Kamerbrief over interimregeling Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Minister Schippers (VWS) stuurt de Tweede Kamer een reactie op het Verslag Schriftelijk Overleg (VSO) inzake interimregeling Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

Download "Kamerbrief over interimregeling Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg"

PDF document | 4 pagina's | 101 kB

Zie het origineel.

Kamerstuk: Kamerbrief | 20-05-2016

Zie ook

* Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)

Verantwoordelijk

* Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

* Ministerie van Veiligheid en Justitie

www.rijksoverheid.nl Ons kenmerk 966550-150210-CZ Uw kenmerk 25424 - Datum 20 mei 2016 Betreft Verslag Schriftelijk Overleg (VSO) inzake VSO Interimregeling Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg 25 424, nr. 307 Geachte voorzitter, Dank voor uw inbreng op de brief over de interimregeling aangaande gedwongen zorg. Ik zal hieronder op de beantwoording van uw vragen ingaan. Mijn reactie is mede namens de minister van Veiligheid en Justitie. Ik ben met de leden van de VVD-fractie van mening dat de focus de komende maanden moet liggen op de parlementaire behandeling van het voorstel voor de Wvggz en op het realiseren van verbetermaatregelen waarvoor geen wetgeving noodzakelijk is. Het opstellen van een interimregeling onder de Wet Bopz zou alleen maar vertragend werken. Dat is ongewenst gezien de verbeteringen die de Wvggz met zich meebrengt. Die verbeteringen gaan immers de reikwijdte van een interimregeling onder de Wet Bopz aanzienlijk te boven. Daarbij gaat het onder meer om het feit dat de Wvggz is gericht op behandeling in plaats van opsluiting. Deze behandeling kan ook ambulant plaatsvinden, in de eigen omgeving van de cliënt, waardoor eerder zorg verleend kan worden en niet hoeft te worden gewacht tot het gevaar zo ernstig is dat dit alleen door een gedwongen opname weggenomen kan worden. Het is daarom nog steeds mijn voornemen om de tweede nota van wijziging voor de zomer bij uw Kamer in te dienen. Op dit moment ben ik evenwel nog in afwachting van het advies van Raad van State. Wat betreft de sluitende aanpak voor verwarde personen: op 2 mei jongstleden is een reactie op de tussenrapportage van het aanjaagteam voor verwarde personen naar uw Kamer gezonden (Kamerstuk 25424, nr. 312). In deze reactie is aangegeven dat gemeenten belangrijke voortgang boeken daar waar het gaat om een integrale aanpak. Er is de afgelopen maanden al veel in gang gezet maar ik heb ook aangegeven dat het bevorderen van een sluitende aanpak deze zomer een ambitieuze doelstelling is. Het aanjaagteam heeft voor die sluitende aanpak negen bouwstenen ontwikkeld die zij op dit moment toetst aan de praktijk. Door middel van het werken aan gezamenlijke casuïstiek, zal blijken waar betrokkenen in de praktijk tegenaan lopen en wat ieder voor zich kan doen om de obstakels weg te nemen om te komen tot een sluitende aanpak. Hiervoor verwijs ik graag naar bovengenoemde reactie op de tussenrapportage. In deze reactie wordt conform de wens van de leden van de VVD-fractie ook ingegaan op de aanbevelingen van het aanjaagteam voor de rijksoverheid. Eind juni komt het Pagina 1 van 4 aanjaagteam met een volgende tussenrapportage waarin de voortgang van de sluitende aanpak ook aan de orde zal komen. Voor wat betreft de voortgang van de verbetermaatregelen die voortkomen uit het rapport van de Commissie Hoekstra verwijs ik naar de reeds genoemde brief van 2 mei jongstleden (Kamerstuk 25424, nr. 312) en naar de brief die de minister van Veiligheid en Justitie mede namens mij op 12 mei jongstleden naar uw Kamer heeft gestuurd. In deze brief wordt ook ingegaan op de maatregelen die worden genomen op het terrein van een betere onderlinge communicatie tussen de ketenpartners en meer en betere samenwerking. Zo wordt het onderwerp “ketensamenwerking rondom de actieve verzoekerrol OM” uit het Verbeterprogramma Maatschappelijke Veiligheid (Kamerstukken 29279, nr. 286) per juni nader verkend in de vorm van pilots in drie regio’s, Rotterdam, Midden- Nederland en Oost-Nederland. Daarnaast gaan een werk- en een stuurgroep met vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie (OM), GGZ Nederland en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan de slag met het opstellen van een samenwerkingsprotocol. De bedoeling hiervan is de regio’s te ondersteunen bij de samenwerking tussen relevante ketenpartners