Tuchtrecht | Overige klachten | ECLI:NL:TGZCTG:2016:183

ECLI:NL:TGZCTG:2016:183

Datum uitspraak: 19-05-2016

Datum publicatie: 19-05-2016

Zaaknummer(s): c2015.231

Onderwerp: Overige klachten

Beroepsgroep: Fysiotherapeut

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen een fysiotherapeut. Klager verwijt de fysiotherapeut dat zij hem in strijd met geldende regels heeft verwezen naar een osteopaat. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. Begrip verwijzing.

------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.231 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. M.G.F. de Graaff-Bosch, werkzaam te Utrecht,

tegen

C., fysiotherapeut, werkzaam te B.,

verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klager- heeft op 22 oktober 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna: de fysiotherapeut - een klacht ingediend. Bij beslissing van 1 juni 2015, onder nummer 201/2014, heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De fysiotherapeut heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Van de zijde van de fysiotherapeut is op 26 februari 2016 nog een brief ingekomen en van de zijde van klager is op 17 maart 2016 nog een brief ingekomen.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 april 2016, waar klager en de fysiotherapeut, bijgestaan door hun gemachtigden, zijn verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht.

De gemachtigde van klager heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnotitie die is overgelegd. Tijdens de terechtzitting is D. - praktijkeigenares van de praktijk waar de fysiotherapeut haar werkzaamheden uitvoert - als getuige gehoord.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2. FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het patientendossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1957, is vanaf januari 2011 tot en met 22 mei 2013 onder behandeling geweest bij verweerster in verband met radiculaire klachten aan de rug. Verweerster is als fysiotherapeut werkzaam bij fysiotherapeutisch centrum E.

De aantekeningen van verweerster naar aanleiding van het bezoek op 27 februari 2013 houden, voor zover thans van belang, in:

"Subjectief

Gaat redelijk beter dan maandag, wel nog steeds veel pijn en gebruik pijnstilling

(...)

PlanVanAanpak

overdracht naar osteopaat F. - behandeling afsluiten

(...)"

Op 27 februari 2013 staat in de tussentijdse evaluaties gemeld:

"Omschrijving

Eindevaluatie

Evaluatie hoofddoel:

PSK:

- iets van de grond pakken: 80 -- 75

- werken (40 uur): 80 -- 75

- wandelen > 30 min: 80 -- 75

- tillen > 10 kg: 90 -- 80

Evaluatie (nog) niet behaalde subdoelen:

Quebeck: 43/100 -- 40/100

VAS 60/100, H+++ gehele LWK regio, m. transverus MRC4, aanspannen met veel moeite max. 5 sec., kan geen been optillen

Doelen niet behaald; geen vooruitgang - patient doorgestuurd naar osteopaat."

Op 16 april 2013 heeft klager zich laten behandelen door een osteopaat. Op 23 april 2013 meldde klager zich met forse acute verergering van de klachten en werd behandeld door een collega van verweerster. De neuroloog die klager bezocht had, adviseerde de fysiotherapeutische begeleiding weer te hervatten.

Op 22 mei 2013 vond nog een telefonisch contact plaats. Bij dat contact werd in overleg besloten te stoppen met de fysiotherapeutische begeleiding in E.

In de eindevaluatie staat vermeld dat klager is overgegaan naar een andere behandelaar.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij hem in strijd met de geldende regels heeft verwezen naar een osteopaat. Klager heeft ernstige klachten gekregen van de behandeling door de osteopaat.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat van verwijzing naar een osteopaat geen sprake is geweest. Verweerster heeft klager aangegeven dat hij wellicht positief resultaat zou hebben van behandeling door een osteopaat. Verweerster stelt zich op het standpunt dat zij niet tuchtrechtelijk (lees: verwijtbaar (Centraal Tuchtcollege)) gehandeld heeft.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college is van oordeel dat gelet op de stukken niet aannemelijk is geworden dat verweerster klager heeft verwezen naar een osteopaat. Een verwijzing in de gezondheidszorg is over het algemeen een schriftelijke verwijzing van een zorgverlener naar een specialist gelet op de beperkte toegankelijkheid van die specialist. De verwijzende hulpverlener informeert dan de specialist over de voorgeschiedenis en de hulpvraag van een patient. Een fysiotherapeut kan een patient verwijzen naar de huisarts of naar een specialist via de huisarts.

Uit de patientgegevens en de evaluatie kan niet gedestilleerd worden dat in de onderhavige situatie sprake is van een verwijzing. Er wordt weliswaar gesproken over een overdracht aan een osteopaat en het doorsturen van klager maar van een verwijzing in voormelde zin is het college niet gebleken, hoewel verweersters dossier niet overloopt van duidelijkheid omtrent de overgang naar de osteopaat. Bij het mondeling vooronderzoek is door klager aangegeven dat hij zelf contact heeft opgenomen met de osteopaat nadat verweerster hem attendeerde op deze mogelijke behandeling voor klager.

