Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZREIN:2016:78

ECLI:NL:TGZREIN:2016:78

Datum uitspraak: 19-10-2016

Datum publicatie: 03-11-2016

Zaaknummer(s): 1692

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen: Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register

------------------

Uitspraak: 19 oktober 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 26 mei 2016 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde mr. D.H. Andries te Eindhoven

tegen:

[C]

huisarts

werkzaam te [D]

BIG-registratienummer

verweerster

gemachtigde mr. R.J. Peet te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift en de aanvulling daarop

- het verweerschrift

- het medisch dossier van klaagster en het onderzoek ontvangen op 18 augustus 2016

- de brief d.d. 26 augustus 2016 met bijlage van de gemachtigde van klaagster

- de pleitnotitie van de gemachtigde van klaagster.

Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 12 september 2016 behandeld. Klaagster en haar gemachtigde waren aanwezig. Verweerster was met bericht afwezig. Zij werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Een door (de gemachtigde van) verweerster op de datum van de zitting gedaan verzoek om uitstel van de behandeling op grond van de stelling dat zij (psychisch) niet in staat was de zitting bij te wonen, is afgewezen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.

Klaagster is geboren in [E]. Zij is sedert september 2011 als vluchteling in Nederland. Ze heeft nog geen erkende status. Klaagster had in [E] al last van rugpijn, die daar werd gezien als ischias. In Nederland werd zij direct verwezen naar de neuroloog, die een HNP L4-L5 links met wortelcompressie vaststelde.

Verweerster had vanaf 2011 professioneel contact met klaagster. Verweerster was als huisarts verbonden aan de praktijk van een huisarts die contracthouder was voor het leveren van huisartsgeneeskundige zorg aan een Gezondheidscentrum Asielzoekers (GCA). Zij was zowel werkzaam in de reguliere huisartsenpraktijk als bij het GCA. Inmiddels is zij daar niet meer werkzaam, nadat het GCA aan de praktijkhouder het advies had gegeven de arbeidsrelatie met verweerster te beeindigen.

Klaagster verbleef ten tijde van de klacht in het asielzoekerscentrum.

Op 21 augustus 2013 werd klaagster verwezen naar de Huisartsenpost (HAP) omdat zij ontzettend veel pijn had. In het bericht van de HAP van 22 augustus 2013, waarmee verweerster bekend is, staat dat bij onderzoek geen afwijkingen werden geconstateerd, ook geen doof gevoel in het rijbroekgebied. De diagnose was rugpijn met uitstraling en medegedeeld werd dat klaagster de volgende dag naar de huisarts moest gaan als de klachten aanhielden.

De volgende aantekening staat in het dossier bij 27 augustus 2013, 10.00 uur:

"S mevr heeft afspraak MRI voor 18 september 2013 staan. Zij komt vragen of de afspraak vervroegd kan worden. Telef contact met Radiologie. Het is niet mogelijk de afspraak voor mevr. te vervroegen.".

Verweerster heeft later die dag een visite bij klaagster gedaan.

Op het tijdstip 15.15 uur staat daarover in het (oorspronkelijke) dossier:

"S: erge rugpijn na verkeerde beweging

O: ligt in bed, aan hyperventileren, kan moeilijk de linker been omhoog tillen, moeilijk te onderzoeken vanwege de pijn

E: HNP?

P: pijnstilling en einde week controle".

In het op 18 augustus 2016 bij het college binnengekomen verslag van het onderzoek door de coordinator van het Huisartsen Informatie Systeem (HIS) naar het dossier van klaagster staat dat later wijzigingen in bovengenoemde tekst zijn aangebracht waardoor de tekst kwam te luiden als volgt: (de wijzigingen zijn vetgedrukt aangegeven)

"S: erge rugpijn na verkeerde beweging, pijn straalt uit naar de linker been, plassen en poepen goed.

O: ligt in bed, aan hyperventileren, kan moeilijk de linker been omhoog tillen, moeilijk te onderzoeken vanwege de pijn abdomen adipeuze buik, geen blaasretentie

E: klachten als gevolg van HNP".

De volgende dag, 28 augustus 2013, werd om 10.15 uur bekend dat klaagster al haar pijnstilling had gebruikt (naast Oxynorm en 150 mg Amitriptyline al haar 10 tabletten Diclofenac). Ze had desondanks nog steeds erge pijn. In overleg met verweerster (om 13.47 uur) schreef de praktijkverpleegkundige aanvullende pijnstilling voor in de vorm van Diclofenac zetpillen. In het dossier is hierbij volgens het voornoemde onderzoek de navolgende tekst later toegevoegd:

"S:TC: advies aan verpleegkundige: ga naar de patient en situatie beoordelen, vooral retentie blaas."

Er werd een visite door verweerster afgesproken op vrijdag 30 augustus.

Een later op die dag gealarmeerde verpleegkundige constateerde dat klaagster niet had geplast, waarop in overleg met verweerster om 15.43 uur een ambulance werd gebeld. In het dossier is een tweede S-regel toegevoegd:

"S: advies: ambulance met spoed, naar neuroloog.".

In het ziekenhuis werd de verdenking op een cauda-equinasyndroom bevestigd. Na ongeveer 24 uur is klaagster geopereerd.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

De klacht is tweeledig.

a) Er zijn ernstige fouten gemaakt, waardoor klaagster blijvend invalide is en chronische problemen met poepen en plassen heeft;

b) verweerster heeft het dossier aangepast op een later tijdstip, hetgeen wettelijk strafbaar is.

