Niet-reguliere geneeswijzen: blijf in gesprek

Niet-reguliere geneeswijzen: blijf in gesprek! Naar overzicht

30 juni 2016 | BLOG

Kinderartsen krijgen geregeld te maken met kinderen die ook een niet-reguliere behandelaar bezoeken. Het is goed om open te staan voor ouders die deze weg kiezen en erover in gesprek te blijven.

Dr. Martine de VriesRegelmatig zie ik op de polikliniek een jongen van 15 jaar met onbegrepen moeheidsklachten. Binnen mijn arsenaal aan mogelijkheden heb ik eerder al een lichamelijke oorzaak uitgesloten. Ik adviseerde psychologische begeleiding. Tijdens het meest recente bezoek van patiente vertelden ouders me dat ze een afspraak hadden gemaakt met een natuurgenezer als een soort `second opinion'. En ze vroegen zich af wat ik daarvan vond.

Ten einde raad

Tja, wat moest ik daar van vinden? Mijn eerste reactie was: "is dit nu nodig?". Maar ik begreep ook heel goed dat voor ouders de zoektocht naar een oorzaak van de moeheid nog niet voorbij was. De jongen ging intussen niet meer naar school en ouders waren ten einde raad. Het biomedische paradigma kon misschien geen oplossing bieden, maar dat betekende niet dat daarmee alles gezegd was.

Reguliere en niet-reguliere behandelwijzen

De KNMG publiceerde in 2008 een set gedragsregels, `De arts en niet-reguliere behandelwijzen'. Daarin neemt de KNMG afstand van de begrippen `alternatief' en `complementair', omdat deze termen de suggestie kunnen wekken dat niet-reguliere behandelwijzen daadwerkelijk `complementair' of `alternatief' kunnen zijn. Ook de term `geneeswijzen' wordt vermeden, omdat immers niet bewezen is dat niet-reguliere behandelwijzen ook inderdaad genezen. In plaats daarvan kiest de KNMG voor het neutralere `reguliere' en `niet-reguliere' behandelwijzen.

Duidelijke grens

De gedragsregels geven met name aan hoe een arts zich dient op te stellen als hij/zij ook zelf niet-reguliere behandelwijzen aanbiedt. Dan moet er altijd een voor de patient duidelijke grens lopen tussen reguliere en niet-reguliere therapie. En de arts moet een reeel beeld schetsen van de mogelijke effecten van een behandelwijze. Essentieel is volgens de KNMG dat de arts zich richt naar het best beschikbare wetenschappelijke bewijs, gecombineerd met klinische ervaring en rekening houdend met de wensen, verwachtingen en ervaringen van de patient.

Alleen onder strenge voorwaarden mag een arts een niet-reguliere behandeling aanbieden. Deze voorwaarden zijn dat hij of zij niet voorbijgaat aan een geindiceerde reguliere behandeling en de patient goed voorlicht. Bovendien mag de patient geen schade oplopen.

52 procent

Dat zijn duidelijke richtlijnen. Maar wat als je als arts zelf geen niet-reguliere behandelwijze aanbiedt, maar wel hoort of vermoedt dat je patient er gebruik van maakt? Uit een Europees overzichtsartikel uit 2013, waar ook Nederland aan meewerkte, blijkt dat bij 52 procent van alle kinderen wel eens alternatieve behandelwijzen zijn toegepast. Dit betekent dat ook wij kinderartsen ermee te maken krijgen, hoewel we het ons niet altijd bewust zijn. Patienten en ouders zullen het zeker ook niet altijd uit zichzelf vertellen.

Risico's

Mijns inziens is het vooral belangrijk dat (kinder)artsen actief en onbevangen naar het gebruik van niet-reguliere behandelwijzen vragen. Daarmee scheppen we ruimte om eventuele risico's van niet-reguliere behandelwijzen (of van het stoppen van een reguliere behandeling op advies van een niet-reguliere behandelaar) te bespreken.

We moeten ook bedenken dat heel wat patienten en ouders een positief effect ervaren van een niet-reguliere behandelwijze. Zolang een `alternatief' traject niet leidt tot uitstel of afstel van noodzakelijk zorg is zo'n dubbel traject dan ook goed aanvaardbaar, op voorwaarde dat zowel arts als patient en/of ouders open blijven communiceren.

Dr. Martine de Vries is kinderarts en medisch ethicus.