Lumpsumfinanciering voldoet nog in Nederlandse onderwijs

De lumpsumfinanciering past voldoende bij het Nederlandse onderwijsstelsel, dat internationaal gezien bovengemiddeld goed presteert met gemiddelde uitgaven. Dat schrijven minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker van Onderwijs in een brief aan de Tweede Kamer.

De bewindslieden reageren in de brief op de motie van het VVD-lid Duisenberg en drie andere leden, waarin de regering wordt verzocht "meerdere alternatieven voor of naast lumpsum te ontwikkelen waarbij publieke middelen, in het bijzonder middelen die een specifiek doel beogen, heldere doelstellingen krijgen en de voortgang inzichtelijk wordt." Ze concluderen dat de huidige lumpsumfinanciering past bij het onderwijs zoals we dat in Nederland hebben georganiseerd.

Voor het onderzoek naar de alternatieven hebben Bussemaker en Dekker gekeken naar bekostigings- en verantwoordingssystemen in andere sectoren dan het onderwijs en in andere landen. Ook hebben ze gesprekken gevoerd met schoolbestuurders en vertegenwoordigers van docenten en schoolleiders. De bewindslieden melden dat zij geen voorstanders zijn van het creeren van schotten of oormerken binnen de lumpsumbekostiging omdat dit de flexibiliteit zou inperken. Instellingen beschikken nu over bewegingsvrijheid en kunnen sneller reageren op maatschappelijke behoeften. Bovendien zou het meer plancapaciteit bij de overheid vergen dan in Nederland voorhanden is.

Bij het zoeken naar alternatieven voor of naast lumpsumfinanciering blijkt dat het balanceren tussen enerzijds autonome semipublieke instellingen en anderzijds goede sturingsinformatie over nationaal vastgestelde doelen universeel is, concluderen de OCW-bewindslieden. Wel zijn er kansen op gebied van het versterken van de horizontale verantwoording; het beter benutten van bestaande informatie en het op voorhand beter vastleggen van doelen inclusief bijbehorende verantwoordingsplichten.