Conferentie VenW internationaal minister

Alleen de uitgesproken tekst geldt.

Dames en heren,

Hartelijk welkom op deze conferentie. Fijn u allemaal te mogen begroeten, vooral omdat sommigen van u er een lange reis vanaf hun buitenlandse post voor hebben moeten maken. Dat hebt u beslist niet voor niets gedaan, want als ik het programma van vandaag bekijk, ben ik ervan overtuigd dat u een interessante bijeenkomst te wachten staat. Die biedt u de gelegenheid om met elkaar van gedachten te wisselen over zaken die ons allemaal aangaan.

Het thema van deze dag is de klimaatverandering. Dat het klimaat verandert, is geen voorspelling meer, het is inmiddels een keihard feit. Nu al zien we de gevolgen. In Afrika mislukt de oogst door hitte en droogte. In Bangladesh verzilten de waterputten aan de kust. Indonesië kampt met overstromingen. Maar ook in Europa zijn de tekenen onmiskenbaar: gletsjers trekken zich terug, groeiseizoenen worden langer en in de Noordzee worden vissen gevangen die vroeger niet in zulk koud water voorkwamen. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Lucas Reijnders zal straks ongetwijfeld een indringend beeld van dit soort veranderingen voorschotelen.

Klimaatverandering is een wereldwijd probleem. Als we het willen oplossen, moeten we het dus wereldwijd aanpakken. Mondiaal moet de uitstoot van gassen die het broeikaseffect versterken zo snel mogelijk omlaag. Als we niets doen, zal de gemiddelde temperatuur op aarde in 2100 met 1,8 tot 4 graden zijn gestegen. Ik hoef u niet te vertellen dat de gevolgen enorm zullen zijn. En niet alleen voor Nederland. De armste landen zullen het hardst worden getroffen. Zo ver mogen wij het niet laten komen.

Het staat nauwelijks nog ter discussie dat klimaatverandering vooral wordt veroorzaakt door menselijk handelen. Dat heeft één voordeel: wij kunnen er ook iets aan dóen. En als het aan Nederland ligt, zúllen we er iets aan doen. De maatregelen die wij in de komende tien tot twintig jaar nemen, zullen bepalend zijn voor de rest van deze eeuw. Het kabinet wil daarvoor tot het uiterste gaan. Het energieverbruik moet met 2 procent per jaar omlaag en in 2020 moet 20 procent van onze energie duurzaam zijn. Verder wil dit kabinet dat de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met 30 procent zal zijn afgenomen ten opzichte van 1990.

Wat dat betreft kunnen we veel winst halen uit de sector verkeer en vervoer, want die is verantwoordelijk voor ongeveer 20 procent van de uitstoot van broeikasgassen. Maar als Nederland als enige maatregelen neemt om iets aan die uitstoot te doen, zal dat weinig effect hebben. Bovendien zal dat binnen de interne Europese markt op juridische bezwaren stuiten. Dat hebben we gemerkt toen we de roetfilter verplicht wilden stellen. Daarom moet in elk geval op Europees niveau worden samengewerkt aan bronbeleid en normering. De Europese Commissie komt binnenkort met voorstellen om een grens te stellen aan de uitstoot van de hoeveelheid kooldioxide door auto’s.

Het ziet er naar uit dat de voorstellen van de Europese Commissie aardig in de richting komen van wat het kabinet voor ogen heeft. Maar van ons mag het nog wel een tikje ambitieuzer. Want als we de klimaatverandering in de hand willen houden, zullen we er met z’n allen keihard aan moeten trekken. Harder dan is afgesproken in het VN-klimaatverdrag van Rio de Janeiro uit 1992 en het Kyoto-protocol uit 1997, hoewel die natuurlijk een prima basis vormen om samen de handen uit de mouwen te steken.

Nederland wil de mobiliteit verduurzamen door Europees beleid te combineren met nationale maatregelen. Dat maakt ons wel afhankelijk van wat er in Europees verband kan worden afgesproken, zoals in het geval van een systeem voor de handel in kooldioxide-emissies voor de luchtvaart en eventuele andere vervoersmodaliteiten. Dus zullen we in Brussel flink moeten onderhandelen. Dat de Europese Raad in maart van dit jaar zelf ook unilaterale doelstellingen heeft geformuleerd, komt ons alvast goed uit. In 2020 moet Nederland een van de duurzaamste en meeste efficiënte energievoorzieningen in Europa hebben. Dat is weliswaar ambitieus, maar het is haalbaar.

