Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:321

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:321

Datum uitspraak: 01-11-2016

Datum publicatie: 03-11-2016

Zaaknummer(s): c2015.190

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: De klacht is gericht tegen een oogarts en betreft een door de oogarts bij klaagster uitgevoerde staaroperatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen.Beroep klaagster verworpen.

----------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2015.190 van:

A., wonende te B. appellante, klaagster in eerste aanleg,

gemachtigde: C.,

tegen

D., oogarts, destijds werkzaam te E., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. A.M. Franse, verbonden aan het F..

1. Verloop van de procedure

A. - hierna: klaagster - heeft op 23 april 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen D. - hierna: de oogarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

17 maart 2015, onder nummer 14/152 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De oogarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 22 september 2016, waar klaagster en de oogarts zijn verschenen, beiden bijgestaan door hun gemachtigde.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1 Verweerster is als vitreoretinaal chrirug werkzaam in het F. alwaar klaagster, geboren op 8 april 1936, op 3 februari 2012 door verweerster is geopereerd in verband met staar aan het linkeroog als gevolg van een trauma. Op verzoek van klaagster is er tijdens de staaroperatie geen algehele anesthesie toegepast.

2.2 Tijdens de ingreep is de troebele lens in het glasvocht gegleden. Klaagster bleek geen achterste lenszakje meer te hebben waardoor de lens waarschijnlijk al aan het begin van de ingreep `achter het oog is gezakt'. Om dit te herstellen was een nieuwe operatie noodzakelijk.

2.3 Op 4 februari 2012 bleek de oogdruk van klaagster te hoog, ondanks de voorgeschreven medicatie. Klaagster heeft toen via het infuus medicatie gekregen om de oogdruk te verlagen. Aan het eind van de middag was de oogdruk in het linkeroog weer normaal, zodat ze op 5 februari 2012 met ontslag kon.

2.4 Op 9 februari 2012 is klaagster wederom geopereerd, deze keer onder algehele anesthesie. Tijdens deze ingreep is het glasvocht verwijderd evenals de naar achter geschoven lens.

2.5 Op 14 februari 2012 is klaagster op consult geweest bij klaagster. Het oog zag er toen rustig uit en het ging beter met klaagster. Op 26 maart 2012 heeft klaagster verweerster wederom bezocht. Tijdens dit consult was de visus zonder correctie 0.5. Op 7 mei 2012 was de visus zonder correctie 0.9 + +. Verweerster heeft tijdens dit consult de hechtingen verwijderd.

2.6 Op 18 september 2012 belde de zoon van klaagster naar verweerster, omdat klaagster branderige, vermoeide ogen had. Verweerster heeft naar aanleiding van dit telefonisch contact een recept voor kunsttranen opgestuurd.

2.7 Op 26 september 2012 vond er wederom telefonisch contact plaats met de zoon van klaagster waarin deze te kennen gaf dat klaagster in het G. in H. behandeld wilde worden vanwege de reisafstand.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens klaagster behoorde te betrachten door:

1. tegen klaagster te zeggen dat de staaroperatie `zo gebeurd zou zijn' en dat klaagster niet onder narcose hoefde. Tijdens de operatie is de lens achter het oog gezakt.

2. klaagster te vertellen dat de operatie op 9 februari 2012 maar anderhalf uur zou duren, terwijl de ingreep uiteindelijk drie uur heeft geduurd.

3. de oogzak van klaagster weg te snijden, terwijl dit niet voorafgaand met klaagster was besproken.

4. de hechtingen pas na weken en met geweld te verwijderen.

5. klaagster met tegenzin naar het G. te verwijzen.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1 Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Het eerste en het tweede klachtonderdeel lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Het college stelt voorop dat het enkele feit dat er een complicatie is opgetreden nog niet inhoudt dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar is tekortgeschoten. Dat is slechts anders indien de complicatie ten gevolge van verwijtbare fouten is opgetreden. De operaties zijn lege artis uitgevoerd waarbij een regelmatig voorkomende complicatie is opgetreden, te weten het schuiven van de lens in het glasvocht. Op het moment dat de complicatie optrad is daar door verweerster adequaat en zorgvuldig op gereageerd, zoals ook van haar verwacht mocht worden. In tegenstelling tot klaagster is het college van oordeel dat beide operaties niet ongebruikelijk lang duurden, zoals ook uit de overgelegde stukken blijkt. Het college concludeert dan ook dat verweerster met haar handelen binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven. Derhalve heeft verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld en zijn de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond.

5.3 Het derde klachtonderdeel betreft het verwijt van klaagster dat verweerster zonder toestemming van klaagster het oogzakje heeft verwijderd. Op grond van de overgelegde stukken is het aannemelijk geworden voor het college dat dit berust op een misverstand. Tijdens de eerste operatie bleek klaagster geen achterste oogzakje meer te hebben waardoor de lens aan het begin van de operatie `achter het linkeroog' is geschoven. Het achterste oogzakje is waarschijnlijk beschadigd door een eerder opgelopen trauma, maar dit kan ook zijn gekomen door de onrust van klaagster tijdens de operatie. Na de operatie heeft verweerster klaagster over het ontbreken van het oogzakje en het verschuiven van de lens geinformeerd. Bij de tweede operatie heeft verweerster dus geen oogzakje weggehaald, maar alleen het glasvocht en de lens verwijderd uit het linkeroog. Dit klachtonderdeel mist derhalve feitelijke grondslag en is dan ook niet gegrond.

5.4 Ook het vierde en vijfde klachtonderdeel missen feitelijk grondslag volgens het college nu beide verweten gedragingen niet zijn komen vast te staan.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder "2. De feiten" van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Klaagster heeft in beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht. Zij concludeert tot gegrondverklaring van haar klacht.

4.2 De oogarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Hetgeen klaagster heeft aangevoerd in beroep geeft, mede gelet op het gevoerde verweer, geen aanleiding tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,

mr. Y.A.J.M. van Kuijck en mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen, leden-juristen en

prof. dr. N.M. Jansonius en dr. R.T. Ottow, leden-beroepsgenoten en mr. M.H. van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2016.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.