Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZRZWO:2016:56

ECLI:NL:TGZRZWO:2016:56

Datum uitspraak: 20-05-2016

Datum publicatie: 20-05-2016

Zaaknummer(s): 043/2015

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: klacht tegen aios op poli MDL. Gemiste diagnose? Bejegening. Klachten ongegrond.

------------------

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 20 mei 2016 naar aanleiding van de op 14 januari 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam ingekomen en naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgezonden klacht van

A, voorheen wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

I, arts, werkzaam te D,

bijgestaan door mw. mr. A.W. Hielkema, verbonden aan de VvAA te Utrecht,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek;

- de dupliek;

- het medisch dossier.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 5 april 2016, alwaar zijn verschenen verweerster en haar gemachtigde. De zaak is gelijktijdig ter zitting behandeld met twee andere door klaagster ingediende tuchtklachten tegen artsen (zaaknummers: 042/2015 en 044/2015). In deze zaken wordt bij afzonderlijke beslissing van 20 mei 2016 uitspraak gedaan.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster, geboren in 1957, presenteerde zich op 15 oktober 2014 op de Spoedeisende Hulp van het E te D na verwijzing door de huisarts.

Verweerster, destijds eerstejaars arts-assistent Interne Geneeskunde, noteerde het navolgende:

"Anam. Ingestuurd ivm aanhoudende diarree.

Ongeveer 6 weken geleden een buikgriep doorgemaakt; gedurende enkele dagen algehele malaise, buikkrampen en diarree (wisselend van kleur/consistentie). Daarvan redelijk opgeknapt, echter daar bovenop bronchitis/pneumonie gekregen wv 10 dagen

amoxicilline danwel augmentin van de huisarts (tot 1.5wk geleden), Eetlust blijft slecht, eten smaakt niet, niet misselijk of braken. Soms darmkrampen met steken, niet duidelijk ergens in de bulk. Defecatie de afgelopen dagen wisselend in frequentie, consistentie en kleur; met name brijige tot waterdunne ontlasting, bruin/oranje van kleur zonder bloed/slijm. Krampen vaak voor ontlasting, niet duidelijk verbeterend na defecatie.

Geen koorts of koude rillingen. Gewicht stabiel. Wel vermoeid de laatste weken tot maanden.

Tr clrc; pob-, palp-, oedeem-

Tr pulm: dyspnoe-, hoesten+ (nog kuchje na bronchitis), sputum-, hemoptoe-, pijn bij ademhaling-

Tr urogen: geen mictieklachten, sinds ong. 5jaar(na myoomverwijdering in F) nagenoeg geen menstruaties meer, af en toe drupje bloedverlies, echter onregelmatig. Ten tijde van myoom fors bloedverlies gehad met anemie.

Tr loco: geen pijn, zwelling, roodheid van gewrichten, komt binnenkort bij de neuroloog op de poli ivm af en toe steken in het rechter been met wisselend krachtsverlies en gestoorde sensibiliteit bovenop voet

Concl. 56 jarige vrouw, status na myoomverwijdering met anemie

rond 2009, recent excisie basaalcelcarcinoom neusrug

SEH-presentatie ivm:

1. Aanhoudende buikkrampen met diarree na doorgemaakte gastro-enteritis en AB bij bronchitis, DO colitis, IBS/IBD, maligniteit?

2. Microcytaire anemie, geen aanwijzingen voor (actief) bloedverlies, DD ijzergebrek

Beleid i.o.m. G/C:

- naar huis

- goed drinken

- volgende week poliklinische coloscopie, 1. wk later op poli (scopie aangevraagd via tel en formulier, pte geinformeerd over scopie en risico's, pte krijgt thuis bericht over scopie)

- na scopie, afhankelijk van bevindingen, start ijzersuppletie en controle 1 week nadien

- indien het niet goed gaat thuis, dan opnieuw contact voor opname en klinisch vervolg

L.O.Niet zieke, niet pijnlijke of dyspnoeische vrouw, praat veel

RR 122/80, pols 93/mln, rustige AH, sat 100% zonder 02, T 36.6

HH: pupillen isocoor en lichtreactief, vochtige slijmvliezen (wel iets bleek), geen vergrote lymfeklieren palpabel, capp refill en turgor normaal

Cor S1S2, geen souffles hoorbaar

Pulm: VAG bdz, geen bijgeluiden hoorbaar

Abd: nle peristaltiek, WT, soepel, geen drukpijn

RT: soepele introductie, geen weerstanden palpabel, ampul leeg,

licht bruine ontlasting aan handschoen, geen bloed

Extr: warm, slank, soepele kuiten, geen oedeem. Nu geen krachtsverlies in rechter been, motoriek intact, reflexen symmetrisch goed opwekbaar, geeft wel wat doffer gevoel aan voorzijde onderbeen en voet aan".