Toch, ik zei het al, overschrijdt de aanpak van het probleem alle grenzen, dus niet alleen die van Nederland, maar ook die van Europa. In december zal op Bali tijdens de jaarlijkse klimaatconferentie een onderhandelingsproces beginnen dat uiteindelijk wereldwijd moet leiden tot het zogeheten post-Kyoto-regime, dat na 2012 in werking moet treden. Nederland vindt dat de internationale lucht- en zeescheepvaart ook onder dat regime zullen moeten vallen, zodat die sectoren hun bijdrage leveren aan de reductie van de kooldioxide-uitstoot. Veel maatregelen zullen de komende jaren genomen moeten worden in het verband van de internationale organisaties voor de lucht- en scheepvaart, de ICAO en de IMO. Maar lukt dat om wat voor reden dan ook niet, dan moeten we niet bang zijn om op EU-niveau actie te ondernemen. Dat zal wel moeten, als wij ons doel willen bereiken.

Nu is Nederland binnen de IMO co-voorzitter van de groep die mogelijke reductiemaatregelen voor de zeescheepvaart in kaart moet brengen, samen met Australië. Hier ligt dus een belangrijke uitdaging voor ons. Dat het gemakkelijk zal worden, bleek de afgelopen week. Toen werd in Washington duidelijk dat de Verenigde Staten zich nog steeds lijken te willen onttrekken aan verplichte doelstellingen om emissies terug te dringen en vond in Montreal een frontale botsing plaats tussen de Europese Unie en de overige lidstaten van de ICAO over de invoering van een emissiehandelssysteem voor de luchtvaart. Gelukkig stond er goed nieuws uit New York tegenover. Daar riepen tachtig regeringsleiders op een succes te maken van de klimaatconferentie op Bali.

Nu zijn sommige mensen bang dat onze ambities de economische groei in gevaar zullen brengen. Ik kan me die angst wel voorstellen, maar ga er niet in mee. Ten eerste blijkt uit betrouwbaar onderzoek dat de klimaatverandering leidt tot een waardeverlies van het wereldwijde bruto binnenlands product, de optelsom van wat alle landen ter wereld aan producten en diensten voortbrengen. Dat verlies bedraagt zo’n 5 procent per jaar, maar kan de komende decennia oplopen tot maar liefst 20 procent. Niet ingrijpen is dus waarschijnlijk minstens zo slecht voor de economie als wel ingrijpen.

Ten tweede betekent ingrijpen niet per definitie dat we burgers en bedrijven allerlei beperkingen opleggen. We moeten vooral óók inzetten op innovatie. En innovatie leidt tot een nieuw economisch elan. Het bewijs vinden we hier in Nederland. Er staan talloze ondernemers op die nieuwe, klimaatvriendelijke vondsten op de markt brengen. Daarmee leveren ze niet alleen een bijdrage aan de oplossing van het klimaatprobleem, ze scheppen ook werkgelegenheid. Ik wijs in dit verband op ons eigen project ‘De Auto van de Toekomst.

Dames en heren,

Het klimaat verandert, maar er is geen reden tot doemdenken. Maatregelen om de klimaatverandering in de hand te houden zijn niet alleen haalbaar, ze zijn ook betaalbaar. Maar er is wel durf en daadkracht in samenleving en politiek voor nodig. Gelukkig zijn die eigenschappen bij ons ruim voorhanden. Ik ben er dan ook van overtuigd dat Nederland een voortrekkersrol kan blijven vervulllen. Een dag als vandaag zal daar zeker toe bijdragen. Het kabinet en de kamer zijn verantwoordelijk voor de verdere vormgeving van het beleid, aan ú de belangrijke en uitdagende taak om creatieve en kosteneffectieve oplossingen te bedenken voor de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen. Ik wens u daarbij veel succes.

Dank u wel.