Antwoorden op vragen over relatie kabinet en het maatschappelijk middenveld

Antwoorden op kamervragen van lid Van Raak (SP) over de relatie van het kabinet en het maatschappelijk middenveld, waaronder de vakbonden

Vraag 1.
Hecht dit kabinet aan een goede relatie met het maatschappelijk middenveld, waaronder de vakbonden?

Antwoord:
Ja

Vraag 2.
Deelt u de mening dat deze relatie onder druk staat door de slepende cao-onderhandelingen en conflicten bij de sector Rijk?

Antwoord:
Nee. Een CAO-conflict, hoe vervelend ook, beschouw ik niet als een verstoring van de goede verhoudingen van het kabinet met de vakbonden.

Vraag 3.
Hoe oordeelt u over het feit dat er momenteel bij vier rijksdiensten – de Belastingdienst, Justitie (penitentiaire inrichtingen), de Douane en Rijkswaterstaat – actie wordt gevoerd voor een betere cao?

Antwoord:
Uiteraard betreur ik het dat het zover is gekomen dat de bonden naar het middel van acties hebben menen te moeten grijpen. Deze keuze is overigens de verantwoordelijkheid van de bonden en dit is hun goed recht. Ik heb de werkgevers in de sector Rijk er wel op gewezen dat de bonden bij het voeren van acties geen onevenredige schade of hinder voor burgers en bedrijven mogen veroorzaken en heb hen gevraagd daarop toe te zien.

Vraag 4. Erkent u dat er naast de onrust bij sommige rijksambtenaren over hun toekomst, eveneens maatschappelijke onrust ontstaat omdat diensten niet optimaal functioneren wegens werkonderbrekingen?

Antwoord:
Dat werkonderbrekingen bij publieke diensten tot enige overlast voor burgers en bedrijven kunnen zorgen is vrijwel per definitie het geval. Het gaat erom of de mate van overlast nog in redelijke verhouding staat tot het door de bonden nagestreefde doel. Uiteindelijk zal alleen de rechter in dit licht over de rechtmatigheid van de acties kunnen oordelen.

Vraag 5.
Hoe denkt u uit de ontstane impasse te komen?

Antwoord:
U kunt ervan verzekerd zijn dat ik de nodige initiatieven ontplooi om het overleg met de bonden te hervatten en tot een oplossing te komen. Gaande dit proces kan ik daarover niet in de publiciteit treden, zoals u zult begrijpen.

Vraag 6.
Kunt u daarbij specifiek ingaan op de navolgende onderwerpen van discussie 2,5% loonsverhoging, euro 100 vergoeding voor de gestegen zorgkosten, het instellen van een 13e maand en de belastingeffecten waardoor het nettoloon daalt terwijl het brutoloon stijgt?

Antwoord:
In zijn algemeenheid kan ik daarover alleen maar zeggen dat bij een één-jarige CAO - de inzet van de bonden - deze eisen bij elkaar opgeteld uitkomen op een structurele inkomensontwikkeling van 5,25% voor 2007 en dat is in mijn ogen veel te fors. Wat de ontwikkeling van het netto-loon betreft merk ik op dat deze kan afwijken van de ontwikkeling van het bruto-loon door fiscale wijzigingen, stijgende pensioenpremies, alsmede uiteraard door wijzigingen in persoonlijke omstandigheden. Als werkgever maak ik echter alleen afspraken met de bonden over de ontwikkeling van het bruto-loon.

Vraag 7.
Bent u bereid gezien de urgentie van het probleem, deze vragen spoedig te beantwoorden?

Antwoord:
Ja