Democratie vergt versterking democratische gezindheid

Dat we in Nederland in een democratie leven, lijkt vanzelfsprekend. Maar dat is niet zo. De samenleving is ingewikkelder geworden, door de toegenomen etnische diversiteit, individualisering en pluriformiteit. De samenleving is ook gespannener en ontvlambaarder geworden. Dat niet iedereen hetzelfde over democratie denkt, is niet erg. Wel is het van belang dat zoveel mogelijk burgers die ‘veelvormige’ democratie welgezind zijn. Dat vraagt om nieuwe investeringen in democratische gezindheid van burgers. Dit stelt de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) aan het begin van de Week van de Democratie in zijn nieuwste advies: 'Vormen van democratie; Een advies over democratische gezindheid', dat minister Ter Horst vandaag in ontvangst nam.

De Raad constateert dat democratie onderhoud behoeft. Zij moet worden ontdekt, geoefend en ontwikkeld. Nu gebeurt dat onvoldoende, waardoor burgers cynisch, vijandig of onverschillig ten opzichte van de democratie komen te staan of in een patroon belanden waarin alleen hun eigen leven nog belangrijk is. Zoals de milieuproblematiek verder zal verslechteren zonder duurzame verandering van ons gedrag, zo loopt de democratie gevaar als we er niet structureel in investeren. Een tiende deel van de Nederlandse bevolking heeft volgens de cijfers maar weinig op met de democratie.

Uit onderzoek in opdracht van de RMO blijken daaraan verschillende motieven ten grondslag te liggen. Sommige burgers zijn dagelijks bezig met overleven en hebben naar eigen zeggen de tijd niet om zich maatschappelijk betrokken te tonen of zich met de democratie in te laten. Anderen geven aan het democratische gedachtegoed niet van huis uit te hebben mee gekregen. Weer anderen blijken slechts sporadisch in situaties terecht te komen waar zij het aantrekkelijke en de waarde van democratie kunnen ervaren. Een laatste beweegreden is te vinden bij hoger opgeleide respondenten. Zij vinden de democratie maar lastig en stroperig voor het bereiken van hun persoonlijke idealen.

De overheid is beperkt in haar concrete interventies om democratische gezindheid te bevorderen. Democratie gaat over vrijheid en variatie; kan niet van boven af worden opgelegd. De mogelijkheden van de overheid liggen vooral in voorwaardenscheppend beleid. Als eerste beveelt de RMO aan om nieuwe settings te creëren (of bestaande beter te benutten) waarin burgers, en dan vooral kinderen, al in een vroeg stadium de gelegenheid krijgen in aanraking te komen met een aantal basisprincipes van de democratie. Te denken valt aan kinderopvang, primair en voortgezet onderwijs, maar ook aan scouting, sportclubs of overige verenigingen. Naast de huidige focus op het individuele kind en het ontplooien van zijn capaciteiten, verdient ook de ontplooiing tot democratisch burger meer aandacht.

Maar democratische gezindheid moeten burgers niet alleen leren, ze moeten ook de kans krijgen om haar te praktiseren. Daarom beveelt de RMO als tweede aan te investeren in ‘maatschappelijke contexten’: in de totstandkoming van gelegenheden waar burgers democratische gezindheid tot uitdrukking kunnen brengen en kunnen oefenen – op de school van de kinderen, in de buurt of op het werk. Overheden en het maatschappelijk middenveld hebben daar beide een duidelijke taak: ze kunnen nieuwe vormen van overleg, deliberatie en onderhandeling aandragen die burgers aansporen om problemen en conflicten in hun eigen leefomgeving in gezamenlijkheid op te lossen.