Tien procent leerlingen basisschool krijgt te laag advies

Vooral kinderen van laagopgeleide ouders krijgen soms een lager advies voor het voortgezet onderwijs dan ze aan kunnen. Met extra aandacht voor taal en rekenen kunnen de prestaties worden verhoogd.

Eerder dit jaar was er discussie over de vraag of allochtone leerlingen vaker een lager advies voor het voortgezet onderwijs kregen dan autochtone leerlingen. Daarvan blijkt na onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs geen sprake. Het advies dat aan de leerlingen wordt gegeven is gebaseerd op de prestaties van de kinderen op dat moment. Een rapport van de Onderwijsraad ziet wel dat kinderen soms onder hun eigen kunnen presteren, waardoor talent verloren gaat. Het gaat dan om ongeveer tien procent van de kinderen, meestal van lager opgeleide ouders. Staatssecretaris Dijksma laat in een brief aan de Tweede Kamer weten dit een urgent probleem te vinden.

Wanneer extra aandacht wordt besteed aan deze kinderen, vooral met taal en rekenen, kan het niveau worden verbeterd. Om dat bereiken komt er bijvoorbeeld een dekkend aanbod van voor- en vroegschoolse educatie, zullen scholen straks eerder extra geld krijgen voor leerlingen van laag opgeleide ouders, en komt er extra geld voor taalprogramma’s in de grote steden en regio’s als Oost-Groningen en Zuid-Limburg. Daarnaast kan het nuttig zijn sommige kinderen een jaartje extra tijd in het basisonderwijs te geven, niet massaal maar wel als het in het belang van het kind is. Tot slot gaat staatssecretaris Dijksma samen met de sector primair onderwijs bekijken hoe het laatste half jaar van groep acht, tussen de eindtoets en het einde van het jaar, beter benut kan worden om zoveel mogelijk talent te verzilveren.