Tuchtrecht | Geen of onvoldoende zorg | ECLI:NL:TGZRSGR:2016:60

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2016:60

Datum uitspraak: 24-05-2016

Datum publicatie: 24-05-2016

Zaaknummer(s): 2015-073d

Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg

Beroepsgroep: Verpleegkundige

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen ambulanceverpleegkundige over niet tijdige herkenning van een CVA ongegrond. De relevante onderzoeken gedaan (o. a. ABCD-ambulanceprotocol, `top-teen-onderzoek", testen saturatie, bloeddruk en bloedsuikerwaarde, EMV-onderzoek, hartfilmpje, pupillampje, testen mond- en gelaatspieren, kracht in benen, cooerdinatie ). Geen verschijnselen van een CVA. Klacht afgewezen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Datum uitspraak: 24 mei 2016

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

klaagster, en

B,

klager,

beiden wonende te C,

tegen:

D, verpleegkundige,

werkzaam in regio E,

verweerder,

gemachtigde: mr. W.J. Boer, werkzaam te Rotterdam.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 26 maart 2015

- het verweerschrift met bijlagen

- de repliek en een aanvullende repliek

- de dupliek.

1.2 De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3 De mondelinge behandeling door het College heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 29 maart 2016. De partijen, verweerder bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

1.4 De klacht is behandeld tezamen met andere, met de klacht samenhangende, klachten, die bekend zijn onder de dossiernummers 2016-073a en 2016-073c, in een samenstelling van twee leden-artsen en twee leden-verpleegkundigen, zoals bedoeld in artikel 57, eerste en tweede lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

2. De feiten

2.1 Klagers zijn de kinderen van de heer F, geboren in 1940 en overleden in 2015, hierna te noemen: de patient. De patient was al sinds tientallen jaren ingeschreven bij de duo-praktijk van de huisartsen mevrouw G en de heer H. Hij was bekend met depressieve klachten, moeilijk te behandelen hoge bloeddruk, ouderdomssuikerziekte (DM type II), overgewicht en hartklachten. Hij gebruikte in verband met deze aandoeningen medicatie en was onder behandeling van diverse specialisten, onder wie een cardioloog. De patient sprak goed Turks en redelijk Nederlands. Aan de huisartsenpraktijk is I als praktijkondersteuner verbonden, die Turks spreekt.

2.2 Huisarts G had op verzoek van klager op maandag 19 januari 2015 een visite bij de patient afgelegd, nadat twee dagen tevoren diens echtgenote, de moeder van klagers, een hartinfarct had doorgemaakt, door klager was gereanimeerd en vervolgens in het ziekenhuis was opgenomen, waar zij in coma werd gehouden. In het huisartsenjournaal staat bij 19 januari 2015:

"S vrouw 17-1 door zoon gereanimeerd, is nu in coma in zkh/ wordt gekoeld, vanavond overleg met de dokters; pat is in shock, huilt veel; laatste mndn depressiever, eerder ook gehad toen wel antidepressiva gekregen maar med niet echt goed uitgeprobeerd nu eerst maar oxaz/ niet alles tegelijk, misschien later toch antidepressiva

E Down/depressiefgevoel (P03.0.)

P gesprek met I zeer gewenst door pat; hij gaat langs

R OXAZEPAM TABLET 10 mg

S med nog niet ingenomen; door gebeurde de met vrouw meer pijn op borst; gebruikt puf onder tong

O pulm : bdz basaal iets crep, cor reg/ rustig, iets oedemen; RR 170/90

E Angina pectoris

P zo door met med"

2.3 Op dinsdagavond 20 januari 2015 heeft klaagster de huisartsenpost gebeld omdat zij zich zorgen maakte over haar vader, die mogelijk suf was van medicatie. Het waarneembericht, dat huisarts H op woensdagochtend 21 januari 2015 aantrof, luidde:

"Deelcontact: bezorgdheid over (bij)werking geneesmiddel.

(S) (SNO) Dochter ongerust, wil visite voor check-up. Vader nog suf van medicatie.

(P) (SNO) geen acute medische zaak voor visite of consult. Zn overleg eigen huisarts."

2.4 Op woensdag 21 januari 2015 heeft huisarts H de patient thuis bezocht, vergezeld van de praktijkondersteuner I. In het huisartsenjournaal noteerde hij het volgende:

"CHP: dochter ongerust, wil visite. Oxazepam geeft sufheid?

S Vis samen met I: is heel emotioneel en doodsbang zijn vrouw kwijt te raken. Door slecht hart bang dat er iets met hem gebeurd, heeft reanimatiue gezien. bang alleen thuis te zijn, maar kinderen gaan naar ziekenhuis (moeder geeft weer wat reactie op prikkels). Volgende week moeten kinderen weer werken. Wat nu??