met het oog op de inrichting van een periodiek regionaal overleg. Dit regionaal overleg is ook onderdeel van de Wvggz. Onderwerpen die aan de orde komen in het samenwerkingsprotocol zijn onder andere: bereikbaarheid, verantwoordelijkheidsverdeling, het aanbod van verplichte zorg in de regio en gegevensuitwisseling. Tenslotte ondersteunt het aanjaagteam verwarde personen de komende periode een zestal ‘verdiepingsregio’s’ waarin gewerkt wordt aan een verdieping op de bouwstenen om te komen tot een sluitende aanpak. Hierin komt ook de regionale samenwerking aan de orde. De leden van de PvdA-fractie vragen wat er gebeurt totdat de Wvggz in werking is getreden en of er overleg plaatsvindt over knelpunten. Hiervoor wil ik eveneens verwijzen naar de tussenrapportage van het aanjaagteam verwarde personen (Kamerstukken 25424, nr. 304) en mijn reactie daarop (Kamerstukken 25424, nr. 312). Voor de totstandkoming van deze tussenrapportage hebben de leden van het aanjaagteam de afgelopen maanden met veel patiënten, naasten en zorgverleners gesproken over knelpunten in de zorg. Dat heeft een groot aantal inzichten opgeleverd dat opgenomen is in de tussenrapportage van het aanjaagteam. In de reactie op de tussenrapportage wordt daar uitgebreid op ingegaan. Ik noem de benodigde verschuiving van de achterkant van gedwongen zorg naar de voorkant van preventie en vroegsignalering, de onverzekerdenproblematiek en de informatievoorziening. Over de acties die voortvloeien uit het rapport van de Commissie Hoekstra, bent u door de minister van Veiligheid en Justitie geïnformeerd. Het grootste deel van het verbeterprogramma zal, conform planning, aan het einde van dit jaar gerealiseerd zijn. Een klein aantal onderwerpen in het programma heeft een ander karakter en een langere doorlooptijd en zal in de daaropvolgende jaren worden gerealiseerd. De PvdA fractie vraagt of een wettelijke grondslag voor een interimregeling ook nodig is indien er sprake is van ambulante zorg en niet van vrijheidsontneming, deze fractie vraagt zich af of in dat geval een formele regeling ook noodzakelijk is. Ten eerste moet hierbij worden opgemerkt dat bij ambulante dwangzorg ook vrijheidsontneming kan plaatsvinden. De scheidslijn tussen vrijheidsbeperking en vrijheidsontneming is immers moeilijk te trekken. Een en ander zal afhangen van de duur en de intensiteit van de maatregel. Ten tweede is ambulante dwangzorg, Pagina 2 van 4 voor zover niet te beschouwen als vrijheidsontneming, ook een inperking van grondrechten. Te denken valt hierbij aan een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer (als iemand in zijn leven iets moet doen of nalaten) of een inbreuk op de onaantastbaarheid van het lichaam (bij gedwongen medicatie). Ook voor deze inperking dient een grondslag te zijn gecreëerd in een wet in formele zin. In de Wvggz is dat ook gedaan. Ik kan nog geen datum noemen wanneer de tweede nota van wijziging bij uw Kamer wordt ingediend. Ik streef ernaar dat voor het zomerreces te doen. Of dat lukt zal mede afhankelijk zijn van het moment waarop ik het advies van de Raad van State ontvang. Gezien de complexiteit van de materie en de omvang van de tweede nota van wijziging is daar enige tijd voor nodig. De hoofdlijnen van de tweede nota van wijziging zijn de betere afstemming van de Wvggz, de Wet zorg en dwang en de Wet forensische zorg op elkaar, voortkomend uit de thematische wetsevaluatie naar gedwongen zorg door ZonMw, en de verwerking van de aanbevelingen van de Commissie Hoekstra. Het veld is bij deze wijziging uitgebreid betrokken. De nota van wijziging is aan ruim veertig organisaties en een aantal experts ter consultatie voorgelegd. De intentie is om de wetsvoorstellen in 2016 af te ronden. De amendementen van Tanamal zijn nog niet in deze tweede nota van wijziging verwerkt. De reden daarvoor is dat het wetsvoorstel inmiddels ingrijpend is gewijzigd, hetgeen mogelijk een ander licht kan werpen op de amendementen of aanleiding kan zijn voor een aanpassing. Bovendien wil ik deze amendementen beoordelen in relatie tot andere amendementen die bij de parlementaire behandeling worden ingediend. De leden van de SP-fractie hebben gevraagd waarom het wetstraject zo lang duurt en of er geen enkele manier is waarop een interimregeling snel kan worden ingevoerd. Het wetstraject duurt zo lang omdat het hier om zeer complexe wetgeving gaat, waar sprake is van een inperking van grondrechten. Na het nader verslag van uw Kamer uit 2014, zijn