Toespraak Minister Donner van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens de slotmanifestatie van het convenant Schoonmaak- en Glazenwassers op 20 juni 2007 in Groenekan

Het arboconvenant is nu teneinde. Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking van de afgelopen jaren?

Met veel genoegen. We zetten vandaag wel een punt achter het convenant. Dat heeft zijn werk gedaan. Het heeft een stevige basis gelegd voor een branche waar het naar ik hoop prettig werken is. Goede en veilige arbeidsomstandigheden zijn bij werkgevers en werknemers in goede handen. Ik ga er dan ook vanuit dat u ook zonder convenant gezamenlijk op de ingeslagen weg voort zult gaan.

Dames en heren,

Toen staatssecretaris Rutte op 9 april 2003 het startsein gaf voor het Arboconvenant voor de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche, bekende hij niet alleen een passie voor schoonmaken te hebben, maar zelf ook de poetsdoek regelmatig met veel plezier te hanteren. Ik zal dat van mijzelf nooit kunnen beweren. Een passie voor poetsen heb ik niet, maar wel voor het resultaat: een schone leef- en werkomgeving. Ik ben u en mijn vrouw dan ook veel dank verschuldigd. Misschien ben ik wel geen Nederlander, zo zonder passie voor poetsen, want het poetsen zit ons in het bloed; al eeuwenlang. Al in de 17e eeuw wordt Nederland geroemd om zijn schoonmaakzucht. Huizen, straten en stoepen waren opvallend schoner dan in andere Europese landen. Vooral buitenlandse reizigers schijnen zich daarover te hebben verbaasd. De straten waren hier 'zo schoon als de vloer van een kamer'. Kwamen de reizigers ergens binnen, dan moesten de schoenen uit. Spugen mocht ook al niet; niet in huis en niet op straat. De Britten noemden de Hollanders daarom pesterig 'volmaakte slaven van de properheid'. Het kon toch niet gezond zijn als men zoveel aandacht aan een schone stoep besteedde?

We zijn een proper volk. U ziet dat ook aan onze verhalen. In buitenlandse sprookjes is schoonmaken ongeveer het ergste wat denkbaar is. Assepoester – en dat moet natuurlijk assepoetster zijn – is beklagenswaard omdat zij alles moet schoonmaken. Uiteindelijk wordt zij prinses en hoeft dan niets meer schoon te maken. Het is een typisch Frans sprookje. In Nederland gaat dat heel anders. Wij kennen ‘Heer Bommel en de wenswerkster’. Daarin is Wijmpje de wenswerkster niet een verworpene der aarde maar een ideaal dat ieder zich zou wensen. Zij is geen gevallen ster, maar een werkster. Zij is er om de rommel op te ruimen, als iemand haar maar zegt welke rommel. Aan het einde wordt zij ook geen prinses, maar blijft werkster, die uiteindelijk verdwijnt omdat zij niet op waarde wordt geschat.

Zo zijn onze verhalen; zo zijn onze manieren. We waren het land van ‘de grote schoonmaak’. Hoewel wij nu op onze beurt jaloers kijken naar de schone straten elders, als we het schoeisel weer aan de stoeprand schoon moeten vegen. Het zegt meer over de teloorgang van ons verantwoordelijkheidsbesef voor de publieke ruimte, dan over verlies aan poetszin. Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist de schoonmaakbranche in Nederland ook in vergelijking met ons omringende landen, zo ondernemend is. Er zijn weinigen die zich realiseren dat dagelijks meer dan 200.000 professionele schoonmakers en glazenwassers onze leefwereld schoon houden. Al die mensen zijn op duizenden verschillende locaties aan het werk. In kantoren, scholen, bedrijven, fabrieken, treinen, vliegtuigen, ziekenhuizen en ga zo maar door. Werkzaamheden die sterk kunnen verschillen naar omstandigheden en locatie. Werkzaamheden die vaak ook onzichtbaar zijn, omdat ze buiten de reguliere werkdag plaatsvinden. We vinden het vanzelfsprekend dat de schoonmakers voor en na sluitingstijd komen en niet tijdens de werkdag. Overdag werken is echter leuker en praktischer. Overdag werken geeft de schoonmaker ook meer het gevoel erbij te horen en het verhoogt de arbeidsvreugde. Op mijn ministerie zijn we daarom enkele jaren geleden met dagschoonmaak begonnen. En ik kan u verzekeren: het experiment is geslaagd en verdient wat mij betreft navolging. Wel oppassen dat je niet over een emmer struikelt. Die schoonmakers zijn een diverse maar unieke groep. Die meer dan 200.000 mensen hebben meer dan tachtig verschillende nationaliteiten, en zo'n honderddertig verschillende culturen. Velen zijn van allochtone afkomst, velen zijn voormalig vluchteling. Er werken veel vrouwen (70 procent). Er is veel analfabetisme – 25 procent – en het gaat daarbij vooral om autochtone blanke vrouwen. Driekwart is laagopgeleid en ruim eenderde van de groep ouder dan veertig jaar. En relatief veel mensen kampen met financiële problemen: het loonbeslag is nergens zo groot als in deze sector. Kortom: Er komt veel samen in de schoonmaakbranche. Zaken die aandacht vragen, die de noodzaak van bijvoorbeeld goede scholing en begeleiding onderstrepen.