O zit op bank, praat normaal, geen uitval. pols reg, tensie gb

E Down/depressief gevoel

P uitleg geen hulp om in huis te zijn. KDO lijkt me geen oplossing (vreemde omgeving, ook niemand die bij hem zit). Personen alarmering?? J vragen om met hen te kijken wat haalbaar is.

R VALERIAAN EXTRA STERK TABL 125MG FILMCOATED APOTEX".

Afzonderlijk noteerde huisarts H in zijn agenda dat de bloeddruk 165/87 mm Hg was en de bloedsuiker 6,1 mmol/L.

2.5 Op donderdagavond 22 januari 2015 hebben klagers 112 gebeld. In de transcriptie van dat gesprek staan onder meer de volgende passages, waarbij klaagster informatie aan 112 heeft gegeven:

. "...ja, mijn vader, die is, die hebben we drie of vier dagen geleden oxazepam gegeven. hij is hartpatient en hij heeft moeite met lopen en daarnet is hij op de grond gevallen hij kan nu gewoon niet opstaan...."

. "...hij had drie dagen geleden, maar omdat mijn moeder vorige week met de ambulance hier vervoerd is hebben we hem oxazepam gegeven en hij heeft gewoon nu moeite met lopen en hij is dit keer is hij gewoon op de grond gevallen..."

. "...ja en gisteren ook valeriaan dat was om hem rust te geven, maar dat heeft gewoon een slecht effect op hem gegeven. Hij valt gewoon op de grond..."

. "...hij heeft zelf ook acht stents..."

2.6 Naar aanleiding van deze melding heeft 112 een tekstbericht gestuurd aan onder meer verweerder als lid van de ambulancebemanning: "hartpatient is op de grond gevallen, drie dagen oxazepam gekregen, 74 jaar, heeft acht stents". Verweerder is hierop bij de patient thuis geweest, waar hij een week eerder ook was in verband met de reanimatie van de moeder van klagers cq de echtgenote van de patient.

2.7 Verweerder heeft de patient onderzocht aan de hand van de ABCD-methode (airway, breathing, circulation, disability) en hij heeft daarbij - ook bij de ECG die hij heeft gemaakt - geen afwijkingen aangetroffen. Wel kwam naar voren dat de patient teveel spanning/stress ervoer.

2.8 Verweerder heeft over het onderzoek van de patient in zijn overdracht gemeld:

"Dhr is sinds de reanimatie van zijn vrouw emotioneel in de knoop".

De toelichting op de werkdiagnose luidde:

"dhr. is al een week neerslachtig, zijn vrouw is vorige week gereanimeerd. hier was ik zelf ook bij. zijn vrouw leeft nog en lig in het ziekenhuis. heeft al eerder een oxazepam gekregen van de huisarts vanwege de emoties. nu ook door de benen gezakt. geen hoofdpijn geen pijn op de borst. was door de benen gezakt. fors overgewicht en niet goed gegeten en gedronken. geen acuut letsel. morgen neemt de eigen huisarts contact op om situatie opnieuw te beoordelen."

Het onderzoek heeft geduurd van 22.20 tot 23.11 uur.

2.9 Na het onderzoek heeft verweerder voor overleg met de huisartsenpost K gebeld en het advies doorgegeven dat de eigen huisarts van de patient de volgende dag contact met klagers zou opnemen. Het waarneembericht van de huisartsenpost dat is opgesteld naar aanleiding van dat telefoongesprek luidde:

"deelcontact: (P02.00) Crisis/voorbijgaande stressreactie

S (SMI) Ambulancevpk belt voor overleg/doorgeven info. Dokter L neemt gesprek over. Beloop: alle controles goed, emotioneel. Vrouw vorige week overleden. (LAI) vorig week echtgenote overleden (mislukte reanimatie); alle controles goed; familie maakt zich veel zorgen

(P) (LAI) via eigen ha verder onderzoek/begeleiding".

2.10 Naar aanleiding van dit waarneembericht en na een telefoongesprek tussen I en klaagster heeft huisarts H de patient op vrijdag 23 januari 2015 thuis bezocht, waarbij klaagster ook aanwezig was. Klaagster zei dat de patient - ook op het moment van deze visite - minder kracht in zijn benen had, duizelig was, raar sprak en niet meer wilde eten of drinken; en voorts dat zijn bloedsuikers onder de 4 waren geweest en hij veel huilde. Huisarts H heeft de patient onderzocht en noteerde in het huisartsenjournaal:

"S I: Dochter gebeld. Pat. zou niet lopen en praten als een dronkenman en nog erg emotioneel. Eet niet meer. Glu. gezakt naar 5.0. kan ha even langskomen. Moeder is geplaatst naar K, bij card. Soei.

