Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZCTG:2016:356

ECLI:NL:TGZCTG:2016:356

Datum uitspraak: 24-11-2016

Datum publicatie: 25-11-2016

Zaaknummer(s): c2016.119

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Arts

Beslissingen:

Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager verwijt verweerder dat hij tekort is geschoten in de zorg aan klager door hem Haldol voor te schrijven van welk middel klager bijwerkingen heeft ondervonden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen en het beroep van klager wordt verworpen.

-----------------

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2016.119 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: C., moeder van klager,

tegen

G., psychiater, werkzaam te F., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. C.P. Posthuma, advocaat te Rotterdam.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 9 april 2015 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen G. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 december 2015, onder nummer 2015-084b, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Tijdens de procedure in beroep is klager overleden. Zijn moeder, mevrouw C. voornoemd - hierna de gemachtigde, heeft de procedure in zijn naam voortgezet.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2016.118 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 november 2016, waar zijn verschenen de gemachtigde, bijgestaan door mr. H.J. Ruysendaal, advocaat te Rotterdam, en de psychiater, bijgestaan door mr. Posthuma voornoemd.

Partijen hebben hun respectieve standpunten nader toegelicht. Mr. Posthuma heeft dat onder andere gedaan aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

"2. De feiten

Klager was vanaf 2003 in behandeling bij H., thans Stichting I., te F.. Verweerder was vanaf 11 mei 2006 tot 6 december 2012 betrokken bij de behandeling die klager daar volgde vanwege een persoonlijkheidsstoornis.

3. De klacht

De klacht van klager houdt - zakelijk weergegeven - in dat verweerder tekortgeschoten is in de zorg ten opzichte van klager. Verweerder heeft ten onrechte Haldol voorgeschreven, van welk middel klager bijwerkingen heeft ondervonden.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De beoordeling

5.1 Verweerder heeft het verloop van de behandeling en zijn betrokkenheid daarbij toegelicht. Hieruit volgt dat verweerder zich vanaf aanvang van de behandelrelatie heeft ingespannen om de gewenste en passende zorg te verlenen. In het klaagschrift zijn de verwijten niet (duidelijk) nader onderbouwd. Naar aanleiding van de door partijen verstrekte informatie heeft het College geen aanwijzingen dat verweerder tekort is geschoten in de zorg ten opzichte van klager danwel ten onrechte Haldol heeft voorgeschreven.

5.2 Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen."

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid

3.1 Het beroep strekt tot vernietiging van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en tot gegrondverklaring van de klacht.

3.2 De psychiater heeft primair aangevoerd dat - kort gezegd - niet uit het klaagschrift noch uit het beroepschrift kan worden afgeleid dat klager heeft ingestemd met het voeren van de onderhavige tuchtprocedure. De psychiater concludeert daarom dat de gemachtigde door het Regionaal Tuchtcollege niet in de klacht ontvangen had mogen worden en voorts dat de gemachtigde in ieder geval thans niet-ontvankelijk in het beroep dient te worden verklaard. Subsidiair voert de psychiater aan dat het beroep dient te worden verworpen.

3.3 Aan de psychiater moet worden toegegeven dat er enige onduidelijkheid bestaat over het antwoord op de vraag of klager heeft ingestemd met het indienen van de klacht en het instellen van het beroep, nu alle in de zaak aanwezige stukken zijn geschreven door de gemachtigde. Nu klager inmiddels helaas is overleden kan daarover thans ook geen zekerheid meer worden verkregen.

3.4 In het aanvullend klaagschrift zoals dat op 30 april 2015 door het Regionaal Tuchtcollege is ontvangen staat op de laatste pagina onderaan de handtekening van klager. Het Centraal Tuchtcollege leidt hieruit af dat klager in ieder geval heeft ingestemd met de indiening van de klacht in de onderhavige zaak.

3.5 Vaststaat dat het beroepschrift in deze zaak is opgesteld en ingediend door de gemachtigde. Ingevolge artikel 65 lid 9 juncto artikel 73 lid 7 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kan een klager zich in beroep doen vertegenwoordigen door een gemachtigde die namens hem beroep kan instellen. Deze gemachtigde moet, desgevraagd, zijn bevoegdheid [tot het instellen van beroep] aantonen door het overleggen van een schriftelijke volmacht.

3.6 Bij ontvangst van het beroepschrift is een dergelijke schriftelijke volmacht door het Centraal Tuchtcollege niet aan de gemachtigde gevraagd. Toen bij nadere bestudering van de stukken bleek dat het in deze zaak wenselijk was over een dergelijke volmacht te beschikken was klager helaas overleden.

3.7 Bij deze stand van zaken past het niet om de gemachtigde niet in het beroep te ontvangen. Immers staat vast dat klager in ieder geval heeft ingestemd met het indienen van de klacht in deze zaak. Voorts is de gemachtigde in beroep niet om een schriftelijke volmacht gevraagd en kan haar, gelet op haar rol tijdens de procedure in eerste aanleg, niet worden tegengeworpen dat zij deze volmacht niet uit zichzelf heeft geproduceerd. Voor niet-ontvankelijkverklaring is derhalve geen plaats.

4. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

5. Beoordeling van het beroep

5.1 Het Centraal Tuchtcollege laat buiten beschouwing het verwijt dat de psychiater tegen klager gezegd zou hebben dat hij hem eens stevige medicatie zou geven, nu dit klachtonderdeel in eerste aanleg niet aan de orde is geweest. Nu het hoger beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen, valt dit verwijt buiten het bereik van dit beroep.

5.2 Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in beroep geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege kan zich verenigen met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege dat het beleid van de psychiater met betrekking tot het voorschrijven aan klager van Haldol geen bedenkingen ontmoet. Het Centraal Tuchtcollege neemt deze overwegingen en dit oordeel integraal over. Dit betekent dat het beroep moet worden verworpen.

6. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

- niet-ontvankelijk voor zover een nieuw klachtonderdeel is aangevoerd;

- verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, mr. J.P. Fokker en mr. A.R.O. Mooy, leden-juristen en drs. F.M.M. van Exter en drs. G.T. Blok, leden- beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2016.

Voorzitter w.g. Secretaris w.g.