Toezeggingen AO 14 juni 2007

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

CZ/TSZ-2784276

30 juli 2007

Op donderdag 14 juni 2007 heb ik tijdens het Algemeen Overleg ziekenhuiszorg met u over een aantal onderwerpen gesproken. Hierbij zijn onder andere kwaliteit, (patiënt)veiligheid, privé-klinieken en zbc’s, de nota “Publieke functies van de UMC’s in een marktomgeving” en complexe zorg aan de orde gekomen. Tijdens dit overleg heb ik een aantal toezeggingen gedaan. In navolging van dit overleg geef ik u met deze brief een overzicht van de toezeggingen en de termijn waarbinnen u de uitvoering hiervan tegemoet kan zien.

Registratie privé-klinieken

Privé-klinieken moeten kunnen worden aangesproken op de kwaliteit van zorg. Om dit te bereiken is allereerst inzicht nodig in het totaal aantal actieve privé-klinieken. Ik heb daarom besloten de registratie van privé-klinieken wettelijk verplicht te stellen. In het najaar stel ik u schriftelijk op de hoogte van de wijze waarop ik hieraan invulling zal geven.

Patiëntveiligheid

In mijn beleid staat de cliënt centraal. Ik vind het van groot belang dat de rechtspositie van de cliënt goed geregeld is. Later dit jaar zal ik u separaat informeren over de maatregelen die ik wil nemen om de rechtspositie van cliënten te waarborgen. Hierbij zal ik expliciet aandacht besteden aan het klacht- en tuchtrecht.

Daarnaast zijn vragen gesteld over het onderhoud van medisch apparatuur. Voor een goed en tijdig onderhoud van medisch apparatuur schrijft de Kwaliteitswet voor dat zorginstellingen hier zelf de verantwoordelijkheid voor dragen.

Nazorg

Het spreekt vanzelf dat instellingen een verplichting hebben, de nabestaanden van patiënten die als gevolg van een medische fout zijn overleden, op te vangen en uitleg te geven. Daarnaast moeten er uiteraard laagdrempelige manieren zijn om recht te halen. In de hierboven aangekondigde brief over patiëntveiligheid zal ik hier nader op ingaan.

Kwaliteit en transparantie

De brief ‘Koers op kwaliteit’ heeft u ontvangen. In deze brief geef ik u mijn reactie op het veiligheidsprogramma van de ziekenhuissector “Voorkom schade, werk veilig”. Ook herhaal ik in deze brief mijn ambitie om het aantal vermijdbare fouten en sterfgevallen in een periode van vijf jaar met de helft terug te brengen. Ik zie deze reductie van 50 % als een ondergrens.

Ik vind het belangrijk dat de prestaties van de zelfstandige behandelcentra (zbc’s) transparant en inzichtelijk zijn. In het belang van de cliënt en de noodzaak om een gelijk speelveld te creëren tussen de ziekenhuizen en zbc’s zal ik ervoor zorgen dat de prestatienormen die gelden voor de ziekenhuizen ook voor de zelfstandige behandelcentra van toepassing zijn. Ik zal in overleg treden met de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de mogelijkheden.

Ik heb het met u ook gehad over het invoeren van een wettelijke minimumleeftijd van 18 jaar om zo te voorkomen dat meisjes op steeds jongere leeftijd plastische chirurgie ondergaan. In mijn antwoord op vragen van het lid Schippers (VVD) van 9 juli 2007 heb ik aangegeven dat aan minderjarigen tussen 16 en 18 jaar een eigen beslisruimte is toegekend. Juist bij medisch niet noodzakelijke verrichtingen geldt volgens de Wgbo een zwaardere informatieplicht, waarbij veel aandacht besteed moet worden aan de risico’s. Ook dient de hulpverlener na te gaan of de patiënt de aan hem verstrekte informatie begrepen heeft. Het feit dat minderjarigen tussen 16 en 18 jaar zelfstandig mogen beslissen ten aanzien van medische verrichtingen doet geen afbreuk aan de zorgvuldigheidsplicht in deze van de hulpverlener. Gelet op de feitelijke situatie en gegeven de reeds op basis van de wet geldende verantwoordelijkheden, acht ik de noodzaak voor verdere regulering niet aanwezig.