P terugkoppelen ab.

S Ligt in bed, wil niet eten of drinken, suikers < 4 geweest. Huilt veel.

O overeind geholpen. Geen krachtsverlies armen en benen, spreken gb, emotioneel. Neurologisch onderzoek hersenzenuwen gb. Naar kamer laten lopen, op de bank.

E Down/depressief gevoel

P Adviezen tav drinken en eten. E-mail naar J".

2.11 Het waarneembericht van de huisartsenpost van zaterdag 24 januari 2015 aan huisarts H luidt:

"Deelcontact: Cerebrovasculair accident (CVA)?????

(S) Beoordeling. Dochter belt: Rechter hand is verlamd, kan zijn arm wel bewegen. Hand is ook dik. Geen trauma, kan de hand wel iets bewegen. Praat ook vreemd, is al een paar dagen. Kan wel lopen maar wel met begeleiding. Scheve mond. Sinds een kwartier. Mogelijk CVA.

(P) CPA, gaan rijden".

In het ziekenhuis is een CVA vastgesteld.

2.12 Van [..] januari 2015 tot aan zijn overlijden op [..] maart 2015 was de patient opgenomen op de revalidatieafdeling van een verpleeghuis. Hij is daar overleden door verslikking in een stukje brood.

3. De klacht

Klagers stellen in hun klachtbrief, die niet alleen betrekking heeft op verweerder, een aantal vragen over de gang van zaken sinds 19 januari 2015, die het College - met de instemming van klagers ter zitting - aanmerkt als klacht dat de betrokken zorgverleners de verschijnselen van een CVA (een beroerte niet (tijdig) hebben herkend.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Ter beoordeling staat of verweerder bij zijn bezoek op donderdag 22 januari 2015 verschijnselen van een CVA bij de patient had moeten opmerken en hem daarom direct had moeten insturen naar het ziekenhuis. Klagers wijzen in het bijzonder op de afwijkende spraak van de patient (`als een dronkenman') en krachtverlies in zijn benen.

5.2 Verweerder heeft op 22 januari 2015 een anamnese verricht en de patient volgens het ABCD-ambulanceprotocol lichamelijk onderzocht. Verweerder heeft een `top-teen-onderzoek' verricht. Er waren geen cardiale klachten. Verweerder heeft onder meer de saturatie (99%) getest, de bloeddruk (180/100) en bloedsuikerwaarde (5.0) gemeten, een EMV-onderzoek (4-6-5) gedaan en een hartfilmpje gemaakt. De patient gaf aan geen hoofdpijn of pijn op de borst te ervaren. Uit de ECG die verweerder heeft gemaakt, bleken geen afwijkingen. Voorts heeft verweerder met een pupillampje in de ogen geschenen. Dit liet geen links-rechts verschil zien. De manier van spreken die klagers aangaven - het praten als een dronkenman - deed zich naar zij hebben gesteld ook voor tijdens de visite van verweerder. Verweerder heeft het op een afwijkende manier praten als een dronkenman of met dubbele tong niet zelf geconstateerd en daarom niet kunnen objectiveren. De bewegingen van de mond- en gelaatsspieren waren ongestoord. Omdat de patient op de grond was gevallen, heeft verweerder onderzocht in hoeverre er sprake was van krachtverlies. Volgens verweerder gebruikte de patient bij het lopen van het bed naar de stoel zijn eigen kracht en hoefde hij hem daarbij niet te ondersteunen. Er waren geen aanwijzingen voor krachtverlies in de benen of coordinatiestoornissen. Gezien de uitkomsten van het onderzoek van verweerder behoefde hij op dat moment geen rekening te houden met een CVA. Bij deze onderzoeken zou een scheve - afhangende - mond opgemerkt zijn als daarvan sprake was geweest. Het College overweegt dat niet kan worden vastgesteld dat er eerder dan op 24 januari 2015 verschijnselen van een CVA kenbaar zijn geweest, terwijl verweerder om die verschijnselen vast te stellen wel de juiste onderzoeken heeft gedaan.

5.3 Verweerder mocht de situatie duiden als uiting van verdriet, dus als verschijnsel van een psychosociaal probleem, waarvoor alle aanleiding bestond gezien de ingrijpende gebeurtenis met zijn echtgenote en haar zorgelijke gezondheidstoestand. Verweerder hoefde aan de hand van de verschijnselen toen geen rekening te houden met een beroerte.

5.4 De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a of b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Sarlemijn, voorzitter, I.M. Bonte en K.C. Timm-van Ruitenburg, MANP, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door mr. Y.M.C. Bouman, secretaris en uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2016.

voorzitter secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.