Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:339

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2016:339

Datum uitspraak: 15-11-2016

Datum publicatie: 16-11-2016

Zaaknummer(s): c2016.149

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager verwijt verweerder dat die zijn beroepsgeheim heeft geschonden, heeft bijgedragen aan de verdieping van de relatiebreuk van klager en zijn klacht niet in behandeling heeft genomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen en het beroep van klager wordt verworpen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.149 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., psychiater, destijds werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. K.T.B. Salomons, advocaat te Den Haag.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 25 maart 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 januari 2016, onder nummer 2015-072, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 november 2016, waar zijn verschenen klager, en mr. Salomons voornoemd. Van de psychiater is twee weken voor zitting per post bericht ontvangen dat hij niet ter terechtzitting aanwezig zal zijn maar zich daar zal laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. Salomons.

Klager en mr. Salomons hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht.

Mr. Salomons heeft dat mede gedaan aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Klager is van februari 2010 tot november 2010 ingeschreven geweest bij E. Centrum Eerste Psychose (hierna: CEP) voor diagnostiek en behandeling.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder mede namens zijn partner:

1. schending van het beroepsgeheim;

2. bijdragen aan verdieping relatiebreuk;

3. weigering tot in behandeling nemen van klachtprocedures.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

Naar het oordeel van het College is er, mede gezien de volstrekt onduidelijke onderbouwing van de klachtonderdelen door klager, geen aanwijzing voorhanden dat verweerdermet betrekking tot de klacht een verwijt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a en/of onder b van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kan worden gemaakt. De klacht dient dan ook zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen."

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Klager beoogt met zijn beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert - impliciet - tot gegrondverklaring van het beroep.

4.2 De arts voert hiertegen verweer en concludeert - eveneens impliciet - tot

verwerping van het beroep.

4.3 Met betrekking tot hetgeen door klager is gesteld over de verzending van de beslissing in eerste aanleg overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege van 5 januari 2016 is door dat college bij brief van 1 maart 2016 aan klager toegezonden. Artikel 72 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg bepaalt dat een afschrift van de beslissing binnen een week na uitspraak daarvan aan (onder andere) partijen wordt toegezonden. Klager constateert in zijn beroepschrift, naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege terecht, dat de termijn voor toezending van de beslissing door het Regionaal Tuchtcollege ruim is overschreden. Nu de termijn voor het instellen van beroep eerst aanvangt op de dag na verzending van het afschrift van de beslissing heeft de late verzending daarvan partijen niet in hun processueel belang geraakt, anders dan dat de procedure in beroep hierdoor enige vertraging heeft opgelopen.

4.4 Voor wat betreft het eerste klachtonderdeel, schending van het beroepsgeheim, overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt.

Klager stelt dat hem in 2014 duidelijk is geworden dat er bij de politie F. en bij de rijksrecherche informatie, afkomstig uit zijn medisch dossier, over hem beschikbaar is en was en trekt vervolgens de conclusie dat de psychiater die informatie heeft verstrekt waarmee hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden. Nu de psychiater ontkent deze informatie te hebben verstrekt en een feitelijke grondslag voor alsmede een onderbouwing van de stelling van klager ontbreekt, dient het klachtonderdeel als ongegrond te worden afgewezen.

4.5 Ook voor het tweede klachtonderdeel geldt dat klager het verwijt dat de psychiater heeft bijgedragen aan de verdieping van de relatiebreuk van klager met zijn toenmalige partner niet heeft kunnen substantieren zodat ook dit klachtonderdeel ongegrond moet worden bevonden.

4.6 Voor wat betreft het derde klachtonderdeel overweegt het Centraal Tuchtcollege dat dit onderdeel kennelijk is ingegeven door de overtuiging van klager dat de psychiater binnen de instelling de rol van geneesheer-directeur vervulde en in die rol verantwoordelijk te houden was voor de gang van zaken binnen de instelling, ook op het gebied van de klachtafhandeling. Gebleken is echter dat de psychiater een dergelijke rol niet vervulde en ook anderszins niet betrokken was bij de klachtafhandeling binnen de instelling zodat niet valt in te zien wat de psychiater op dit punt te verwijten valt.

4.7 Al het voorgaande tezamen leidt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht heeft afgewezen. Het beroep van klager moet derhalve worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, mr. J.P. Fokker en mr. A.R.O. Mooy, leden-juristen en drs. G.T. Blok en drs. M. Drost, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van

15 november 2016. Voorzitter w.g. Secretaris w.g.