Monitor vangt jeugd in cijfers

Wanneer bepaalde problemen veel voorkomen bij jongeren en kinderen, dan doen beleidsmakers daar iets aan. Maar daarvoor moeten zij wel weten hoe het met de jeugd gaat. Zijn jongeren te dik of juist te dun? Gaan ze genoeg naar school? En vinden zij eigenlijk werk als zij niet meer naar school gaan? Vanaf nu geeft de Jeugdmonitor op deze en nog veel meer vragen een antwoord.

Dames en heren,

Ieder kind heeft recht op een jeugd. Dat is nu een open deur, maar ooit werd er anders tegenaan gekeken. In de Europese middeleeuwen waren kinderen kleine volwassenen. Zij dronken bier, hadden weinig speelgoed en droegen dezelfde soort kleding als volwassenen. Nu hebben kinderen een eigen plaats in de samenleving en is er sinds kort zelfs speciale minister met een eigen programmaministerie voor Jeugd.

Toch valt er nog steeds veel te leren over hoe we kinderen een goede jeugd kunnen bieden. Daarom ben ik trots dat wij vandaag de Jeugdmonitor aan u presenteren. Dit instrument geeft ons inzicht in problemen van kinderen en jongeren. Ook maakt het ons duidelijk wat het resultaat is van ons beleid. Ik zal hier straks twee voorbeelden van geven.

Maar eerst wil ik u allen van harte welkom heten bij deze presentatie. Ik ben blij dat u bent gekomen om kennis te nemen van de Jeugdmonitor. Ik wil graag de leerlingen van het Variascollege (onderdeel van de Johan de Witt scholengroep) in het bijzonder welkom heten, zij zijn hier gekomen met meester Wladimir Gordon en rector Kars Veling.

Jongens en meisjes,

Jullie hebben op school uitleg gekregen over de Jeugdmonitor door degenen die deze databank hebben gemaakt. Ik vind het leuk dat jullie nu hier op bezoek zijn.

Jullie zijn net al rondgeleid door dit gebouw. Zoals jullie hebben gezien, werken hier overal mensen achter bureaus met computers, telefoons en stapels papier. Hier werken ruim tweeduizend ambtenaren, twee ministers en één staatssecretaris. Ik werk als minister voor Jeugd en Gezin samen met mijn ambtenaren aan een Nederland waarin kinderen en jongeren het zo goed mogelijk hebben. Wij maken wetten waarin allerlei dingen die voor jullie van belang zijn worden geregeld, we verdelen geld en we praten met organisaties die zich inzetten voor de jeugd.

Wanneer bepaalde problemen veel voorkomen bij jongeren en kinderen, dan doen wij daar iets aan. Maar daarvoor moeten we wel weten hoe het met de jeugd gaat. Zijn jongeren te dik of juist te dun? Gaan ze genoeg naar school? En vinden zij eigenlijk werk als zij niet meer naar school gaan? Vanaf nu geeft de Jeugdmonitor op deze en nog veel meer vragen een antwoord.

Wanneer wij weten wat problemen of verkeerde ontwikkelingen onder jongeren zijn, kunnen we hier iets aan doen. Vervolgens kunnen we de Jeugdmonitor weer gebruiken om te bepalen of beleid succesvol is geweest.

Ik zal hier nu een voorbeeld van geven. Er is de afgelopen jaren veel gedaan om ervoor te zorgen dat jongeren minder gaan roken. Sinds 2002 staan er waarschuwende teksten, zoals ‘roken is dodelijk’, op ieder pakje sigaretten. Vanaf dat jaar geldt ook een verbod op reclame voor sigaretten. Bovendien is het sinds 2003 verboden om aan jongeren onder de zestien jaar sigaretten te verkopen.

De bedoeling van deze maatregelen was dat jongeren – en ook volwassenen - minder gingen roken. Als we de Jeugdmonitor bekijken, blijkt dat dit in ieder geval voor de jongeren is gelukt. Het aantal rokende jongeren van 10 tot en met 19 jaar is afgenomen van 24 procent in 2003 naar 21 procent in 2006. Vorig jaar rookte dus nog ruim één op de vijf jongeren.

Maar de Jeugdmonitor is niet alleen bedoeld om op landelijk niveau te kijken hoeveel jongeren roken, vroegtijdig school verlaten of vrijwilligerswerk doen. Sommige gegevens zijn ook uit te splitsen naar geslacht en etniciteit. Ook is het mogelijk om te kijken hoe jongeren uit verschillende provincies en gemeenten scoren op bepaalde kenmerken.

Wij gaan er de komende jaren voor zorgen dat er steeds meer gegevens op regionaal en lokaal niveau beschikbaar komen. Provincies en gemeenten kunnen de monitor dan steeds beter gebruiken bij het vaststellen van de koers van hun jeugdbeleid.

Zo zullen gemeenten in de Jeugdmonitor kunnen zien hoeveel van hun jongeren werkloos zijn. Zij kunnen deze gegevens vergelijken met die van andere gemeenten. Wanneer blijkt dat veel jongeren moeilijk aan het werk komen, kan een gemeente besluiten om extra maatregelen tegen jeugdwerkloosheid te nemen.

Zoals blijkt uit de voorbeelden, raken de gegevens uit de Jeugdmonitor een breed scala aan beleidsvelden. De monitor is dan ook een initiatief van verschillende ministeries samen, namelijk de ministeries van Volksgezondheid, Onderwijs, Justitie, Sociale Zaken en Jeugd en Gezin. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft de monitor in opdracht van deze ministeries ontwikkeld. Het is één van de projecten die zijn voortgekomen uit de operatie Jong.

Als minister voor Jeugd en Gezin ben ik een voorstander en aanjager van samenwerking tussen ministeries. Mijn ministerie is namelijk een programmaministerie. Dit betekent dat er op verschillende departementen ambtenaren voor mij werken. Wij doen dus veel met andere ministeries samen.

Omdat de mogelijkheden om de Jeugdmonitor op regionaal en lokaal niveau te gebruiken nu nog beperkt zijn, gaan wij het instrument de komende jaren verder ontwikkelen. Zo kunnen ook provinciale en gemeentelijke ambtenaren het resultaat van beleid toetsen en de knelpunten in het leven van hun jongeren bepalen.

Maar de Jeugdmonitor is niet alleen interessant voor beleidsmakers. Ook leraren, ouders en andere geïnteresseerden kunnen zich erdoor laten inspireren. En het is voor jongeren zelf ook interessant om de monitor te bekijken. Zij kunnen dan zelf zien hoeveel jongeren er bijvoorbeeld vrijwilligerswerk doen.

Ik roep u daarom allemaal op om de Jeugdmonitor te raadplegen en vooral om het verhaal te zoeken achter de cijfers. Zo kunnen wij allemaal bijdragen aan voortschrijdende inzichten. Met deze inzichten kunnen we kinderen en jongeren nog beter opvoeden tot verantwoordelijke volwassenen.

Want we denken dat wij nu veel beter dan in de middeleeuwen weten hoe we met kinderen moeten omgaan. Maar misschien leert de Jeugdmonitor ons dat er ook bij ons nog een wereld te winnen is.