4. Het standpunt van verweerster

Ad a)

Verweerster is van mening dat zij met de kennis van dat moment heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam beroepsbeoefenaar in de gegeven omstandigheden verwacht mocht worden. Zij heeft de klachten van klaagster serieus genomen en zorgvuldig conform de richtlijnen gehandeld. Verweerster heeft klaagster tijdig ingestuurd, de operatie heeft pas 24 uur later plaatsgevonden hetgeen wellicht de oorzaak is van de complicaties.

Ad b)

Verweerster ontkent dat zij wijzigingen in het medisch dossier van klaagster heeft aangebracht. Wel erkent zij dat aan de registratie van haar visite van 27 augustus 2013 drie of vier dagen later tekst heeft toegevoegd, maar niet ten nadele van klaagster. Het Nederlands is niet haar moedertaal, waardoor zij soms verbeteringen moet aanbrengen. Verweerster werkte die dag niet bij het GCA en heeft het dossier aangevuld zodra zij daartoe in de gelegenheid was. De aanpassingen zijn geen wijzigingen maar beschrijven de feitelijke situatie. Verweerster heeft van deze casus geleerd dat zij voortaan de datum en de reden van de aanpassing vermeldt. En ook dat zij haar wachtwoord en persoonlijke code geheim moet houden en niet aan andere zorgverleners moet verstrekken.

Verweerster verzoekt het college de klacht als (kennelijk) ongegrond af te wijzen.

5. De overwegingen van het college

Ad klachtonderdeel b

Het door de HIS coordinator verrichte onderzoek naar het dossier van klaagster komt het college grondig en deugdelijk voor. Volgens het onderzoeksrapport heeft de leverancier en beheerder van het HIS het dossier datum voor datum in de tijd teruggezet. Op iedere datum werd de tekst vergeleken met de uiteindelijke tekst. Het onderzoek liet de verschillen zien zoals boven onder de feiten dikgedrukt weergegeven. Uit dit onderzoek heeft de onderzoeker vastgesteld dat de wijzigingen zijn aangebracht op 18 en 26 november 2013, met vermelding van de (afkorting van de) naam van verweerster als diegene die dit heeft gedaan.

Verweerster heeft de uitkomsten van dit voor haar zeer belastende onderzoek niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Voor het college staat vast dat de in het onderzoeksrapport genoemde wijzigingen zijn aangebracht op de twee genoemde data in november 2013. Het verweer dat verweerster enkele dagen later wijzigingen -welke wijzigingen zegt zij niet- heeft aangebracht, wordt door niets gestaafd. Uit het verweer wordt niet aannemelijk of duidelijk wie anders dan verweerster de wijzigingen, die tuchtrechtelijk bezien wel erg in haar voordeel zijn, zou hebben aangebracht of waarom. Het verweer komt het college, kort gezegd, leugenachtig voor. Het college stelt vast dat dit onderdeel van de klacht geheel gegrond is.

Ad klachtonderdeel a

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal het college uitgaan van de feiten zoals die zijn vastgelegd in het oorspronkelijke dossier. Klaagster heeft immers de door verweerster later toegevoegde feiten betwist en verweerster is er niet in geslaagd om deze feiten op andere wijze aannemelijk te maken.

Het voorgaande betekent dat verweerster ernstig tekortgeschoten is in haar zorg voor klaagster. Verweerster heeft niet in overeenstemming met de richtlijn Lumbosacraal radiculair syndroom gehandeld. Zowel de anamnese als het onderzoek en daarmee ook de (differentiaal)diagnose zijn onvoldoende. Het komt er in feite op neer dat de tekortkomingen door verweerster zelf duidelijk zijn beschreven in de later in november 2013 door haar aangebrachte aanvullingen op het dossier. Als zij conform deze aanvullingen zou hebben gehandeld, was haar geen verwijt te maken geweest.

Ook deze klacht is gegrond.

De maatregel

Aan verweerster kan in de eerste plaats worden verweten dat zij in haar zorg voor klaagster aanmerkelijk tekortgeschoten is. Het verwijt wordt veel ernstiger doordat verweerster getracht heeft op frauduleuze wijze haar tekortkomingen te verdoezelen. Zij heeft hiermee niet alleen het vertrouwen in haar beroepsgroep geschaad maar ook het vertrouwen dat de tuchtrechter moet kunnen hebben in de juistheid van de verslaglegging door de hulpverlener.

Daar komt nog bij dat verweerster haar attitude in haar door het college als leugenachtig geduide verweer is blijven volhouden en ook nog te elfder ure heeft besloten zich niet ter zitting te verantwoorden omdat zij dit, volgens haar gemachtigde, psychisch niet aan zou kunnen.

Alles bijeengenomen acht het college een berisping als correctie onvoldoende en zal het college daarom een schorsing opleggen, als hierna te melden.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerster op de maatregel van schorsing van de inschrijving in het register voor de duur van een maand, met bevel dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij het bevoegde regionale tuchtcollege later anders mocht bepalen op grond dat verweerster voor het einde van een proeftijd van twee jaren zich heeft schuldig gemaakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die zij als arts behoort te betrachten dan wel in strijd is met het belang van de individuele gezondheidszorg;

- bepaalt dat de proeftijd ingaat op de dag dat deze beslissing onherroepelijk is geworden.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. P.R.M. van Reijsen als

lid-jurist, H.A.M. Sinnige, A. de Jong en dr. C.J.C.M. Hamilton als leden-beroepsgenoten,

in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

19 oktober 2016 in aanwezigheid van de secretaris.