voor bepaalde tijd;

* eenmalige inhouding periodieke verhoging en niet toekennen van het schaaluitloopbedrag als ook het onthouden van een periodieke verhoging op basis van het bekwaamheidsniveau (basis- of vakbekwaam).

Het besluit een functie van een werknemer te plaatsen in het risicodragend deel van de formatie (rddf) wordt niet als beroepsgrond opgenomen voor de Landelijke Commissie van Beroep. Er wordt een landelijke Commissie van Beroep ingesteld, waarbij de wijze van toetsing van besluiten van de werkgever overeen zal komen met de wijze van toetsing van de verschillende bestaande Commissies van Beroep. Cao-partijen zijn overeengekomen dat uitspraken van de Commissie van Beroep de vorm zullen krijgen van een bindend advies.

Arbeidsmarkt- en GOVAK-middelen

Vanaf 1 januari 2017 worden bestaande arbeidsmarkt- en GOVAK-middelen opgenomen in de lumpsum. Hierover is het volgende afgesproken:

1. De verplichting voor werkgevers tot het afdragen van de huidige arbeidsmarkt- en GOVAK-middelen (peildatum 31 december 2016) wordt opgenomen in deze cao. De bedragen worden jaarlijks geindexeerd.

2. Sociale partners kiezen bewust voor een aparte, aanvullende cao waarin partijen afspraken maken rondom inning en verantwoording van arbeidsmarkt- en GOVAK-middelen. Voor deze aanvullende cao zal een algemeen verbindend verklaring (AVV) aan het ministerie van SZW worden gevraagd. De ingangsdatum van deze nieuwe cao is 1 januari 2017. Partijen dragen er gezamenlijk zorg voor dat de AVV-procedure voor deze datum is afgerond.

3. De lengte van deze cao bedraagt vijf jaar.

4. Indien de cao niet voor AVV in aanmerking komt, dan komen partijen opnieuw bijeen om vanuit een gemeenschappelijk belang en naar bevind van zaken tot herziene afspraken te komen waarbij het uitgangspunt is dat beide partijen een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het operationaliseren van deze cao-verplichting.