De door klager overgelegde brieven van de osteopaat kunnen niet tot een andere conclusie leiden, te meer nu de osteopaat zelf aangeeft dat hij de klachten en voorgeschiedenis van klager heeft uitgevraagd en dus geen informatie van verweerster heeft ontvangen, hetgeen te verwachten zou zijn indien het om een verwijzing zou gaan.

Gelet op het voorgaande is het college van oordeel dat niet gebleken is dat verweerster met haar handelen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening heeft overschreden. Dat klager niet tevreden is over het effect van de behandeling door de osteopaat kan verweerster niet aangerekend worden en in die zin is de vraag of wel of geen sprake is geweest van een verwijzing van weinig betekenis.

5.3

Gelet op het voorgaande mist de klacht feitelijke grondslag nu geen sprake is geweest van een verwijzing, is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

4.1 Klager beoogt met zijn beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring daarvan. In de kern verwijt klager de fysiotherapeut dat zij hem voor verdere behandeling heeft verwezen naar een osteopaat. In beroep verwijt klager de fysiotherapeut bovendien dat zij heeft nagelaten gemaakte afspraken in het dossier te vermelden.

4.2 De fysiotherapeut heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat onder het begrip verwijzing in de gezondheidszorg in het algemeen moet worden verstaan een (schriftelijke) verwijzing van een zorgverlener naar een specialist, waarbij de verwijzer, voor aanvang van de behandeling door de specialist, de specialist op de hoogte heeft gesteld over de voorgeschiedenis en de hulpvraag van de patient. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat er zonder verwijzing geen toegang is tot die specialist.

Een fysiotherapeut kan handelingen verrichten na een dergelijke verwijzing, maar ook als de patient zich rechtstreeks bij hem/haar heeft gemeld. Zo kan een huisarts een patient voor behandeling verwijzen naar een fysiotherapeut. Laatstgenoemde kan echter niet in deze zin verwijzen naar een andere arts of specialist. De fysiotherapeut kan de patient wel terugsturen naar de huisarts, en de huisarts kan vervolgens verwijzen naar een andere specialist.

Indien een patient zich bij de fysiotherapeut meldt zonder verwijzing kan de fysiotherapeut, zo blijkt uit paragraaf 5 van de Beroepsethiek van de KNGF, indien noodzakelijk de patient adviseren een andere medicus te raadplegen dan wel vaststellen dat er geen indicatie is voor verder fysiotherapeutisch onderzoek.

4.4 Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de fysiotherapeut op het moment dat zij van oordeel was niets meer voor klager te kunnen doen, klager de suggestie heeft gedaan naar een met naam genoemde osteopaat te gaan. Klager heeft daarop zelf contact opgenomen met de betreffende osteopaat en deze is met zijn behandeling aangevangen. Ter gelegenheid van het derde bezoek aan de osteopaat heeft laatstgenoemde klager medegedeeld dat hij informatie over klager had opgevraagd bij de fysiotherapeut. De fysiotherapeut heeft desgevraagd ter terechtzitting bevestigd dat er op enig moment telefonisch contact is geweest tussen haar en de osteopaat, die klager in behandeling had.

4.5 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat er, vooropgesteld dat een fysiotherapeut niet kan verwijzen, ook feitelijk geen sprake is geweest van een verwijzing door de fysiotherapeut. Zij heeft klager slechts een suggestie gedaan om naar een bepaalde osteopaat te gaan. Klager heeft vervolgens zelf het initiatief genomen om die osteopaat te bezoeken en er is pas na enkele behandelingen telefonisch contact geweest tussen de fysiotherapeut en de osteopaat op initiatief van laatstgenoemde. Dat de fysiotherapeut in het dossier van klager woorden als "doorverwezen" heeft genoteerd kan hier niet aan afdoen.

4.6 Ten aanzien van de klacht dat de fysiotherapeut heeft nagelaten gemaakte afspraken in het dossier te vermelden, overweegt het Centraal Tuchtcollege dat klager hierin niet kan worden ontvangen, nu hij deze klacht voor het eerst in beroep heeft opgeworpen,

4.7 Het vorenstaande brengt mee dat klager in zijn oorspronkelijke klacht ontvankelijk zal worden verklaard en voor het klachtonderdeel dat hij pas eerst in beroep heeft opgeworpen niet ontvankelijk zal worden verklaard en dat het ontvankelijke beroep zal worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover hij voor het eerst een klacht in beroep heeft geformuleerd;

verwerpt het beroep voor het overige;

bepaalt dat deze beslissing zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact en Fysiopraxis met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: mr. K.E. Mollema, voorzitter, Prof. mr. J. Legemaate

en mr. A.R.O. Mooy, leden-juristen en V.T.M. Agterberg en F.P.A.J. Klomp, leden-beroepsgenoten en mr. M.W. van Beek, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting

van 19 mei 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.