Toespraak in ontvangstnemen onderzoek Sociaal en Cultureel Planbureau

Toespraak van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mw. G. Verburg, in ontvangstnemen onderzoek Sociaal en Cultureel Planbureau, 8 oktober 2007.

Paul Schnabel, dames en heren van het Sociaal en Cultureel Planbureau, dank u voor dit rapport.
Ik heb er met enige spanning op zitten wachten, want in dit rapport komen de verschillende groepen plattelandsbewoners zelf aan het woord. Dat vind ik een waardevolle aanvulling op de cijfers en feiten die eerder in het rapport 'Thuis op het Platteland' werden gepresenteerd. Met name het 'vliegwiel-effect' dat van dit rapport uit kan gaan spreekt mij aan.

Helaas heb ik het rapport nog niet van A tot Z kunnen lezen, maar ik heb er hier en daar al wel wat uit opgepikt. En het helpt natuurlijk dat ik - als boerendochter - toch een ervaringsdeskundige ben.

Wat is me opgevallen in dit rapport? Allereerst (en bovenal) dat de mensen op het platteland behoorlijk tevreden zijn met hun situatie. Ze waarderen in het bijzonder de natuur, het landschap, de ruimte en de rust van hun omgeving. Vooral de nieuwe bewoners lijken deze kwaliteiten van het platteland in het bijzonder te waarderen.

Het is natuurlijk geen wereldschokkend onderzoeksresultaat. Het sluit aan bij wat al is opgemerkt in een aantal onderzoeken. Denk aan ' De Sociale Staat van Nederland'. Denk aan het rapport 'Thuis op het Platteland' waaruit bijvoorbeeld blijkt dat maar liefst 93% van de plattelanders tevreden is met hun huis, tegen 85% van de stedelingen.

Wat me wel wat verbaasde, is dat dat ook voor de jongeren geldt. Uit uw rapport blijkt overduidelijk dat de jeugd het leven op het platteland als positief en prettig ervaart. Dat is een nieuw gegeven. Zij zien juist perspectieven en uit het onderzoek blijkt zelfs dat ze geen problemen zien bij het vinden van woningen, terwijl hun omgeving dat wel als een probleem ziet. Wat blijft er dan overeind van het beeld dat er voor jongeren op het platteland bijna niets te beleven valt? Dat beeld moeten we dan maar eens gaan bijstellen.

Uit het rapport komt duidelijk naar voren dat hoewel jongeren over het algemeen positief zijn, ze toch ook hun problemen hebben. Moeite met het vinden van een huis. Angst voor allochtonen. Problemen met alcohol.

Het zijn zaken die we niet op hun beloop kunnen laten. In mijn ontmoetingen met plattelandsjongeren komen deze problemen ook steeds weer boven tafel. Ik wil dan ook - samen met mijn collega's Rouvoet en Vogelaar - snel op zoek naar oplossingen. Want niet alleen heeft de jeugd de toekomst, maar ook de toekomst van het platteland ligt bij de jeugd. En daar moeten wij in gezamenlijkheid aan werken.

Wat ik verder lees in uw rapport, mijnheer Schnabel, is dat ondernemers minder tevreden zijn met de situatie op het platteland. En dat verwondert me eerlijk gezegd. Zeker gelet op het SER-advies 'Kansen voor het platteland'. De SER concludeert dat er plenty kansen liggen voor ondernemers op het platteland.

En die kansen gaan de komende tijd alleen maar groeien. Zo ben ik - in het kader van de Taskforce Multifunctionele landbouw- hard bezig om onnodige belemmeringen, specifiek voor agrarische ondernemers, te inventariseren en weg te nemen.

En er zit nog meer in het vat, want ik maak me sterk voor een economisch vitaal platteland. Alleen, en dat moeten ondernemers goed beseffen, we willen en kunnen het platteland niet volbouwen met bedrijventerreinen en snelwegen. We mogen de boterbloem en paarse klaver niet vervangen door baksteen en beton. Ondernemen op het platteland is belangrijk. Er zijn kansen die benut moeten en kunnen worden, maar wél met respect! Voorwaarde is dat de ondernemers mede-verantwoordelijkheid nemen voor en meefinancieren aan de omgevingskwaliteit van het gebied en het aantrekkelijk houden van het platteland.

Verder, en dat vind ik toch ook wel een punt van zorg, zien plattelandsbewoners met lede ogen aan dat steeds meer voorzieningen verdwijnen uit met name de kleine kernen. De basisschool, het postkantoor, banken, zorgvoorzieningen, bibliotheken en uitgaansgelegenheden, het aanbod wordt steeds minder.

Dit kan - en moet - wat mij betreft anders. Ik ben zeer geïnteresseerd in initiatieven uit de regio zelf om nuts- en sociale voorzieningen op creatieve en wellicht mobiele wijze beschikbaar te houden of te vernieuwen. Overheden en bewoners hebben hier een gezamenlijke opdracht om de leefbaarheid te optimaliseren.

Maar daarbij wil ik het niet laten. De Tweede Kamer heeft tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 10 miljoen euro extra vrijgemaakt voor de regio (2008). Wij willen, net als de Kamer, meer aandacht voor een ondernemend en vitaal platteland en komen binnenkort met concrete voorstellen zodat een substantieel deel van dit geld besteed kan worden aan voorzieningen in dorpen en kleine kernen en aan het vitaliseren van het platteland.

Verder volg ik met aandacht de aanpak van collega Vogelaar als het gaat om de krachtwijken en prachtwijken in de stad. Al jarenlang is er veel aandacht voor het grote stedenbeleid. Maar kracht- en prachtwijken kunnen niet zonder een vitaal platteland. We moeten in beiden investeren.

Omgekeerd zijn er ook lessen die de stad van het platteland kan leren. Een vitaal platteland is vooral het product van de zelfredzaamheid van de plattelandsbewoners. Zij zorgen er zelf voor dat hun leefgemeenschap een vitale kern wordt en blijft. Door te investeren in een sterk verenigingsleven. En door samen problemen aan te pakken en op te lossen.

Tenslotte. Ik eindig met een thema dat bij de plattelandsbewoners - gek genoeg - geen zorg is. Wat me opvalt in het rapport is dat de angst voor de vergrijzing niet of nauwelijks wordt genoemd. En dat - ik zei het al - verbaast mij. Immers, vergrijzing leidt tot een meer kwetsbare, meer afhankelijke en minder zelfredzame bevolking. Zeker als die vergrijzing gepaard gaat met het wegtrekken van jongeren naar de stad. Toch maken de plattelanders zich niet druk. Blijkbaar is er geen angst en is de uitdaging en het vertrouwen groot. Dat is sociale samenhang.

Mijnheer Schnabel, dames en heren van het Sociaal en Cultureel Planbureau, nogmaals dank voor dit onderzoek. Verder vind ik dit rapport van belang voor onze hele samenleving. Immers, sterke steden kunnen niet zonder een sterk en vitaal platteland. Eenzijdigheid leidt tot maatschappelijke scheefgroei. En dit Kabinet wil juist balans en dus dit soort binding en verbinding!