er twee rapporten verschenen die aanleiding waren het wetsvoorstel ingrijpend te herzien. In september 2014 verscheen het rapport van ZonMw naar gedwongen zorg waarin een groot aantal aanbevelingen wordt gedaan voor een betere afstemming tussen wetten en wetsvoorstellen op het terrein van gedwongen zorg (Kamerstukken 25424, nr. 254). Vervolgens verscheen 25 juni 2015 het rapport van de Commissie Hoekstra, waarin onder meer aanbevelingen worden gedaan voor een betere samenwerking tussen de geestelijke gezondheidszorg en justitie en een andere rolverdeling in de Wvggz. Met de aanpassingen die voortvloeiden uit deze rapporten was de nodige tijd gemoeid, onder meer omdat de gehele procedure voor gedwongen zorg – de kern van de Wvggz – opnieuw onder de loep moest worden genomen doordat de verzoekerrol bij de officier van justitie belegd werd en niet bij de geneesheer- directeur. Daarbij vraagt een zorgvuldige en gedegen voorbereiding om afstemming met het veld en advisering door de Raad van State. Deze afstemming en advisering kosten tijd maar acht ik in het kader van een goede voorbereiding van groot belang zeker daar waar het gaat om een zo ingrijpende zaak als gedwongen zorg. Een snelle manier om een interimregeling in te voeren is er niet, aangezien ook een interimregeling om een goede voorbereiding vraagt en het gehele wetgevingsproces moet doorlopen. Daarnaast zou een interimregeling vertragend werken. Zoals eerder door mij aangegeven zullen dan ook overige verbeteringen Pagina 3 van 4 die de Wvggz biedt ten opzichte van de huidige Wet Bopz zoals de mogelijkheid om verplicht te behandelen, ook ambulant, en de mogelijkheid die de Wet forensische zorg de strafrechter biedt om zelf een zorgmachtiging af te geven, nog langer op zich laten wachten. Deze verbeteringen zijn zeer gewenst om, zoals ook de leden van de SP-fractie onderschrijven, psychiatrische patiënten tijdig die hulp te kunnen verlenen die nodig is. In tegenstelling tot onder de huidige regelgeving hoeft met de Wvggz niet te worden gewacht tot het ernstig nadeel dat iemand als gevolg van zijn psychische stoornis veroorzaakt zo ernstig is dat het alleen nog met een gedwongen opname kan worden afgewend. Voor de beantwoording van de vragen van de CDA-fractie naar de reden waarom het wetstraject zo lang duurt verwijs ik naar de beantwoording van de vragen van de leden van de SP-fractie. Wat betreft de suggestie om conform aanwijzing 21 van de aanwijzingen voor de regelgeving een zelfstandige maatregel van bestuur te maken verwijs ik naar mijn eerdere brief over de interimregeling van 24 maart 2016 (Kamerstuk 25424, nr. 307)) en het hierboven gegeven antwoord op de vragen van de leden van de PvdA-fractie. Hieraan kan ik nog toevoegen dat ook in de toelichting bij aanwijzing 21 wordt verwezen naar grondwettelijke beperkingen en tevens staat vermeld dat bepalingen die aan betrokkene toekomende rechten en vrijheid inperken naar de huidige rechtsopvatting niet bij zelfstandige algemene maatregel van bestuur kunnen worden vastgesteld. Het kabinet heeft bij de Raad van State begin april een spoedadvies aangevraagd. Ik heb nog geen indicatie wanneer de Afdeling advisering van de Raad van State met zijn advies komt. Zoals reeds opgemerkt betreft het echter een omvangrijke en complexe nota van wijziging en zal advisering waarschijnlijk enige tijd vergen. Het advies bepaalt wanneer ik mede namens de staatssecretaris van VWS en de minister en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie de tweede nota van wijziging bij uw Kamer kan indienen. Voor wat betreft de pilots die in de brief over de interimregeling worden genoemd merk ik het volgende op. Het gaat hier om pilots onder het Verbeterprogramma Maatschappelijke Veiligheid, met als onderwerp ketensamenwerking rondom de actieve verzoekerrol van het OM. Het gaat om drie pilots in drie verschillende regio’s: Rotterdam, Midden-Nederland en Oost-Nederland. De pilots eindigen op 1 januari 2017. De pilots moeten onder meer inzicht geven in de aard en opzet van de informatie-uitwisseling, de voorwaarden waaronder de informatie tussen de ketenpartners kan worden uitgewisseld en de praktische gang van zaken met betrekking tot de aanwezigheid van de officier van justitie ter zitting en de meerwaarde van deze aanwezigheid ter zitting alsmede het toevoegen van extra informatie aan de verzoekschriften. Hoogachtend, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mw. drs. E.I. Schippers Pagina 4 van 4