Verweerster is na 15 oktober 2014 niet meer bij de behandeling van klaagster betrokken geweest. Uit de verrichte coloscopie bleken geen afwijkingen.

Nadien (25-26 oktober 2014) is een afsluiting van de dunne darm opgetreden waarvoor een operatie volgde. Er bleek sprake vaneen dunne darmtumor (melanoom)met uitzaaiingennaar de linkeroksel, lever en hetos ileum rechts. Klaagster is verwezen voor verdere behandeling naar het H. In december 2015 is klaagster overleden.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij niet, of onvoldoende, heeft gecommuniceerd met klaagster en geen doortastende houding had. Verweerster had een selectieve benadering ten aanzien van de gezondheidsklachten van klaagster, alleen de buikklachten werden bekeken. Verweerster had klaagster niet zo naar huis mogen sturen. Voorts verwijt klaagster verweerster dat binnen de MDL-afdeling van het ziekenhuis geen goede communicatie bestond, hetgeen blijkt uit de dubbele planning van de coloscopie.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat zij klaagster eenmalig heeft gezien op 15 oktober 2014. Verweerster heeft lichamelijk onderzoek verricht en besloten om bloedonderzoek te laten verrichten. Verweerster heeft een infectieuze colitis, dan wel post-infectieuze Irritable Bowel Syndrome, het meest waarschijnlijk geacht. In de differentiaal diagnose stond eveneens opgenomen een (gastro-intestinale) maligniteit gelet op de microcytaire anemie. Gezien de aanhoudende diarree was er een indicatie voor een coloscopie op korte termijn. Alle bevindingen en overwegingen zijn besproken met de supervisor van verweerster, specialist Maag-, Darm- en Leverziekten. Volgens verweerster is zij binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening gebleven.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1.

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.Voorts wijst het college erop dat de afloop van het gebeuren buitengewoon tragisch is maar dat de toetsing van het handelen van verweerster moet plaatsvinden in het licht van wat haar op dat moment bekend was en bekend kon zijn.

5.2

Verweerster heeft klaagster eenmaal gezien. Zij heeft (de klachten van) klaagster onderzocht: de buik en haar algehele gezondheidstoestand en ook de klacht over het rechterbeen. Dit blijkt afdoende uit het medisch dossier. Het onderzoek, waaronder bloedonderzoek, is op grond van de anamnese en de verschijnselen op dat moment zorgvuldig verricht en voldoende uitgebreid geweest. Verweerster heeft op basis van haar bevindingen de in aanmerking komende diagnostische overwegingen gemaakt en voor het vervolgbeleid overleg gehad met haar supervisor. Tot slot heeft zij deugdelijk verslag gelegd. Op dit onderdeel valt verweerster dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.3

Na het gedane onderzoek heeft verweerster klaagster advies gegeven voor thuis. Dit advies - goed drinken en als het niet goed gaat, weer contact opnemen - komt het college juist voor gelet op de stand van zaken op dat moment. Er was geen indicatie voor opname en er was geen acuut ernstig ziektebeeld. Het klachtonderdeel faalt.

5.3

Klaagster verwijt verweerster een koele, technocratische benadering en een te weinig doortastende houding. Dit laatste heeft klaagster onvoldoende in haar verzoekschrift en repliek toegelicht en er zijn ook geen aanknopingspunten in het dossier die dit verwijt ondersteunen. Verweerster betwist de door klaagster ervaren bejegening als koud en technocratisch. Het college kan dan ook niet als vaststaand aannemen dat de bejegening onprofessioneel is geweest.Dit berust er niet op dat aan het woord van klaagster minder waarde wordt gehecht dan aan dat van verweerder maar op het uitgangspunt dat, ook als aan beide verklaringen evenveel waarde wordt toegekend, het handelen dat door een klager ter toetsing aan het college wordt voorgelegd eerst met voldoende mate van zekerheid moet kunnen worden vastgesteld, alvorens kan worden beoordeeld of dit al dan niet tuchtrechtelijk door de beugel kan.

5.4

De door verweerster aangevraagde spoedcoloscopie is de volgende dag op verzoek van klaagster door haar supervisor vervroegd naar 17 oktober 2014. Klaagster heeft vanuit het ziekenhuis nadien nog ten onrechte een oproep gekregen voor de door verweerster aangevraagde coloscopie en dit vormt een klachtonderdeel. De administratieve verwerking van de dubbele aanvraag is wellicht slordig geweest, maar niet valt in te zien dat verweerster daarvan een verwijt valt te maken.

5.5

Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klachtonderdelen falen en de klacht ongegrond is en derhalve zal moeten worden afgewezen.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan door mr. drs. Th.C.M. Willemse, voorzitter, prof. mr. J.C.J. Dute, lid-jurist, dr. P.J. Wahab, dr. P.C.M. Verbeek en J.J.C.M. Rooijmans-Rietjens, leden-artsen, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2016 door mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van

mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moetzijnontvangen.