Onderzoeksopzet windturbines regio Rotterdam definitief


Gedeputeerde Staten (GS) van Zuid-Holland hebben de definitieve onderzoeksopzet vastgesteld voor het milieueffectonderzoek (PlanMER) naar alternatieve locaties voor windenergie in de voormalige stadsregio Rotterdam.

Sinds november 2015 konden belanghebbenden hun zienswijzen indienen over de onderzoeksopzet. Dat heeft ertoe geleid dat de provincie enkele oorspronkelijke zoekgebieden heeft vergroot en dat zij extra omgevingseffecten in het onderzoek meeneemt.

In totaal zijn voor de regio Rotterdam en 3 windlocaties in de regio Haaglanden meer dan 4000 zienswijzen ingediend, waarvan 376 unieke reacties. Enkele initiatiefnemers voor windturbines hadden GS verzocht om het zoekgebied voor geschikte locaties uit te breiden. Voor een deel zijn GS daaraan
tegemoet gekomen. Bij de uitbreidingen van het zoekgebied in de regio Rotterdam gaat het om de locaties (zie ook locatiekaart bijlage):

* Locatie 2 (Rotterdam en Albrandswaard, Beneluxplein), uitbreiding naar het zuidwesten
* Locatie 9 en 10 (Hellevoetsluis, Haringvlietdam), uitbreiding richting Noordzeezijde van de dam
* Locatie 19 (Nissewaard, Zuidrand), uitbreiding van de locatie naar het westen
* Locatie 35 (Schiedam, Beneluxtunnel), uitbreiding hele zuidelijke rand Havengebied1
* Locatie 43 (Westvoorne, Noordzeeboulevard), uitbreiding naar het oosten tot over de Brielse Gatdam

Ook zal de polder Schieveen in Rotterdam op verzoek van de grondeigenaar als nieuwe alternatieve locatie aan het PlanMER-onderzoek worden toegevoegd.

Aan het verzoek van diverse indieners van zienswijzen om locaties te laten afvallen, hebben GS geen gehoor gegeven. Gedeputeerde Adri Bom-Lemstra (ruimtelijke ordening): "Het is begrijpelijk dat inwoners zich zorgen maken over mogelijke effecten van windmolens op hun leefomgeving. Toch staan
we ook samen voor de opgave om in Zuid-Holland meer schone energie op te wekken en wind is hiervoor heel belangrijk. Om een goede belangenafweging te maken gaat de provincie alle voorgenomen locaties onderzoeken, want alleen zo weten we of locaties geschikt zijn en ontstaat een goed
totaalbeeld."

Uitbreiding onderzoek

Gedeputeerde Staten hebben de landelijke Commissie voor de m.e.r. om advies gevraagd. De commissie adviseert om in het komende MER een samenhangende milieubeoordeling van de locaties op te nemen, zodat voor- en nadelen van combinaties van locaties tijdig in beeld zijn. GS nemen het advies van
de commissie volledig over.

GS hebben verder besloten op een groot aantal onderdelen het onderzoek naar omgevingseffecten van windturbines op de locaties uit te breiden. Zo komt er aandacht voor slagschaduw op kantoren, voor geluid op recreatiewoningen en in recreatiegebieden en voor mogelijke cumulatieve effecten van de
verschillende locaties op natuur (flora en fauna). Ook komen er 3D-visualisaties om de samenhang tussen locaties en de mogelijke impact hiervan in beeld te brengen.

Vervolg

De PlanMER geeft belangrijke informatie over de omgevingseffecten van windturbines op de verschillende potentiele windlocaties en daarmee over de geschiktheid van locaties. Rond de zomer moet het onderzoek klaar zijn. Daarna doen GS een voorstel welke locaties vastgelegd gaan worden in de
ontwerp-Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). Op de ontwerp-VRM kunnen opnieuw zienswijzen worden ingediend. Vervolgens zullen Provinciale Staten besluiten welke locaties uiteindelijk in de VRM kunnen komen. Daarmee maakt de provincie plaatsing van de turbines planologisch mogelijk. Gemeenten
dienen dan hun bestemmingsplannen hier op aan te passen zodat initiatiefnemers verder aan de slag kunnen met de planontwikkeling voor realisatie.

Convenant en afspraak

Medio 2012 sloten de provincie en de gemeenten van de toenmalige stadsregio Rotterdam, het Havenbedrijf, NWEA en de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland een convenant voor de realisatie van minimaal 150 MW opgesteld vermogen aan windenergie. Tijdens de uitvoering van het convenant is door
betrokken gemeenten geconstateerd dat een deel van de in het convenant aangewezen locaties minder turbines kunnen herbergen dan gepland. Hierdoor moesten alternatieve locaties worden gezocht om de afgesproken opgave te halen. In gezamenlijk proces met betrokken gemeenten en marktpartijen heeft
de provincie een lijst van alternatieve locaties opgesteld, die nu worden onderzocht.

Het gaat om 44 te onderzoeken locaties verspreid over de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Brielle, Hellevoetsluis, Krimpen a/d IJssel, Lansingerland, Maassluis, Nissewaard, Rotterdam, Ridderkerk, Schiedam, Vlaardingen en Westvoorne.