Complexe zorg, zorgzwaarte en innovatie

Ik heb u op 13 juni 2007 een brief gestuurd over de positie en het functioneren van de Wet op bijzondere medische verrichtingen (WBMV). Op zeer korte termijn volgt ook de aangekondigde brief over de bijzondere hartinterventies. Aan de hand van beide brieven wil ik met u in gesprek over de criteria die zouden moeten gelden voor de beoordeling van uitstroom van behandelingen uit de WBMV. Zoals door u gevraagd aan mijn ambtsvoorganger, zal ik in de tussentijd geen onomkeerbare beslissingen nemen. Ik heb de betrokken instellingen dat ook laten weten.

Over de DIEP-lap operaties zijn in een eerder stadium kamervragen gesteld. In mijn antwoord op de vragen van het lid Van Gerven (SP) van 15 mei 2007 heb ik aangegeven dat het Erasmus Medisch Centrum de ontwikkeling van deze behandeling uit de academische component bekostigt. Indien het om uitontwikkelde zorg gaat, kan het College voor zorgverzekeringen (Cvz) zonodig beoordelen of het hier om verzekerde zorg gaat en kunnen patiënten bij wie een dergelijke ingreep noodzakelijk is, zich desgewenst tot andere ziekenhuizen wenden.

Ook over de implementatie van insulinepompen zijn in een eerder stadium kamervragen gesteld door het lid Van Gerven (SP). In mijn beantwoording van 23 mei 2007 heb ik aangegeven dat het Cvz zich zal buigen over de vraag of dit nog wel te beschouwen valt als gebruikelijke zorg. Mocht daarvan sprake zijn dan kan de gebruikelijke route gevolgd worden om te komen tot de bekostiging van deze zorgvorm. Gelet op het feit dat er mondiaal slechts enkele centra zijn die deze implanteerbare insulinepompen bij een frequent voorkomende aandoening als diabetes toepassen, is voorzienbaar dat het indicatiegebied op voorhand uiterst klein is.

Het leveren van topklinische zorg (vallend onder art. 2 of 8 van de Wbmv) moet ook in de verdere ontwikkeling van de nieuwe bekostigingssystematiek adequaat worden geregeld. Ook zorgzwaarte moet voldoende worden gewaarborgd in de DBC-systematiek. Hetzelfde acht ik ook van belang voor innovatieve ontwikkelingen. Ook hierop mag de bekostiging geen remmende werking hebben. Ik zal hier uiteraard op toezien.

Elektronisch Patiënten Dossier (EPD)

Op uw vraag wanneer de landelijke implementatie van het EPD zal plaatsvinden, heb ik u meegedeeld dat dit afhankelijk is van de instemming met het wetsvoorstel algemene bepalingen burgerservicenummer in de Eerste Kamer. Mijn inspanningen zullen erop gericht zijn het EPD in 2009 landelijk in te voeren.

Registratiesysteem orthopedische implantaten

De invoering in Nederland van het Zweedse registratiesysteem voor orthopedische implantaten kan verschillende doelen dienen, zoals het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en het voldoen aan vereiste van traceerbaarheid van medische implantaten. Het traceerbaar zijn van patiënten bij wie orthopedische implantaten ingebracht zijn, is een vereiste norm binnen het kader van verantwoorde zorgverlening. Het behoort daarmee ook tot het domein waarop de Inspectie voor de Gezondheidszorg toezicht houdt. Instellingen kunnen echter ook op andere wijze dan door deelname aan een landelijk registratiesysteem aan de vereiste van traceerbaarheid voldoen, bijvoorbeeld door het bijhouden van eigen administratie. Hoewel ik het toejuich dat er registratiesystemen komen die zich voor de verschillende doelen lenen, is de deelname eraan facultatief zolang op andere wijze in de traceerbaarheid voorzien kan worden. Een directe beleidsverantwoordelijkheid voor de orthopedische implantatenregistratie zie ik dan ook niet.

Ten slotte heb ik u toegezegd schriftelijk te reageren op de kwestie rondom de inkomsten uit vrijgekomen patenten en maatschapsfusie. Ik zal u na de zomer nader berichten over deze onderwerpen. Op het spanningsveld tussen bereikbaarheid en kwaliteit zal ik vóór de begrotingsbehandeling 2008 terugkomen.

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink