Antwoorden op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over het bericht dat bij een Zeeuwse thuiszorgorganisatie 500 banen op de tocht staan door de invoering van de Wmo

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DMO-K-U-2787455

20 juli 200

Antwoorden van staatssecretaris Bussemaker op de vragen van het Kamerlid Agema (PVV) over het bericht dat bij een Zeeuwse thuiszorgorganisatie 500 banen op de tocht staan door de invoering van de Wmo (2060721400).

Vraag 1
Bent u bekend met het bericht 1) dat bij een Zeeuwse thuiszorgorganisatie 500 banen op de tocht staan door de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)?

Antwoord 1
Ja, ik ken het bericht. Overigens heeft deze organisatie zich nog niet bij het schakelpunt gemeld.

Vraag 2
Bent u bekend met het gegeven dat het hier het eerder geroemde “Zeeuwse model” betreft, dat gemeenten en zorgaanbieders niet met elkaar laat concurreren op prijs maar op kwaliteit, maar dat nu blijkt dat dit Zeeuwse model de verschraling van de zorg voor hulpbehoevenden dus niet kan voorkomen? Zo ja, bent u daarom voornemens de Wmo terug te draaien? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 2
Het betreft hier inderdaad een Zeeuwse organisatie die via het Zeeuwse model is gecontracteerd waarbij concurrentie op kwaliteit plaatsvindt. Zoals de directeur in het bedoelde artikel aangeeft hebben de Zeeuwse gemeenten een overgangsregeling getroffen en zo de tijd genomen om het probleem op te lossen. Ik vind dit een verstandige handelswijze waarbij partijen op lokaal niveau gezamenlijk naar oplossingen zoeken.

Vraag 3
Begrijpt u dat de Wmo uitgelegd wordt als een ordinaire bezuiniging? Zo neen, waarom niet?

Vraag 4
Deelt u de mening, dat doordat de Wmo de huishoudelijke zorg voor ouderen en hulpbehoevenden grotendeels inruilt voor alleen maar schoonmaakhulp, dit een ernstige verschraling van de zorg betekent? Zo neen, waarom niet?

Antwoord 3 en 4
Waar het mij bij de Wmo om gaat is dat gemeenten aan hun compensatieplicht voldoen. Ik heb er vanuit dat perspectief geen problemen mee als – daar waar dat kan – lichtere vormen van zorg worden ingezet. In mijn ogen is er in die situaties geen sprake van verschraling. Daar waar de lichtere zorg, gelet op de beperkingen van de cliënt niet toereikend is, dient op grond van de compensatieplicht zwaardere zorg te worden ingezet. Zoals u weet laat ik momenteel een onderzoek verrichten naar de indicatiestelling waarbij de vraag centraal staat of de indicatiestelling voor hulp bij het huishouden recht doet aan de compensatieplicht van gemeenten.
Als gemeenten binnen de kaders van hun compensatieplicht de noodzakelijke hulp inzetten en dit een verschuiving betekent naar lichtere zorg dan voorheen uit de AWBZ werd geboden lijkt mij dat geen ordinaire bezuiniging. Integendeel, dan is sprake van een doelmatige besteding van middelen waarbij de gemeenten Wmo-breed keuzes moeten maken en prioriteiten moet stellen.

1) www.zorgwelzijn.nl, Thuiszorgorganisatie Allévo vreest voor vijfhonderd banen, 17 juli 2007

Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerder vragen ter zake van de leden Agema en Wilders (beiden PVV), ingezonden 10 juli 2007 (vraagnummer 2060720510), het lid Kant (SP), ingezonden 11 juli 2007 (vraagnummer 2060720560) en het lid Agema (PVV), ingezonden 19 juli 2007 (vraagnummer 2060721360)