'Zet de verhuurderheffing in voor sociaal woonbeleid'


'Zet de verhuurderheffing in voor sociaal woonbeleid'

Gepubliceerd:
30 juni 2016

Laatste wijziging:
30 juni 2016

De Verhuurderheffing die het Rijk die nu oplegt aan verhuurders van sociale huurwoningen schaadt de volkshuisvesting in grote steden als Den Haag. De corporaties in de stad kunnen te weinig sociale woonruimte realiseren. Huurders en woningzoekers zijn daar de dupe van. Dat stelt Haags
wethouder Joris Wijsmuller (Stedelijke ontwikkeling en Wonen) vandaag in de Tweede Kamer, bij de evaluatie van de Verhuurdersheffing. "Jaarlijks verdwijnt er vijftig miljoen aan heffing vanuit onze stad naar het Rijk. Geld van corporaties, en dus ook van huurders, dat voor de noodzakelijke
investeringen in de volkshuisvesting verloren gaat."

"Zoals de heffing nu geregeld is, is het een draak van een maatregel. Het doden van de draak zit er voorlopig niet in - het Rijk leunt op de inkomsten - maar temmen kunnen we 'm wel", aldus Wijsmuller. De verhuurderheffing, die het Rijk jaarlijks 1,7 miljard euro oplevert, moet geinvesteerd
worden in goede volkshuisvesting, zo bepleit hij.

Wijsmuller stelt drie maatregelen voor om de verhuurderheffing om te vormen:

1. Stimuleer extra sociale woonruimte in gebieden met grote vraag en te weinig aanbod. Dat kan door de hoogte van de heffing ook afhankelijk te maken van die schaarste in specifieke (stedelijke) gebieden.

2. Biedt naast landelijke krimpgebieden ook voor kwetsbare stadswijken de mogelijkheid voor korting op de verhuurderheffing. In Den Haag is stadsdeel Zuidwest bijvoorbeeld een groot vernieuwingsgebied dat daarvoor in aanmerking zou moeten kunnen komen.

3. Zet in op verduurzamen van corporatiewoningen. Uit opbrengsten van de Verhuurderheffing moeten een investeringsbudget opgezet worden waarmee sociale woningvoorraad met hoge labels (E, F en G labels) verduurzaamd kunnen worden.

De Verhuurderheffing legt sinds 2013 verhuurders met meer dan 10 sociale huurwoningen een verhuurderbelasting op over hun bezit. Dat bedrag loopt op tot 1,7 miljard euro in 2017. In het kader van evaluatie van die maatregel hoort de Tweede Kamer vandaag in een Rondetafelgesprek betrokken
maatschappelijke en commerciele partijen.