Tuchtrecht | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose | ECLI:NL:TGZRZWO:2017:26

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2017:26

Datum uitspraak: 31-01-2017

Datum publicatie: 31-01-2017

Zaaknummer(s): 073/2016

Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose

Beroepsgroep: Verpleegkundige

Beslissingen: Ongegrond/afwijzing

Inhoudsindicatie: Klacht tegen verpleegkundige. Kennelijk ongegrond. Niet is gebleken is dat verweerder klager niet serieus heeft genomen in zijn angstklachten.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 31 januari 2017 naar aanleiding van de op 9 februari 2016 bij het Tuchtcollege Amsterdam binnengekomen en naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgestuurde klacht van

A,wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C, verpleegkundige, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door mr. J.C.C. Leemans, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

v e r w e e r d e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlage;

- het aanvullend klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- de repliek;

- brief d.d. 17 juni 2016 van gemachtigde verweerder waarin hij afziet van dupliek;

- het proces-verbaal van het op 1 september 2016 gehouden mondeling vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster is verpleegkundige en als zodanig verbonden aan D te B sinds september 2015. Klager kent een lange psychiatrische voorgeschiedenis met meerdere opnames sinds 1977. Klager is sinds die tijd gediagnosticeerd met een chronische schizofrene stoornis waarvoor hij onder meer medicamenteus (soms gedwongen) wordt behandeld. Uit de overgelegde stukken met betrekking tot de dwangbehandeling blijkt dat er geregeld overleg is met klager over de medicatie en de bijwerkingen.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij hem niet serieus neemt in zijn angstklachten.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat de angstaanvallen zoals klager die beschrijft door het behandelteam als symptoom passend bij schizofrenie worden geduid. Hiervoor is psycho-educatie gegeven. Klager blijft echter vasthouden aan het idee dat de angstaanvallen bijwerkingen zijn van de haloperidol. De klacht tegen verweerder treft geen doel nu hij zich bij zijn gesprekken met klager baseert op het oordeel van de psychiaters. Verweerder tracht klager van adequate zorg te voorzien en is er nooit op uit geweest klager te provoceren.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Blijkens de overgelegde stukken heeft klager al 30 jaar last van auditieve hallucinaties en paranoide waanideeen. Hij gebruikt vanaf 1978 verschillende soorten medicatie. Klager is in 2007 en in 2008 psychiatrisch onderzocht. De gedwongen opnames zijn diverse keren getoetst door de rechter, waarbij deze de overtuiging moet hebben gekregen dat er sprake was van een psychiatrische stoornis. In 2008 is er advies gegeven over dwangbehandeling. In 2014 is klager op zijn verzoek gezien door een psychiater van het E voor een second opinion. Ook deze stelde vast dat er bij klager sprake is van schizofrenie van het paranoide type. Inmiddels krijgt klager sinds december 2015 weer gedwongen medicatie, getoetst door de geneesheer-directeur, in verband met doodsbedreigingen en gewelddadige uitspraken. Het college is van oordeel dat op geen enkele manier is gebleken dat verweerder de klachten van klager niet serieus heeft genomen. Anders dan klager meent, laten de angstaanvallen zich niet verklaren door de bijwerkingen van de medicatie. Dat verweerder in gesprekken met klager heeft verteld dat het behandelteam een andere mening dan klager is toegedaan, wil geenszins zeggen dat hij daarmee klager heeft geprovoceerd dan wel zijn klachten niet serieus heeft genomen.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gedaan in raadkamer door mr. A.L. Smit, voorzitter, A.H. de Vries en

E. van Egmond, leden-verpleegkundigen in tegenwoordigheid van mr. K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2017 door

mr. A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.