Schoonmaken is zwaar werk. Werk dat jarenlang voor een onevenredig hoog ziekteverzuim en een hoge WAO-instroom zorgde. Want ondanks de inzet van machines en andere hulpmiddelen is schoonmaken toch vooral mensenwerk. Hndenarbeid. Zwaar werk. Tillen, sjouwen, bukken, kracht zetten. Vaak lange tijd achtereen in een hoog werktempo. De aard van deze werkzaamheden, met veel -wat we in jargon noemen- repeterende bewegingen, leidde en leidt helaas nog steeds, tot allerlei klachten aan het bewegingsstelsel. Eén van de meest voorkomende oorzaken van verzuim in de branche. Dankzij de concrete maatregelen uit het convenant zijn we nu gelukkig op de goede weg. Het ziekteverzuim is met procenten gedaald naar 6 procent. Het convenant voor de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche, waar partijen in 2003 hun handtekening onder zetten, heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het gezonder en veiliger maken van de bedrijfstak. Het convenant maar ook het VASt-Actieplan dat het werken met gevaarlijke stoffen regelt, hebben het bewustzijn en de aandacht voor mensen en arbeidsomstandigheden, zeker gestimuleerd. Bijvoorbeeld met de komst van een digitale werkdrukmeter. Die registreert niet alleen de werkdruk maar brengt ook oorzaken en gevolgen in kaart waarmee de werkdruk snel en efficiënt kan worden aangepakt. Maar ook de branchespecifieke Risicoinventarisatie- en evaluatie en de digitale 'stoffenmanager', die gevaarlijke stoffen inventariseert en hoe daar veilig mee om te gaan. En er zijn maar liefst 7.000 leidinggevenden op cursus geweest met als doel het werk gezonder, veiliger en dus prettiger te maken. Verder hebben de komst van telescopische wassystemen en schrobmachines het werk minder zwaar gemaakt.

Veel zaken uit het convenant hebben inmiddels hun vertaling gekregen in de CAO en ik verwacht dat ook de arbocatalogus voor de branche straks met nog meer praktische zaken zal komen. Wat dat betreft biedt ook de nieuwe Arbowet voor u meer mogelijkheden om in het arbobeleid rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sector. En het doet mij deugd te horen dat ik ook nog persoonlijk een inspiratiebron ben geweest voor één van uw projecten, opgezet conform de leidraad die mijn naam draagt. De leidraad-Donner. Naar ik heb begrepen worden 6.000 mensen nu opgeleid om adequaat te kunnen handelen wanneer iemand om psychische redenen afhaakt en bij het voorkomen van psychisch verzuim.

Dames en heren. Ik hoef u niet te vertellen hoe belangrijk aandacht voor mensen en een goed arbobeleid zijn. Omdat het bijdraagt bij aan het voorkomen van ziekten en ongevallen door het werk. Omdat het meehelpt aan het terugdringen van verzuim en arbeidsongeschiktheid. Omdat het de arbeidsproductiviteit ten goede komt en omdat het bijdraagt aan de participatiedoelstelling van het kabinet, namelijk langer doorwerken en meer mensen aan het werk. Wij stappen als overheid nu uit het convenant, maar dat belet u, sociale partners niet om er mee door te gaan. Het doet mij deugd dat u als bedrijfstak voor de komende tijd veel geld hebt uitgetrokken om alle maatregelen met full swing door te laten gaan. Ik wil alle deelnemers aan het convenant bedanken voor hun inzet de afgelopen tijd: de hier aanwezige vertegenwoordigers van de Ondernemingsorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten OSB, van FNV Bondgenoten, CNV BedrijvenBond en de mensen van mijn ministerie. En last but not least dank ik uw 200.000 medewerkers. Want het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend. Schoonmaken. Maar mag ik u allen danken voor de wezenlijke bijdrage die u levert aan de kwaliteit van ons leven. Want hoe zou Nederland er uit zien als u er niet zou zijn. Ik moet er niet aan denken.

Dank u wel