Antwoorden op kamervragen van Langkamp over wachttijd voor orthopedagogische behandelcentra
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-K-U-2790109
21 september 2007
Antwoorden van minister Rouvoet, mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op de vragen van het Kamerlid Langkamp (SP) over wachttijd voor orthopedagogische behandelcentra (2060722280). Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht (1) dat de wachttijd voor een plek bij een orthopedagogisch behandelcentrum voor licht verstandelijk gehandicapte kinderen gemiddeld negen maanden is?
Antwoord 1
Er is mij op dit moment geen onderzoek bekend met gegevens waaruit zou blijken dat er landelijk sprake is van dergelijke lange wachttijden. Dat sluit niet uit dat zo’n situatie zich mogelijk voor kan doen bij een individuele instelling met al dan niet tijdelijk meer vraag dan beschikbare capaciteit, zoals opgemerkt in het artikel op de website (1).
Een wachttijd van 9 maanden vind ik te lang. De zorgleverantie moet binnen de zogeheten Treeknormen gebeuren. Dat is in dit geval binnen 13 weken.
Vraag 2
Waardoor wordt de groeiende wachtlijst voor orthopedagogische behandelcentra veroorzaakt?
Antwoord 2
Uit verschillende bronnen is inmiddels duidelijk geworden dat er sprake is van een toenemende vraag naar jeugdzorg, waaronder ook de vraag naar behandeling en/of plaatsing in een orthopedagogisch centrum. Ondanks een frequente inzet van extra-middelen in de diverse jeugdzorgsectoren blijkt de vraag vooral het afgelopen jaar meer toegenomen dan voorzien. Er is op dit moment geen duidelijk beeld waardoor die toename precies veroorzaakt wordt en hoe cliëntenstromen verlopen. Om meer zicht te krijgen op de oorzaken van de toename van de vraag naar jeugdzorg is specifiek onderzoek nodig. Ik heb de Kamer in mijn brief over de stand wachtlijsten in de jeugdzorg en AMK van 20 juni jl. al toegezegd dergelijk onderzoek uit te zullen laten voeren. In mijn brief van 5 september heb ik aangegeven te bezien in hoeverre gebruik gemaakt kan worden van eerder onderzoek. Op verzoek van het vorige kabinet heeft TNO onderzoek gedaan naar het toenemende gebruik van jeugdzorg en andere geïndiceerde voorzieningen voor jongeren. Ik heb het SCP gevraagd of een nadere toetsing op het jeugddomein zinvol is. Verder heb ik u in deze brief gemeld dat het de bedoeling is dit TNO-onderzoek u binnen afzienbare termijn toe te sturen in het kader van het kabinetsstandpunt over het SER-advies over de Wajong.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de lange wachttijd negatieve gevolgen heeft voor zowel de gezinnen, die hun grip op het kind steeds meer verliezen, als voor de licht verstandelijk gehandicapte kinderen die steeds verder ontsporen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 3
Lange wachttijden als zodanig kunnen inderdaad negatieve gevolgen hebben voor zowel het kind als het gezin. Om te voorkomen dat de situatie verslechtert of mogelijk zelfs onhanteerbaar wordt, wordt volgens de zorgkantoren in vrijwel alle gevallen overbruggingszorg geregeld.
Vraag 4
Vindt u de gemiddelde wachttijd van negen maanden acceptabel? Zo neen, welke maatregelen gaat u nemen om de wachttijd voor orthopedagogische behandelcentra te verkorten?
Antwoord 4
Een wachttijd van negen maanden acht ik niet acceptabel en is ook niet conform de zogenaamde Treek-normen, die uitgaan van 13 weken. Zoals ik echter in het antwoord op vraag 1 heb aangegeven heb ik geen aanwijzingen dat het hier om een landelijk gemiddelde zou gaan.
Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het zorgkantoor om in overleg met de regionale partijen de wachtlijst op te lossen. Voor zover deze wachtlijst een gevolg is van onvoldoende capaciteit in de regio kunnen zorgaanbieders een toelating om extra bouw als bedoeld in de WTZi aanvragen. Overigens vind ik het te makkelijk om de oplossing uitsluitend te zoeken in meer capaciteit. Het is belangrijker beter zicht te krijgen op de oorzaken van de groei van vraag naar jeugdzorg in den brede, waar de vraag voor de orthopedagogische centra een exponent van is. De uitkomsten van het onderzoek daarnaar geven hopelijk een duidelijke leidraad voor een gerichte aanpak en het soort oplossingen dat nodig is.
Vraag 5
Hoe gaat u bevorderen dat kinderen met een licht verstandelijke handicap sneller worden overgeplaatst van een orthopedagogisch behandelcentrum naar een plek voor begeleid zelfstandig wonen?
Antwoord 5
Het regelen van overplaatsing van een orthopedagogische centrum naar een plek voor begeleid zelfstandig wonen (wanneer dat verantwoord kan plaatsvinden) is een kwestie van afstemming tussen regionale partijen (de betreffende zorgaanbieders en het zorgkantoor). Het is niet altijd te vermijden dat bij overgangen van de ene naar een andere voorziening enige frictie-wachttijd ontstaat, omdat de wens tot de doorstroming niet altijd gelijke tred houdt met de mogelijkheden.
1) www.zorgwelzijn.nl, 30 juli 2007