Andere accenten in palliatieve zorg

Staatssecretaris Bussemaker wil op het gebied van de palliatieve zorg op een aantal onderdelen andere accenten leggen. Curatieve zorg en pallatieve zorg zouden meer gelijktijdig moeten worden verleend en geleidelijker in elkaar moeten overlopen. Ook wil zij zich inzetten voor het versterken van de palliatieve zorg in de eerste lijn. Dat zei ze in het kader van de Internationale dag van de palliatieve zorg. De volledige tekst van haar toespraak staat hieronder.

Dames en heren,
Morgen vindt voor de derde keer de Internationale Dag voor de Palliatieve Zorg plaats. Over de hele wereld zullen duizenden mensen allerlei evenementen organiseren, variërend van sponsorlopen tot conferenties en van het voorlezen van gedichten tot het houden van tentoonstellingen. Op die manier vragen zij aandacht voor het bestaan ván en het vergroten zij tegelijkertijd de kennis óver palliatieve zorg.

En dat is belangrijk. Want ook als het om palliatieve zorg gaat is het ongelijk verdeeld in de wereld. Er zijn inmiddels wereldwijd ongeveer achtduizend hospices, verspreid over 110 landen. Al zegt het aantal voorzieningen natuurlijk niet álles over de kwaliteit van de palliatieve zorg. In veel van die landen, waaronder Nederland, is palliatieve zorg een onderdeel van de reguliere zorgverlening. En wordt dus vooral geleverd aan huis, in ziekenhuizen en in verpleeg- en verzorgingshuizen.

Maar in met name Afrika, waar de sterftecijfers ruwweg twee keer zo hoog liggen als in de westerse wereld, krijgt slechts 1,5 procent van de mensen die daarvoor in aanmerking komt palliatieve zorg, tegenover 55 procent in Noord-Amerika. Van Nederland is dat percentage voor zover ik weet niet bekend, maar ik vermoed dat het toch minstens op het niveau van Amerika ligt. Hoe dan ook: er is bijna nog letterlijk een wereld te winnen als het gaat om de beschikbaarheid, de bekendheid en de bereikbaarheid van de palliatieve zorg.

Wat dat betreft mogen we in Nederland niet mopperen. Stond palliatieve zorg een jaar of tien geleden nog in de kinderschoenen, inmiddels is het een volwassen en volwaardig onderdeel van het totale zorgpakket. Mede dankzij mijn voorgangers – onder wie ook mevrouw Borst, die hier vanavond is – ligt er nu een stevig fundament onder de palliatieve zorgverlening in ons land. Zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht.

Naast het reguliere aanbod aan palliatieve zorg telt Nederland inmiddels zo’n 230 voorzieningen voor palliatieve zorg. Daar kunnen mensen, als dat thuis om welke reden dan ook niet gaat, zo thuis mogelijk sterven. De diversiteit van het aanbod van deze voorzieningen neemt nog steeds toe. Zo heb ik eerder dit jaar het Joods Hospice Immanuel geopend. Daar worden alle joodse rituelen en gebruiken rondom het sterven nageleefd. Ik juich dat soort ontwikkelingen toe. Want als daar lokaal behoefte aan bestaat, dan is er niks op tegen dat zo’n voorziening er ook komt.

Aan die brede spreiding en diversiteit van het aanbod hebben diverse organisaties een belangrijk aandeel geleverd. Dezelfde organisaties die deze manifestatie hebben georganiseerd en morgen hun steentje bijdragen aan de Nederlandse versie van de Internationale Dag van de Palliatieve Zorg.

Hoewel u ze waarschijnlijk wel kent, wil ik ze toch even noemen: het Netwerk Palliatieve Zorg voor Terminale Patiënten Nederland, KWF Kankerbestrijding, de Vrijwilligers Palliatieve Terminale Zorg Nederland, de Vereniging van Integrale Kankercentra en Agora, het ondersteuningspunt voor palliatieve terminale zorg. Ik wil hen bedanken voor alle inspanningen die ze hebben geleverd en nog steeds leveren en complimenteren met wat zij hebben bereikt.

Dames en heren,
Het is u waarschijnlijk niet ontgaan dat ook dit kabinet veel waarde hecht aan de palliatieve zorg. Al in het coalitieakkoord werd aangekondigd dat het kabinet zal investeren in de verbetering en versterking van de palliatieve zorg. En in de VWS-begroting die op Prinsjesdag werd gepresenteerd heeft u kunnen lezen dat het niet bij mooie woorden blijft. Vanaf volgend jaar komt er jaarlijks tien miljoen euro extra beschikbaar. Dat geld is onder meer bedoeld als tegemoetkoming in de huisvestingskosten van de hospices en voor de subsidieregeling coördinatie palliatieve en palliatief-terminale zorg.

Verder zal ik een flink deel van die tien miljoen euro gebruiken om de palliatieve zorg aan te passen aan de eisen van deze tijd. Tijdens mijn bezoeken aan verschillende instellingen voor palliatieve zorg kreeg ik van diverse kanten het signaal: de pioniersfase is voorbij, het wordt tijd voor een volgende stap. Ik heb dat signaal goed in mijn oren geknoopt en ik zal u ook vertellen wat ik ermee ga doen.

