Vijf vragen aan Anko van Hoepen over klassengrootte


31-01-2017
School, kind & omgeving

De afgelopen week was er opnieuw veel media-aandacht voor de hoge werkdruk en de klassengrootte in het primair onderwijs. De Algemene Onderwijsbond luidde in het Algemeen Dagblad de noodklok naar aanleiding van een eigen onderzoek. Het wetsvoorstel van SP en D66 voor een maximale
klassengrootte van gemiddeld 23 kinderen kan rekenen op de steun van de vakbond. De PO-Raad is hiervan geen voorstander. Vicevoorzitter Anko van Hoepen licht dit toe.

Waarom wil de PO-Raad geen wet voor een maximum groepsgrootte? Een kleine klas is toch voor iedereen prettiger?

,,Zo'n wet klinkt inderdaad sympathiek, maar als je het vanuit het perspectief van scholen bekijkt is het een zoveelste poging van de overheid om op de stoel van de schoolleider te gaan zitten. Dat zegt iets over het vertrouwen in de professionaliteit van de sector. Ik zeg niet dat onze sector
niets heeft om aan te werken, maar de oplossing ligt niet in een wet die een maximum groepsgrootte voorschrijft. Dat is een schijnoplossing.

Leerkrachten zeiden soms letterlijk tegen mij: `Ik heb liever een wat grotere klas, als ik dan wel tijd krijg om bij mijn collega in de klas te kijken'

Daar komt bij dat zo'n wet zonder extra geld niet uitvoerbaar is. En daar worden uiteindelijk leerlingen de dupe van. Want het geld dat het kost om een extra leerkracht aan te stellen omdat een groep de overheidsnorm overschrijdt, zal linksom of rechtsom toch ergens vandaan moeten komen. Dat
kan ten koste gaan van een andere klas die die extra leerkracht misschien veel harder nodig heeft."

Kun je dit toelichten vanuit je vorige functie als bestuurder van een scholengroep?

,,Een formatieplan maken is geen kwestie van een eenvoudige formule toepassen. Je hebt met zoveel aspecten rekening te houden: de samenstelling, de ervaring en de belastbaarheid van mensen, de verwachte instroom aan nieuwe leerlingen, de beschikbare fysieke ruimte, de arbeidsmarkt... dat is
mensenwerk. Het kan een heel bewuste keuze zijn om een bepaalde groep, soms tijdelijk, groter te maken, zodat je een andere klas wat meer ruimte geeft.

Leerkrachten zeiden soms letterlijk tegen mij: `Ik heb liever een wat grotere klas, als ik dan wel tijd krijg om bij mijn collega in de klas te kijken en mijn lessen goed te kunnen voorbereiden.'

Scholen moeten in samenspraak met de medezeggenschapsraad een keuze kunnen maken die past bij hun visie. Wat mij opvalt in deze discussie is de tegenstelling tussen wat leraren, schoolleiders en bestuurders zouden vinden. Volgens mij zitten die veel beter op een lijn dan het voor de
buitenwereld lijkt.''

De gemiddelde groepsgrootte is nu ruim 23. Toch hoor je veel verhalen over `plofklassen' van meer dan 30 kinderen. Hoe kan dat?



,,Dat komt doordat de variatie zo groot is. Maar zo'n gemiddelde zegt sowieso weinig, want wat is een groep? Zelf stond ik ooit voor een combinatieklas 6,7 en 8 van 28 kinderen. Ga er maar aan staan. Ander voorbeeld: De aanwezigheid van een onderwijsassistent doet niets met het gemiddelde,
maar kan voor leerlingen een gigantisch verschil maken. Sommige scholen kiezen ervoor om 's ochtends in kleine instructiegroepen te werken en 's middags de groepen samen te voegen. Wat is dan de officiele grootte van de klas? Vanzelfsprekend komen alleen de excessen in het nieuws, maar tegen
de voorstanders van deze wet zou ik zeggen: schuif eens aan bij zo'n formatiebespreking."

Waarom kiezen sommige scholen dan voor zulke grote klassen in plaats van de groep te splitsen of er een onderwijsassistent naast te zetten?

,,Dat antwoord is heel simpel: omdat ze vaak geen echte keus hebben. Door geldgebrek, doordat ze hun vacatures niet gevuld krijgen. Ik zeg ook heel eerlijk: omdat ze zichzelf anders financieel in de vingers snijden.

Daar komt soms nog bij dat ook de fysieke ruimte in een standaard lokaal beperkt is. Een vol lokaal voelt beklemmend. Daarom is huisvesting ook een belangrijk thema voor de PO-Raad."

Het zou helpen als we nu eens gaan erkennen dat er verschillen zijn tussen mensen: niet iedereen kan evenveel aan. Dan moet je dat ook niet verwachten."

Ondertussen kampt de sector met het hoogste burn-outcijfer. Leerkrachten klagen dat ze hun leerlingen onvoldoende aandacht kunnen geven. Wat is volgens de PO-Raad dan wel een geschikte maatregel om de werkdruk te verlagen?

,,Een fatsoenlijke basisbekostiging en een degelijke aanpak van het lerarentekort. Die laatste is onze grootste uitdaging voor de komende jaren. En het is er een waar vrijwel alles mee samenhangt: het imago van het beroep, de opleiding, het salaris, de bureaucratie, het aantal uren voor de
klas, slimme inzet van ICT, het vermogen om te differentieren. En het zou helpen als we nu eens gaan erkennen dat er verschillen zijn tussen mensen: niet iedereen kan evenveel aan. Dan moet je dat ook niet verwachten."

Laatst gewijzigd:
dinsdag 31 januari 2017