Laat ik voorop stellen dat ik niet van plan ben het bestaande beleid op het terrein van de palliatieve zorg op een geheel andere leest te schoeien. Ik vind, net als mijn voorgangers, dat bij palliatieve zorg de kwaliteit van het resterende leven centraal moet staan, zodat mensen op een waardige manier kunnen sterven. Daarom moeten zij in hun laatste levensfase goed worden verzorgd en met respect worden begeleid. Daarbij is én blijft een belangrijke rol weggelegd voor zowel professionele zorgverleners als vrijwilligers. Deze uitgangspunten hebben hun dienst bewezen en zijn in feite nog steeds actueel. Die gelden wat mij betreft dus ook voor deze kabinetsperiode.

Maar ik wil wel op een aantal onderdelen andere accenten leggen. Waar ik mij vooral sterk voor wil maken is een nieuw zorgmodel. Een nieuwe denkrichting in feite, waarbij curatieve zorg en pallatieve zorg meer gelijktijdig worden verleend en geleidelijker in elkaar gaan overlopen. Nu is het nog zo dat er een vrij abrupte overgang is tussen de op genezing gerichte zorg en de palliatieve zorg. Vaak pas op het moment dat patiënten al in de palliatief-terminale fase verkeren, zeg maar de laatste drie maanden voor het sterven.

Waar ik naar toe wil is dat de palliatieve fase eerder wordt gemarkeerd in het hele zorgproces. Dat betekent dat hulpverleners en zorgvoorzieningen, eerder dan nu het geval is, inspelen op mogelijke problemen bij palliatieve patiënten. Bijvoorbeeld door ze in een vroegtijdig stadium op te sporen en ze, desgewenst, een vorm van palliatieve zorg aan te bieden.

Daarvoor is het natuurlijk wel noodzakelijk dat er een goede samenwerking is tussen de eerstelijns- en de tweedelijnszorg. Want alleen dan komt die eerder genoemde geleidelijke overgang van curatieve naar palliatieve zorg echt goed van de grond. Artsen en verpleegkundigen spelen daarbij een cruciale rol. Zij weten het beste welke patiënten op afzienbare termijn waarschijnlijk niet meer te genezen zijn en mogelijk in aanmerking komen voor palliatieve zorg. De palliatieve hulpverleners kunnen dan tijdig beginnen met, bijvoorbeeld, pijn- en symptoombestrijding. Vroegtijdig identificeren van palliatieve patiënten in de eerste- en tweedelijnszorg is dus erg belangrijk.

Daarmee kom ik op mijn tweede accent. In ons land is het zó geregeld dat ongeneeslijk zieke mensen die thuis willen sterven, dat normaal gesproken ook kunnen. Dat moet vooral zo blijven. En als thuis niet mogelijk is, dan zo ‘thuis mogelijk’, bijvoorbeeld in een hospice of bijna-thuishuis. Ik wil mij daarom inzetten voor het versterken van de palliatieve zorg in de eerste lijn. Dus op het niveau van de wijk of buurt, letterlijk dicht bij de mensen.

De zorg rondom de patiënt zal dan goed moeten zijn georganiseerd. Dat betekent dat huisartsen, specialisten, paramedici, verpleegkundigen en vrijwilligers moeten samenwerken en de zorg die zij leveren goed op elkaar moeten afstemmen. Netwerkzorg in optima forma dus.

Nu is dat natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. Dat geldt voor beide accenten die ik net noemde. Ik heb daarom een aantal organisaties op het terrein van de palliatieve zorg gevraagd inbreng te leveren voor een Plan van Aanpak. In dat plan zal ik mijn ideeën op het terrein van palliatieve zorg ontvouwen. Mijn bedoeling is om het Plan van Aanpak later dit jaar aan de Tweede Kamer voor te leggen. Ik zal trouwens een deel van de eerder genoemde tien miljoen euro gebruiken om het Plan van Aanpak in praktijk te brengen.

Ik zal in dat plan sowieso aandacht besteden aan de positie van vrijwilligers in de palliatieve zorg. Tijdens mijn werkbezoeken aan diverse instellingen is mij opgevallen dat zij een bijzondere plaats innemen in de palliatieve zorg. Ik ben zeer onder de indruk geraakt van wat deze vrijwilligers doen. In feite staan zij dag en nacht klaar voor hun patiënten, vervullen kleine wensen, luisteren naar hun verhalen. De inzet van vrijwilligers in de gezondheidszorg en zéker in de palliatieve zorg verdient dan ook grote waardering.

Dames en heren,
Ik rond af. Ik heb u verteld wat ik de komende jaren wil gaan doen als het gaat om de palliatieve zorg. Ik denk dat we daarmee de kwaliteit van de palliatieve zorg nog verder kunnen verhogen. Maar ik kan dat natuurlijk niet alleen. Sterker: ik kan zorgen voor de goede randvoorwaarden. Maar het echte werk, dat doet u. U heeft de palliatieve zorg gemaakt tot wat die nu is: een volwassen en volwaardig onderdeel van onze zorgsector. Nogmaals: daar ben ik u zeer erkentelijk voor. Ik wil dan ook graag samen met u de palliatieve zorg deze kabinetsperiode nóg een beetje beter maken.

Ik dank u voor uw aandacht en ik wens u voor morgen een succesvolle, aangename in interessante Internationale Dag van de Palliatieve Zorg toe.